Menu

Premium

Preekschets Lucas 21:15

Lucas 21:15

Drieëntwintigste zondag na Pinksteren

Want ik zal jullie woorden van wijsheid schenken die door geen van je tegenstanders kunnen worden weerstaan of weersproken.

Schriftlezing: Lucas 21:5-19

Het eigene van de zondag

Dit is de laatste zondag van het kerkelijk jaar. Als er op deze zondag uit het evangelie gelezen wordt, is dat meestal een deel uit Jezus’ rede over de laatste dingen. Dat is nu ook het geval.

Uitleg

Opnieuw nodig ik u uit niet eerst deze uitleg te lezen, maar ruimte te nemen om met uw hart dit evangeliegedeelte te lezen. Zie bij zondag 6 november.

Bij deze lezing kunt u zich voorstellen op het tempelplein te zijn. De tempel is een indrukwekkend gebouw. Het is een plaats waar heel veel gelovig verlangen in samenkomt. Je ziet de machtige stenen, onverwoestbaar. Er hangen prachtige geschenken tegen de muur, zoals de grote gouden wijnrank die Herodes de Grote bij de poort naar het Heilige had laten aanbrengen (volgens Flavius Josephus; zie ook 2 Makk. 9:16).

Bij Marcus en Matteüs gaan Jezus en zijn leerlingen de tempel uit. In Lucas vindt het gesprek plaats op het tempelplein en het begint met een sfeer die lijkt op smalltalk van niet nader genoemde mensen. Lucas 20:45 maakt aannemelijk dat het om zijn leerlingen gaat. Op deze manier beginnen mensen vaak een gesprek. Uitwisselen van waarnemingen die kunnen verbinden. ‘Kijk eens wat een mooie stenen en zie die wijgeschenken.’ Een wijgeschenk is een voorwerp dat in een gewijd oord is geplaatst als dank aan God voor een verkregen gunst. Dit woord staat in het NT alleen hier. Jezus gooit die veilige manier van kijken en praten ondersteboven. Wat ze zien, lijkt onverwoestbaar, maar er zal geen steen op de andere gelaten worden. Jezus verwijst in feite naar de profeten (Micha 3:12; Jer. 7:14 en Ez. 24:21). De leerlingen willen daarover in gesprek gaan met hun leermeester. Jezus wekt hen op zich niet te laten misleiden (planasthai, ‘op een dwaalspoor laten brengen’, ‘verleid worden’; godsdienstige verleiding leidt tot het afwijken van de weg van de Eeuwige en het aanbidden van afgoden (o.a. Deut. 13:6; 2 Kon. 21:9; Jer. 23:13.32)). In Johannes 7:12 staat dat Jezus beschuldigd wordt van misleiding. Concreet beschrijft Jezus hoe verleidingen kunnen klinken. De aanspraken ‘Ik ben het’ en ‘de tijd is nabij’ zijn woorden van Jezus zelf (Luc. 24:39 en Luc. 10:9, 11). Dat vraagt dus om onderscheidingsvermogen.

Over de dreigende berichten zegt Jezus: ‘Raak dan niet in paniek’ (ptoëisthai, ‘ontzet raken’; alleen hier en in Luc. 24:37 bij de verschijning van Jezus). Die dingen moeten eerst gebeuren (dei: het is nodig, heilsnoodzakelijk (o.a. Luc. 2:49 en 24:7)), maar dit is niet meteen het einde. Dan volgen beelden van oorlogen, natuurrampen, honger, epidemieën en angstwekkende tekenen aan de hemel. Ook hierin klinkt het Oude Testament door (bijv. Jes. 19:2; 8:21 en 13:13).

Dan verschuift het beeld naar de leerlingen zelf. Zij worden als het ware van toeschouwer tot betrokkene. Letterlijk staat er: ‘Vóór deze dingen zullen ze op jullie de handen leggen (epibalousin ef humas tas cheiras) en jullie vervolgen’ (vs. 12). In Lucas 20:19 staat dat ze de handen op Jezus willen leggen (‘laten grijpen’ in de NBV). Zo staat dat ook in Handelingen 4:3; 5:18; 12:1 en 21:27. Daar wordt dat gegrepen worden dus werkelijkheid. De leerlingen worden volgelingen van Jezus in zijn lijden. Ook de woorden ‘vervolgd’ en ‘uitgeleverd’ worden voor de vertelling van Jezus’ lijden gebruikt (o.a. Joh. 5:16 en Luc. 22:4). Anders dan bij Marcus (hfst. 13) plaatst Lucas de vervolging van de kerk vóór al deze schokkende gebeurtenissen die het einde aankondigen. De levensbedreigende omstandigheden die de leerlingen zullen overkomen gebeuren hun ‘omwille van mijn naam’ (heneken tou onomatos). Zie onder andere Handelingen 9:16, waar verteld wordt dat Ananias te horen krijgt dat Saulus/Paulus zal lijden ‘omwille van mijn naam’. In vers 8 van ons tekstgedeelte was te lezen dat velen ten onrechte de naam van Jezus gebruikten. Daar staat epi tooi onomati. De nbv geeft terecht zo duidelijk het verschil aan met ‘omwille van mijn naam’.

Deze vervolging zal een bijzondere uitkomst hebben. ‘Dan zullen jullie moeten getuigen.’ Letterlijk staat daar: het zal voor jullie uitlopen op, leiden tot (apobainein, o.a. Fil. 1:19) getuigenis (zie ook Luc. 5:14 en 9:5). Ze mogen in hun hart leggen (in de nbv ‘bedenk wel’) dat ze hun verdediging niet moeten voorbereiden (promeletan, enige plaats in het NT). Het is van betekenis dit vers te vergelijken met Lucas 12:11vv. Daar staat dat ze niet bezorgd moeten denken (merimnaoo, zie daarvoor ook Luc. 10:41 en 12:22-25) aan hun verdediging. Het woord verdedigen (apologeisthai) staat niet in de andere evangeliën. Zie Handelingen 19:33; 24:10; 25:8; 26:1, 2, 24 als voorbeelden van het zich moeten verdedigen vanwege deze naam.

Met nadruk staat er dat Jezus zegt: ‘Ik (egoo, dit is de pretentie van ‘ik ben het’) zal jullie mond (Luc. 6:45 en Ex. 4:11vv.) en wijsheid (Luc. 2:40, 52; 7:35; 11:31, 49; Hand. 6:3, 10) geven.’ Dat maakt kennelijk weerbaar. Ook al word je overgeleverd door de mensen die je het meest nabij staan. Dit is het bittere einde van gemeenschap (vgl. Micha 7:6). En ze zullen sommigen van jullie doden (thanatoun). Gehaat worden ze door ieder omwille van mijn naam (dia to onoma mou). Het gedeelte eindigt met diepe troost. ‘Geen haar van je hoofd zal verloren gaan’ (zie ook Luc. 12:7). Het is kennelijk een bestaande uitdrukking, zo leren we uit andere bijbelteksten (1 Sam. 14:45; 2 Sam. 14:11; 1 Kon.1:52 en Hand. 27:34).

Het is goed even stil te staan bij de woorden van vers 19. ‘In jullie geduld, in jullie uithouden (hupomonè, zie Rom. 5:3.4) zullen jullie je zielen bezitten.’ Vaker wordt psuchè met ‘leven’ vertaald. Zie voor dit woord onder andere Lucas 9:24; 17:33 (als je je leven/ziel verliest, zul je het behouden); 10:27 (de Eeuwige, uw God liefhebben met heel uw leven/ziel); 12:22, 23 (je ziel is meer dan je voedsel) en 14:26 (je ziel haten om leerling te kunnen zijn). Je kunt dus je ziel, je leven bezitten, maar ook je ziel juist verliezen om die te behouden of je ziel haten om leerling te kunnen zijn.

Aanwijzingen voor de prediking

De situatie waarin Jezus spreekt en waarin Lucas het evangelie doorgaf, is een andere dan de onze. Jezus’ leven werd bedreigd. De eerste christelijke gemeente is vervolgd. Mensen zijn voor koningen en stadhouders geleid, zoals Paulus. Christenen zijn vanwege hun geloof gedood. Ons leven loopt geen gevaar omdat we geloven. Dankbaarheid daarvoor is op z’n plaats. Wel zijn christenen een minderheid geworden in deze samenleving. Jezus prikt een vals gevoel van zekerheid door. Dat is te vertalen naar onze situatie.

Ook voor deze tijd geldt dat het van belang is te onderscheiden tussen vormen van leiderschap. Wie claimen wat? De pretentie ‘ik ben het’ is per definitie onbetrouwbaar. Alleen de Eeuwige kan zich ‘Ik ben het’ noemen. Jezus’ woorden kunnen ons bewaren bij onze innerlijke vrijheid.

Welke prijs moeten wij betalen voor het volgen van Jezus? Wat Jezus zegt, kan het vermoeden wekken dat die pijnlijke prijs leidt tot getuige-zijn. Getuigen is geen te verwerven competentie. Angstige bezorgdheid (kan ik het wel goed zeggen?) mag losgelaten worden. We zijn getuige als iets ervaren wordt van de liefde van de Eeuwige. We mogen onszelf zijn en daarin getuige van God.

Dat geen haar van ons hoofd gekrenkt zal worden, vraagt aandacht in de prediking. Zeker op deze laatste zondag van het kerkelijk jaar. Het is een uitdrukking die we in het Oude Testament tegenkomen. Met dat gezegde kunnen mensen elkaar bemoedigen. Ik versta het in de lijn van wat Paulus zegt in Romeinen 8:3138. Niets kan ons scheiden van de liefde van God. We zijn kostbaar in Gods ogen. Alles van ons telt mee voor God.

Ook de woorden ‘red je leven door standvastigheid’ vragen extra aandacht. Een herinnering aan Romeinen 5:3vv. is van betekenis. De deugd van standvastigheid, volharding bloeit in beide gevallen op aan verdrukking. We blijven kwetsbare mensen, we kunnen sterven. Maar in alles zal, zoals in Psalm 121 staat, de Eeuwige onze ziel bewaren. Wat we in Gods ogen mogen zijn, blijft bewaard. Dat wordt ook concreet als we de overledenen gedenken. Volharding is: ons aan God blijven vasthouden. In die zin is het zelfs vergelijkbaar met je ziel (aan God) verliezen. Volharding is: God zoeken in alles van het leven. Dat maakt ook weerbaar tegen het je laten meeslepen door mensen die beweren dat zij het zijn. En volharding schenkt vertrouwen dat het ons te binnen valt wat we kunnen zwijgen en zeggen als we getuige van God zijn.

Liturgische aanwijzingen

Het rooster in DB I geeft als lezing uit het OT: Maleachi 3:19-24 (in sommige vertalingen is dat Mal. 4:1-6). De intochtspsalm kan Psalm 116:1, 3, 5 en 6 zijn. Bij de lezing uit Maleachi kan Gezang 43 (Lvdk) gezongen worden of Gezang 125 (Lvdk) als voorbereiding op de adventstijd. Bij de evangelielezing past Gezang 300:1, 4, 6 (Lvdk). Ook is te denken aan Gezang 133 (Tt) en Gezang 262 (Lvdk).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken