Menu

Premium

Preekschets Lucas 2:10 – Kerst

Lucas 2:10

Kerstnacht

De engel zei tegen hen: ‘Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk met grote vreugde zal vervullen.’

Schriftlezing: Lucas 2:1-20

Het eigene van de dag

Het centrale thema van de kerstnacht is natuurlijk de geboorte van Christus. Met de verwachting dit verhaal te horen, komen de hoorders ook in de kerk, maar wat horen zij? Het kerstverhaal is immers ook omgeven met een dikke laag romantiek. De uitdaging is om in de taal van vandaag de oude teksten weer als nieuw tot klinken te brengen en wel zo dat er met een grote groep mensen, trouwe en niet-trouwe kerkgangers daadwerkelijk iets gevierd kan worden. De redactie van Postille heeft in deze editie voor extra aandacht voor het thema ‘geloofservaring’ gekozen.

Voor de vieringen vanaf de kerstnacht tot Epifanie heb ik ervoor gekozen om de schriftlezingen te benaderen vanuit de methode van de lectio divina (zie daarvoor ook het artikel van Gideon van Dam in Postille 2004-2005). De methode van de lectio divina gaat ervan uit dat teksten uit de Bijbel je ook persoonlijk wat te zeggen hebben. Je leest de tekst dus niet om er informatie uit te halen of als entertainment, maar in de veronderstelling dat er iets tegen jou gezegd kan worden. Daarbij komt de geloofservaring volop aan de orde. Ik geef daarom in de volgende schetsen dus niet zozeer een exegetisch exposé (daarover is elders genoeg te vinden), maar meer het resultaat van het ‘kauwen’ op een aantal woorden en begrippen. Het is in de eerste plaats mijn kauwproces, maar ik hoop tevens dat dit kauwen ook voor anderen een hulpmiddel kan zijn om de teksten enerzijds en de leefwereld van de kerkgangers anderzijds op elkaar te betrekken.

Zo schreef Angelus Silesius eens: ‘Als Christus duizendmaal geboren zou zijn in de stal van Bethlehem, maar niet in ons hart dan was zijn geboorte waardeloos.’ De prediking zie ik dan ook als mystagogie, het inwijden van de hoorder in het mysterie van de Godsrelatie. Met andere woorden: een preek die ons bestaan doorzichtig maakt tot op het geheim van God.

De verschillende stappen in de methode van de lectio divina laten zich goed vergelijken met het eten van voedsel. De eerste stap is het in de mond brengen van het voedsel; dat is het uiterst nauwkeurig lezen (de lectio) van de tekst. Wat roept de tekst bij mij op? Wat lees ik? De tweede stap betreft het kauwen van het voedsel. Net zolang totdat de woorden sap afgeven, je iets gaan zeggen (dat is de meditatio). De derde fase is de oratio (het verkrijgen van de smaak na het kauwen, dat tegelijkertijd ook een verlangen oproept naar meer, het gebed). De vierde fase ten slotte is de contemplatio, het schouwen; dit is te vergelijken met de zoetheid die vrijkomt en verkwikt. De eerste drie fasen hebben gemeen dat er een groot stuk menselijke activiteit in zit. Bij de contemplatio is dat anders. De zoetheid wordt je gegeven, komt naar je toe.

Uitleg

Bij het nauwkeurig lezen van de perikoop (de lectio-fase) werd ik zelf het meest getroffen door de verzen 8 t/m 20, de aankondiging van het ‘goede nieuws’ aan de herders. Het eerste dat opvalt is dat het goede nieuws hun overkomt. In vers 8 wordt gesproken over het ‘wachthouden’. Het woord phylasso kan zowel intransitief (niet-slapen, waken) als transitief gebruikt worden (over iets of iemand waken). In beide gevallen is het een bewuste activiteit. Het is oren en ogen openhouden voor wat er in de omgeving gebeurt. In Lucas 11:28 wordt hetzelfde woord ook gebruikt voor het ‘houden van het woord van God’. Betrek je dit voor een mens op de geestelijke weg, dan zou je dus kunnen zeggen dat het gaat om een openstaan voor God in alle dingen. Het wachthouden is echter iets anders dan uitzien naar. In die zin komt de aankondiging van de engel dan ook geheel onverwacht, dat wil zeggen dat er niet naar is gezocht.

Dat het geheel in de nacht plaatsvindt zou ook een parallel kunnen zijn met de Paasnacht. Er wil iets geboren worden, iets wat je nog niet kent en in die zin nieuw is. Lucas leidt dat in met het woord idou, dat vertaald kan worden met ‘zie’. Het duidt ook op het plotselinge karakter van wat volgt. Hoewel de herders hun ogen en oren dus openhouden voor hun omgeving, worden ze toch verrast door het optreden van de bode van de Heer. Daarbij is de eerste reactie van de herders er niet een van blijdschap, maar van vrees, schrik. Tegelijkertijd is daar het woord van de engel om niet te vrezen. Dit spanningsveld tussen vrees van de kant van de mens tegenover de oproep om niet te vrezen van de kant van God, een engel of Jezus komen we herhaaldelijk tegen. De doorbraak van het licht in onze nacht is kennelijk zo buiten onze werkelijkheid dat we het aanvankelijk niet kunnen plaatsen. Dat de herders vast ook stoere mannen waren die wel wat gewend waren, heeft daar voor mij niets mee te maken. Het lijkt mij ook niet juist om in de preek de vergelijking te maken met een doorbraak in het zien zoals bij ons een ‘aha-erlebnis’. Dat gaat er nog te veel van uit dat er in jouw werkelijkheid iets duidelijk wordt. Het lijkt er hier eerder op dat je wordt geplaatst in een andere werkelijkheid (de werkelijkheid van God), waar je de weg totaal niet kent. Lucas gebruikt hier het woord peri-lampoo. De herders worden letterlijk om-straald. De werkelijkheid van God (de doxa, het Hebreeuwse kabod, glans, glorie, majesteit etc.) is om hen heen. Dit alles duidt erop dat de ware oorzaak van de schrik of de vrees het ontbreken van elk houvast is.

Tegelijk met de oproep om niet te vrezen ‘evangeliet’ de engel aan de herders ook grote blijdschap. Niet alleen voor hen, maar voor heel het volk. Opvallend is dat de herders daar niet om gevraagd hebben; het wordt hun aangekondigd als iets dat hun leven kan verrijken. Kennelijk houden de herders wel ogen en oren open, maar weten ze nog niet wat het is dat ze ontvangen. Een mens kan ergens naar verlangen zonder precies te weten wat dat is. Daar moet je kennelijk op gewezen worden. De engel vervolgt dan ook met: ‘vandaag is voor jullie in de stad van David een soter geboren’.

Ik kom als vertaling voor dit woord ‘redder’ tegen, maar ook ‘bevrijder’ en ‘Heiland’. In onze taal heeft elk van deze woorden een eigen klank. Redden duidt voor mij op iets dat dringt. Iemand die in het water ligt wacht op redding, niet op bevrijding. Bevrijding heeft meer van doen met een benarde positie die ook langer kan duren (je bevrijdt bijvoorbeeld iemand die vastzit in een lift). Het woord Heiland is voor velen kerktaal geworden en roept daarbuiten niets meer op. Soter is een begrip dat in de hellenistische wereld in verband wordt gebracht met een god die kan helpen (helpen bij specifieke problemen). Ook wordt de term gebruikt voor mensen. Keizer Augustus stond nadrukkelijk bekend als een soter, maar dan als een soter op het materiële vlak. Mogelijk dat Lucas daar bewust mee speelt. In de hellenistische voorstelling of bij Augustus gaat het dus om iets concreets dat een mens nodig heeft of denkt nodig te hebben. De aankondiging van de engel gaat veel verder. Bijgestaan door een heel legertje krijgt de term een nadere specificatie. Het gaat om een ‘brenger’ van de vrede. Iets dat veel verdergaat dan hulp bij specifieke problemen of materiële welvaart. Nadat de herders een teken hebben gekregen (een pasgeboren kind), gaan ze op weg om het met eigen ogen te zien. Nu krijgt hun kijken richting. Er is verlangen gewekt.

Aanwijzingen voor de prediking

Doorgaans zitten er in de kerk tijdens de kerstnacht heel wat mensen voor wie dit misschien de enige keer in het jaar is dat ze de kerk bezoeken. Ik zou daar niet neerbuigend over willen doen, maar juist op zoek gaan naar wat deze mensen drijft. Met welk verlangen komen zij hier? Ook al komt men voor een nostalgische beleving, dan nog is er een verlangen. Beter te komen met dit verlangen dan als trouwe kerkganger te komen uit gewoonte. De herders uit het verhaal bieden een goede mogelijkheid om ons mee te identificeren. Hun wachthouden is een actieve daad, evenals de komst in de kerstnacht van de vele kerkgangers. De herders houden hun ogen en oren open, maar weten niet wat ze zoeken. Zo zal het ook zijn voor veel kerkgangers. Ze komen, nieuwsgierig, verlangend, maar weten vaak niet precies naar wat. In de preek kan de aansluiting bij de hoorders worden gemaakt door deze verlangens wat te verkennen. Wat is het? verlangen naar vroeger, naar geluk, naar zorgeloosheid?

Het Evangelie vertelt van een ervaring die onze werkelijkheid totaal op z’n kop zet. Een werkelijkheid die schrik aanjaagt, maar tegelijkertijd blijdschap belooft. Christus, de Heer, als de brenger van de vrede. Die vrede gaat veel verder dan materieel geluk. Het heeft te maken met de verbinding tussen God en mens, met je thuis vinden. Dat is een gemakkelijk mis te verstaan punt. De achtergrond van de hoorders is immers heel divers. Velen kennen wel degelijk ook een materiële nood (het verlies van een partner, een baan, onzekerheid over hypotheek, pensioen enz.). Het is belangrijk daaraan niet voorbij te preken. Veel mensen weten wel dat deze noden niet direct oplosbaar zijn, maar ze verlangen er op de een of andere manier innerlijk uit te komen. Hoe dat eruitziet, weten zij net als de herders ook niet. Het verlangen, het wachthouden heeft ook bij veel kerkgangers nog geen richting.

In het Evangelie voor deze nacht wordt nu juist verteld dat in dat ongerichte verlangen c.q. wachthouden er toch iets oplicht. In de duisternis wordt de Heer als brenger van de vrede aangekondigd. Je moet daar wel voor open willen staan (wachthouden). In die zin gaat de aankondiging van de geboorte van Christus niet buiten ons om. In ons moet het verlangen naar God geboren worden, een verlangen dat God er tegelijkertijd zelf in legt. Het is de boodschap van de engel die ons verlangen richting geeft en op weg doet gaan, op zoek naar het teken dat ons gegeven is. Wil de preek werkelijk een mystagogisch gebeuren zijn, dan is het belangrijk dat de voorganger zelf betrokken is. Een spreken ‘over’ deze ervaringen zal niet aankomen. De kunst is om zo te preken dat het verlangen naar de vrede die van God komt ‘gewekt’ wordt.

Liturgische aanwijzingen

De eerste fase van de lectio divina betreft het nauwkeurig lezen van de tekst. Juist in de kerstnacht lijkt mij dat heel belangrijk. De tekst is echter zo bekend dat het gevaar bestaat dat we de tekst zelf niet meer beluisteren. We hebben er als het ware ons eigen verhaal van gemaakt (compleet met ezel en os die er niet staan). Ook hebben we onze houding ertoe allang bepaald (mooi verhaal, maar niet echt gebeurd, dit ken ik al, enz.).

Het zou te overwegen zijn om het verhaal eens op een andere manier tot klinken te brengen (bijvoorbeeld door het te lezen in een andere taal). Is er een preekvoorbereidingsgroep, dan is het mogelijk om de tekst te verknippen tot losse zinnen om deze vervolgens als een puzzel weer in elkaar te zetten. Of er zouden in de tekst woorden kunnen worden weggelaten om te bedenken wat hier ook al weer stond. Dit alles als hulpmiddelen om de tekst zelf opnieuw tot je te kunnen nemen. Een lied dat iets weergeeft van ons verlangen en het komen van God is lied 140 uit de bundel Tussentijds. Een lied dat aan het begin van de dienst geplaatst kan worden als uitdrukking van ons zoeken is Tussentijds 9. Als tegenhanger van de houding van wachthouden zou Prediker 1:7-11 te lezen zijn. Daarin wordt de houding beschreven van de mens die niets meer verwacht, omdat alles nu eenmaal gaat zoals het gaat.

Geraadpleegde literatuur

Naast de pnt (J.T. Nielsen, Het evangelie naar Lucas I, 1986) heb ik onder andere gebruikgemaakt van H.E. Faber van der Meulen, Lucas’ verhalen rond de geboorte van Jezus, Kampen, 1999.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken