Menu

Premium

Preekschets Lucas 2:10

Lucas 2:10

Kerstnacht

Wees niet bang…

Schriftlezing: Lucas 2:1-14

Het eigene van deze dag

De kerstnachtdienst heeft een heel eigen karakter door het gemêleerde gezelschap van bezoekers. Naast de geregelde kerkgangers zijn er ook mensen te verwachten die in lange tijd geen kerk van binnen hebben gezien. Ook dezen zullen aangesproken moeten worden door wat zij te horen krijgen. het kerstevangelie duidelijk te laten overkomen is gekozen voor de bekende geschiedenis uit het evangelie naar Lucas.

Uitleg

Over dit overbekende schriftgedeelte is veel geschreven. Deze schets is opgezet vanuit de oproep van de engel om niet bang te zijn. Voor allerlei andere gegevens leze men bijvoorbeeld de schetsen over deze perikoop in de Postilles 1, 32, 36, 37 en 56. Lucas geeft een historisch kader aan de geboortegeschiedenis van Jezus (vs. 1 en 2). Het is een angstige tijd van geweld en overheersing voor het Joodse volk. Het lijkt door de overmacht van alsof de macht van de God van Israël gebroken is en er van Hem weinig hulp te verwachten is.

De aanstaande komst van een – eerste – kind is spannend, zeker wanneer juist dan gereisd moet worden en het niet zeker is of de voorzieningen met betrekking tot de bevalling wel in orde zullen zijn (vs. 5-7).

Herders in het oude Midden-Oosten waren beslist geen bang uitgevallen types; zij verdedigden hun kuddes tegen wilde dieren en rovers. Zij zijn wel wat gewend en voor geen kleintje vervaard. Toch zijn juist zij het die vrezen, en nog wel ‘met grote vrees’ (vs. 9); dat is nog erger dan ‘hevig schrikken’, zoals de NBV het weergeeft. Tegen deze doodsbange mannetjesputters zegt de engel dat zij niet moeten vrezen. Waarom zouden zij zo bang zijn?

Allereerst is een engel, een boodschapper van de Allerhoogste, geen lief romantisch wezentje dat met een zoet stemmetje lieve woordjes fluistert. Een engel verkondigt de grote daden van God en is een machtig bovenaards wezen. Daarbij omstraalt de heerlijkheid van de Here (doxa kurioü) de herders. Deze aanduiding geeft de majesteit en luister van de Here God weer, het oudtestamentische kabood; zie bijvoorbeeld Exodus 33:18-23. Hierna klinken de donderende klanken van de engelenzang: een hemels leger (!) van krachtige helden zingt het loflied op hun Leider die de overwinning geeft (vs. 13 en 14). Er is inderdaad reden om doodsbang te zijn! Gelukkig verklaren deze strijders niet de oorlog, maar de vrede aan de mensen die God liefheeft.

Al diverse keren in dit bijbelboek heeft een engel ‘wees niet bang’ gezegd: tegen Zacharias (Luc. 1:13) en Maria (1:30). Ook valt te denken aan de lofzang van Zacharias (1:74), waarin gezegd wordt dat de Here ervoor zal zorgen dat zijn volk zonder vrees Hem toegewijd en oprecht zal dienen, verlost van hun vijanden. Mè phobou markeert een keerpunt; zo ook in 5:10, 8:50, 12:32. Barth vat het evangelie samen in de woorden: ‘God zegt: vrees niet!’

De herders hoeven niet bang te zijn omdat zij goed nieuws krijgen: de Redder is geboren! De woorden emnggelizo, sootèr en eirènè werden in het Romeinse rijk steeds in verband met keizer Augustus gebruikt. Hier staan twee machten tegenover elkaar, die beide claimen de wereld te beheersen en het goede met die wereld voor te hebben. Het leger van de hemelse heerser proclameert hierbij de suprematie van God. Men niet neutraal blijven bij deze proclamatie: er maar (E)één de echte redder der wereld zijn. De naam ‘redder’ roept de vraag op, waarvan of waaruit gered moet worden. Velen verwachtten een Messias die een politieke redder zou zijn; dat was ook de Romeinse interpretatie van het woord. Psalm 2 stelt het contrast tussen de wereldse en de hemelse macht scherp. Mensen kunnen in dit wereldomvattende conflict geen neutrale houding aannemen.

Uit het feit dat de redder een pasgeboren kind is, valt al op te maken dat hier geen politieke redder wordt bedoeld. Hij redt niet met geweld, maar met de tere kracht van goddelijke liefde. Hij redt niet zozeer uit politiek onrecht of onderdrukking. Zijn leger is dan ook geen werelds leger en zijn koninkrijk is niet van deze wereld (Joh. 18:36). Hij is de redder uit de macht van zonde, satan en dood. Hij komt om de zaken tussen God en zijn mensen recht te zetten. Redden veronderstelt dat het gevaar van omkomen dreigt. Zo ernstig is de situatie dat er een radicale, unieke actie moest worden ondernomen: de geboorte van de Zoon van God als mensenkind. Op deze manier wordt de kloof tussen Hem en de mens overbrugd. Jesaja 40 geeft Gods bewogenheid met zijn mensen-in-nood weer. De ‘dubbele straf (vs. 2, NBV) is een onjuiste vertaling; er wordt bedoeld dat wat het volk uit de hand van de Here heeft ontvangen congruent is met de zonde, en deze daarom volledig bedekt.

Aanwijzingen voor de prediking

Mensen komen veelal met een vast verwachtingspatroon naar deze dienst: veel vrede, engeltjes en een lief klein kindje. Dat beeld van Kerst wordt met deze tekst doorbroken. Het is goed om te proberen de harten van de hoorders te raken en bloot te leggen wat daarin leeft. Veel mensen zijn bang, ook in . Zij vluchten vaak in activiteiten of verdoving. Er is angst voor ziekte of verlies, of voor ouder worden. Zo zijn er in onze wereld allerlei redenen om bang te zijn. Kerstbestanden worden gesloten – maar zijn zó weer voorbij. Iemand ontvangt een uitnodiging voor die éne eenzame avond in het jaar – maar de andere 364 avonden zijn nog steeds angstaanjagend leeg. Mensen zijn bang voor God en zijn oordeel. En wanneer mensen, zoals de herders, met Gods heiligheid geconfronteerd worden, hebben ze pas goed reden om bang te zijn. Heeft God een antwoord op onze angst? Wie bang is ervaart geen echte blijdschap, terwijl dat juist is wat de engel verkondigt.

Mensen hebben troost nodig! Jesaja 40 geeft, verbonden met het kerstevangelie, daarvoor een prachtig perspectief. Dit betekent niet dat de Here doet alsof Hij het kwaad niet ziet – ook onze zonden stelt Hij in het licht van zijn heerlijkheid. Wanneer de heilige God dicht bij de mensen komt, wordt de zonde pijnlijk zichtbaar. Dit is reden om te vrezen, omdat Hij niet alleen heilig, maar ook rechtvaardig is en de zonde niet verdraagt. De herders zijn als het ware ‘gevangen’ in de heerlijkheid des Heren: hoe overleeft een mens dat? Dat alleen dankzij de Redder die wordt aangekondigd: Jezus Christus. Hij gaf deze redding vorm door zijn dood aan het kruis. Hij was wél bang toen Hij deze weg ging, en terecht (22:44).

De Here wil verlossen van de diepste en eenzaamste angst. Hij brengt vrede op aarde, maar niet volgens menselijke verlanglijstjes. Hij laat de zijnen niet alleen in het duister van het leven en de wereld: Immanuël is zijn naam. Wie in Hem gelooft mag door zijn liefde zelfs de angst om niet bemind te zijn kwijtraken.

Jezus komt orde op zaken stellen in de wereld; dat ook reden zijn om bang te zijn. Overduin beschrijft hoe sommigen doen alsof Jezus is gekomen om zo veel mogelijk mensen te vervloeken, alsof de engelen in de kerstnacht zaten te snikken vanwege de slechte boodschap die zij moesten verkondigen. Wel is het leven achter Hem aan strijden, geen zoetsappig consumeren en op je lauweren rusten. Christenen rusten uiteindelijk op zijn lauweren, door zijn overwinning. Psalm 2 laat zien dat er geen neutrale houding in het conflict tussen de Here en zijn tegenstanders mogelijk is. Het lijkt alsof dit conflict nog niet beslecht is, maar in principe is de uitkomst bekend en de strijd gestreden. Wie bij de verliezer blijkt te horen heeft pas echt reden om bang te zijn!

De vreugde van Kerst bestaat niet in de sfeer, de gezelligheid of het lekkers, maar is er vanwege de verdwenen angst; de verlossing is nabij! De vrede die God geeft overschaduwt alle angst.

Liturgische aanwijzingen

Andere schriftlezingen: Psalm 2 en/of Jesaja 40:1-5.

Het is in verband met de vele niet-regelmatige kerkgangers aan te bevelen bekende liederen te laten zingen. In het begin van de dienst kunnen hierin angst en schrik doorklinken. Het ‘obligate’ Gezang 143 moet niet te liefelijk klinken; het zou in mineur gespeeld kunnen worden. Psalm 107:1, 9, 10 en Psalm 150 passen goed in het tweede gedeelte van de dienst, evenals Gezang 141 en Gezang 26. Het ‘Ere zij God’ is een terechte afsluiting.

Het is zinvol om in de gebeden stil te staan bij alle angst die er is.

Vaak werken koren of korpsen mee. Zij moeten deze dienst niet als concertgelegenheid gebruiken en zo de kerstboodschap overstemmen. Goede inhoudelijke afstemming is noodzakelijk. De bijdragen moeten een zinvolle plek in de dienst hebben, waarbij wordt voorkomen dat liederen zonder enig verband achter elkaar worden gezongen of gespeeld.

Het is belangrijk om te weten wat er leeft in de omgeving waar de dienst wordt gehouden, juist met betrekking tot de gasten, en dit te benoemen in de dienst.

Geraadpleegde literatuur

F. Rienecker, Das Evangelium des Lukas, Wuppertaler Studienbibel, Wuppertal 1959; L. Goppelt, Theologie des Neuen Testaments, Göttingen 1978,606w; J. Overduin, Gods grote verrassing, Kampen 1969, 38.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken