Menu

Premium

Preekschets Lucas 2:1 – Kerst

Lucas 2:1

Kerstnacht

In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af dat alle inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven.

Schriftlezing: Lucas 2:1-20

Het eigene van de zondag

De diversiteit van de hoorders is in de kerstnachtdienst nog groter dan in de reguliere samenkomst van de gemeente. Getrouwe kerkgangers, incidentele bezoekers en belangstellenden zijn in deze dienst bijeen om de geboorte van Jezus te vieren. Een weerglans van de heilige bedoeling, dat de blijdschap om dit Kind ten deel wil vallen aan heel het volk.

Uitleg

In de nbv is het hebraïsme ‘en het geschiedde’ (egeneto) verdwenen, zowel in vers 1 als in vers 6 (‘terwijl’) en vers 15 (‘toen’). Vers 1 krijgt hierdoor geheel het karakter van een historische mededeling. Nu is het waar, dat juist de evangelist Lucas een duidelijke interesse voor het historisch gebeuren aan de dag legt. Maar dit gebeuren wordt door hem theologisch gewaardeerd. Het gaat hem om het beschrijven van het heilrijke handelen van God in en door Jezus, dat in de historie plaatsgrijpt én realisering van Gods plan is.

We kijken eerst naar het historisch kader. Het evangelie is geen sprookje of tijdloze ideologie, maar een boodschap die haar centrale inhoud vindt in een unieke, historische persoon: de jood Jezus. Betreffende Lucas’ vermelding van een edict tot inschrijving van het hele Romeinse rijk merken we op, dat er onder Augustus meerdere registraties in het Romeinse rijk hebben plaatsgevonden.

Vanaf het begin van zijn regering streefde Augustus ernaar om via verscheidene registraties in verschillende perioden en door vele lokale administratieve acties zijn hele rijksgebied in de greep te krijgen. Quirinius was als opperbevelhebber en als gouverneur reeds in de tijd vóór de geboorte van Christus en in de jaren erna werkzaam in het oostelijk deel van het Romeinse rijk. In het Oude Testament wordt op de verzoeking en het gevaar van de registratie gewezen (2 Sam. 24; 1 Kron. 21): het volk behoort aan God en alleen Hij mag een telling organiseren (Num. 1 en 26). Zou Lucas de messiaanse duiding van Psalm 87:6 gekend hebben, die de geboorte van de Messias tijdens een universele volkstelling verwacht (Bovon, 118)? Zo’n door de Romeinen opgelegde census riep onder de joden heftig verzet op (vgl. Hand. 5:37).

Het decreet maakt dat Jozef en Maria naar Betlehem moeten reizen. Dit gebeurt volgens de rechtsregel dat men zijn verklaring over grondbezit in die civitas (Grieks: polis) moet afleggen waarin dat is gelegen (Nielsen, 67). Het is geen ongevaarlijke reis, want vooral in Galilea saboteerde men de inschrijving liever. Zouden fanatieke verzetsgroepen Jozef het gehoor geven aan het decreet niet hoogst kwalijk nemen? Maar Jozef volgt niet de weg van de Zeloten. Ook de zwangere Maria moet mee; beiden komen immers uit het geslacht van David en moeten persoonlijk getuigenis afleggen van hun erfgoed. Zo ‘regelt’ de alles organiserende keizer echter onbewust, dat Jezus in de stad van David wordt geboren en dat de profetie van Micha in vervulling gaat. En hiermee komen we bij het tweede, theologische aspect van onze tekst: de realisering van Gods plan.

Lucas brengt deze andere kant van de zaak op een fijnzinnige manier onder woorden. Dat begint al met het ‘en het geschiedde’. Deze uitdrukking behoort tot het merg van de Hebreeuwse verteltrant en wordt door Lucas bijna veertig maal in zijn evangelie gebruikt. Mochten we aan het begin nog even denken, dat het Augustus is die geschiedenis maakt door de inschrijving te doen gebeuren, de volgende nieuwe met egeneto beginnende inzetten maken duidelijk, dat God aan het werk is: in de geboorte van het Kind (vs. 6) en in het besluit van de herders om naar Betlehem te gaan en te zien ‘dit woord, dat geschied is’ (to rèma touto to gegonos; ook een hebraïsme, vs. 15).

Maar er is nog meer. ‘En het geschiedde in die dagen.’ Welke dagen? Niet de dagen van Augustus, maar die waarover in hoofdstuk 1 is verteld, dat wil zeggen: de tijd waarin de vervulling van de eschatologische beloften plaatsvindt. In en dwars door de plannetjes van de machthebbers trekt God zijn eigen plan met Israël en de volken. Letten we op de zinsbouw van vers 1, dan treft ons dat de alles en iedereen aan zich onderwerpende Augustus niet eens het onderwerp van de zin is.

Er is nog een saillant detail. Anders dan in het boek Handelingen noemt Lucas de keizer niet bij zijn gebruikelijke titel in de Griekse taal (sebastos). Sebastos is een ‘titel die een religieuze en bijna heilige ondertoon heeft en misschien vertaald kan worden met Zijne eerbiedwaardige Goddelijke Majesteit (Hand. 25:21 en 25). Lucas neemt echter de Latijnse vertaling van deze Griekse titel – Augustus – en geeft deze weer in Griekse letters. Hij maakt gebruik van deze titel, maar dan wel als een eigennaam! Noch in Lucas’ tijd, noch een eeuw daarna was dit de gewoonte!’ (Faber van der Meulen, 134). En Augustus is nog wel de man, die de pax romana had gebracht: hij had een einde gemaakt aan de burgeroorlogen en rust gebracht aan de grenzen van het rijk. Zijn geboortedag werd geprezen als het begin van de vreugdeboodschappen en als de aanvang van een nieuw, gouden tijdperk. Op inscripties wordt hij als heiland (sootèr) geroemd (Nielsen, 65vv.; Faber van der Meulen, 132w.). Lucas richt de camera echter niet op Augustus en Rome, maar brengt Jozef, Maria en het in Betlehem geboren Kind in de kribbe in beeld. En via de hemelse vreugdebode laat hij het volle licht op het Kind vallen. De geboorte van de Heiland, Christus, de Heer in de stad van David – dfe betekent grote blijdschap voor heel het volk Israël (2:11) en dan ook voor de volken (Hand. 28:28). Zodoende tekent Lucas ons het contrast tussen twee redders. Een zogenaamde ‘heiland’, die als dictator regeert, vrede brengt via onderwerping en zich over de rug van mensen groot maakt. En de ware, door God geschonken Redder, die de armen zalig spreekt, de stakkers opheft uit het slijk, de gemarginaliseerden (de herders e.a.) in het centrum van zijn welbehagen zet en verloren mensen thuisbrengt.

Aanwijzingen voor de prediking

In de preek verwerken we de twee genoemde aspecten: het historisch kader en de realisering van Gods plan. Deze twee kruisen elkaar in het kerstgebeuren en vormen tevens een contrast. Het gehoor in de kerstnachtdienst zit niet te wachten op een uitgebreid exposé over Augustus en de census. Het gaat erom zóveel van deze informatie te benutten, dat het schilderij van de preek laat zien de concrete omstandigheden waaronder het kerstgebeuren plaatsvindt en hoe God in deze wereld geschiedenis maakt. ‘Het kerstevangelie geeft aan het christelijk geloof een diepgaande aardgezindheid, althans een radicale trouw aan de aarde en aan datgene wat op haar gebeurt’ (Van Ruler, 117). Dit citaat mag de prediker stimuleren het realisme van kerst uit de doeken te doen.

Wij leven in een andere tijd en in een andere context, maar ook ons leven is ingebed: sociaal-maatschappelijk, politiek, historisch en biografisch. Kerst speelt zich niet af in sprookjesland, maar in de vaak rauwe werkelijkheid van het alledaagse bestaan. Bij deze werkelijkheid bepalen ons de media, die ons het handelen van wereldleiders voorschotelen, maar tevens tonen hoe volken door hun beslissingen worden beheerst, hoe het leven van gewone mensen erdoor wordt beïnvloed en tevens hoe vele naamlozen door het machtsspel worden gemangeld.

De historie krijgt een gezicht als we inzoomen op het persoonlijke levensverhaal van mensen. Van een gewone timmerman, van een zwangere vrouw, van een wanhopig asiel zoekend gezin dat gevlucht is voor dictatuur en aanslagen door religieuze fanaten en dat door allerlei regels van hot naar her moet gaan. Hoe vinden we toegang tot de geschiedenis? ‘De meest intense verhouding tot geschiedenis is, denk ik, het herdenken, de inkeer. We gedenken en herdenken vanouds en voortdurend. Resteert er iets in onze hersenen of spoelt de geschiedenis er gewoon doorheen? Her-denken veronderstelt iets wat, zelf geen product van de geschiedenis, de geschiedenis draagt en onder kritiek stelt’ (Theo de Boer in Trouw 12 november 2005). Deze woorden mogen de prediker ertoe aanzetten de hoorders mee te nemen in het gedenken, dat een wezenlijk element van het feest is. Maar wat is dat ‘iets’?

Is dat de geboorte van een kind als zodanig? ‘Toen ik mijn kind kreeg waren er mensen die zeiden: “Nou, een kind op deze wereld zetten, jij durft, hoor!” Alsof je een kind krijgt om stoer te doen. Met dat ene kind dat jij een gelukkig thuis kan geven, wordt de harde werkelijkheid een heel klein beetje beter. En wie weet wat voor goede gevolgen dat over honderd jaar heeft’ (Maria van Daalen in Trouw 6 augustus 2005). In dit citaat vindt de prediker het ambivalente gevoel verwoord dat niet weinigen in onze tijd hebben: vrees voor de toekomst en verlangen naar een betere wereld. De hoorders herkennen de geboorte-ervaring. Kwetsbaar en hoopgevend is ze. De geschiedenis dragen en onder kritiek stellen kan ze echter niet. Daarvoor is een nieuwe scheppingsinzet nodig. Die gedenken we met kerst.

We moeten daarom dieper zien, want het contrast van kerst is groter. Met kerst herdenken en vieren we, dat God via het joodse meisje Maria het Kind op de wereld zet, in wie Hij een nieuwe tijd begint: dat van het genadejaar van de Heer. Hierin horen armen het goede nieuws en wie gebonden zijn hun bevrijding (Luc. 4:18vv.). Ten diepste is dat de bevrijding uit het donkerste imperium: dat van zonde en dood. Deze geestelijke redding is echter heel concreet, slaat op déze wereld, op de levensgeschiedenis van elk van ons en heeft sociaal-maatschappelijke en politieke consequenties.

Het kerstevangelie laat ons op een bijzondere manier achter het nieuws kijken. We zien dan, dat God in Jezus zijn reddingsplan trekt, dat de geschiedenis draagt en onder kritiek stelt. Er is zoiets als een heilige plot, die teruggaat op een goddelijk genadedecreet, eeuwen lang verborgen, maar geopenbaard ‘in die dagen’. En God wil, dat de goede gevolgen van deze geboorte Israël en de volken ten deel vallen, aan de minsten het allermeest.

Liturgische aanwijzingen

Als oudtestamentische schriftlezing zou Psalm 2 of Jesaja 44:24-28 kunnen dienen. Van de kerstliederen uit het LvdK wijzen we op Gezang 133, 146 en daarnaast op Gezang 402. Uit de bundel Tt nr. 128. We noemen ook het gedicht ‘En het geschiedde…’ van Co ’t Hart, opgenomen in de bundel Een schuilplaats in de tijd, Kampen 1980.

Geraadpleegde literatuur

J.T. Nielsen, Het evangelie naar Lucas I (pnt), Nijkerk 1979; F. Bovon, Das Evangelium nach Lukas (EKK 111/1), Zürich/Neukirchen-Vluyn 1989; H.E. Faber van der Meulen, Lucas’ verhalen rond de geboorte van Jezus, Kampen 1999; E.L. Smelik, Achterstallige Postille, Nijkerk 1972, 24-26; A.A. van Ruler, Blij zijn als kinderen. Een boek voor volwassenen, Kampen 1972, 117-121.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken