Menu

Premium

Preekschets Lucas 2:19 – Oudjaar

Lucas 2:19

Oudjaar

Maar Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en bleef erover nadenken.

Schriftlezing: Lucas 2:15-20

Het eigene van de zondag

Oudjaar brengt het besef van eindigheid mee. We gedenken en overdenken. Het oudejaarsge voel nemen we mee naar de kerk om het voor God neer te leggen. Dit jaar valt Oudjaar op een zondag en dat is de dag, die in het teken staat van het samen als gemeente herdenken en vieren van het heilswerk van God. Over oudjaar valt het licht van kerst.

Uitleg

De tekst bepaalt ons bij een heel persoonlijk en intiem onderdeel van het kerstverhaal, dat Lucas vertelt. Het voorgaande is vol beweging en activiteit. Maar nu richt Lucas de aandacht op moeder Maria en haar reactie op het opgetogen verhaal van de herders. We worden als het ware even stilgezet. Het gaat ook om iets innigs, om een activiteit in het hart.

Lucas vertelt, dat Maria al deze gesproken woorden bewaart en overdenkt. De nbv betrekt ‘in haar hart’ bij het bewaren; de NBG-51bij het overdenken (‘die overwegende in haar hart’). Maar zowel het bewaren, als het overdenken is een zaak van het hart. Het Griekse woord suntèreoo betekent ‘bewaren’, ‘behoeden’, ‘in het oog houden’ en dan ook ‘gedenkend bewaren’. Lucas heeft een voorliefde voor de prepositie sun, ook als het om woordcombinaties met dit voorzetsel gaat. Het sun in het hier gebruikte suntèrei werkt intensiverend; het imperfectum geeft het voortduren van deze activiteit aan. Ze is onderscheiden van het algemeen geformuleerde ‘en allen die het hoorden’ in vers 18. Het hier gebruikte woord voor ‘bewaren’ ligt niet zo ver van het johanneïsche tèreoo en betekent ‘das Aufnehmen und das Behalten des Geschehens, sowohl der Tat, die man sieht, wie der Worte, die man hört. Es ist keine melancholische Erinnerung an die Vergangenheit, sondern Gedächtnis lebendiger Glaubensinhalte’ (Bovon, 131).

Wat Maria bewaart zijn ‘al deze woorden’ (panta ta rèmata). ‘Al’ gaat voorop en duidt het belang, dat zij aan elk woord hecht, aan en de nauwkeurigheid van haar receptie ervan. Rèma komen we ook tegen in 2:15 en reeds eerder in 1:38. Het gaat om woorden van gewicht, die het heilsgebeuren betreffen.

Dat bewaren wordt nader omschreven met sumballousa (participium praesens activum). Ook hier een sun intensivum en een aangeven van een voortdurende, actuele handeling. De bedoeling is dat Maria op deze manier al wat er gebeurd is ‘laat rijpen totdat zij de zin en de strekking ervan kan bevatten’ (Nielsen, 79). Het Griekse woord betekent ‘die klare und richtige Interpretation der göttlichen Interventionen. Maria versteht, was sie gesehen und gehört hat’ (Bovon, 131). Heeft Maria meteen alles begrepen? Meer dan Bovon laat Nielsen ruimte voor het ermee bezig zijn, voor het blijven overdenken. Want daar gaat het hierom: om het gedurig overwegen van al dat wonderbaarlijke. Later horen we, dat Jozef en Maria niet begrijpen wat de twaalfjarige Jezus bedoelt met ‘Wist u niet dat ik in het huis van mijn Vader moet zijn?’ (2:50). Maar ook dan staat er, dat zijn moeder alles wat er met Hem gebeurd was in haar hart sloot (2:51). In elk geval, Maria is er intens in haar hart mee bezig. Niet maar met haar verstand, maar in haar hart, het orgaan van de wil en van het gevoel.

Aanwijzingen voor de prediking

Overdenken is een meditatieve activiteit. Met name bij grensovergang en passage staan we stil. We overzien de weg die is afgelegd. We koesteren of verwerken herinneringen aan gebeurtenissen: mooie en moeite gevende. De dingen van het afgelopen jaar worden gewogen en overwogen. We zijn ermee bezig. En zij houden ons bezig, ze kunnen ons ook beklemmen. Daarom is het goed in de kerk te zijn, ze voor Gods aangezicht te brengen en onder de lamp van het Woord, dat in Jezus mens werd, te houden.

Gelovige overdenking is immers meer dan levenskunst. Ze neemt de houding van Maria aan, die ons hier als geloofsvoorbeeld wordt getekend. Evenals eerder in Lucas 1:38 en 1:46, 55. Ze is ook het exempel geworden van de ecclesia audiens, die allereerst op de zondag en dan ook op de andere dagen de evangeliewoorden bewaart en overdenkt. ‘Er moet in het geloofsleven ook zijn de stille overpeinzing, de meditatie, de innerlijke werkzaamheid van het hart met de dingen van Gods Woord. Vooral rondom het ondoorgrondelijke mysterie van de vleeswording van het Woord. Dat God in de tijd is gekomen om de last van het bestaan te dragen en het leven te redden!’ (Van Ruler, 28). Dat is een intense aangelegenheid. We zijn er geheel bij betrokken. Met ons hart, dat is: met de centrale van ons geestelijk leven, waar onze overleggingen, gedachten en plannen opkomen en waar onze verlangens, vreugde en verdriet wonen.

Intenser dan iemand anders heeft Maria deze geboorte beleefd, lichamelijk en geestelijk. Wat er in haar omging weet niemand. Een vrouw die voor de eerste maal moeder wordt zal er iets van kunnen meevoelen. Het gaat echter telkens om een heel persoonlijke ervaring. Te midden van alle vrouwen is Maria op een bijzondere wijze uniek: zij is de moeder des Heren en daarom ‘gezegend onder de vrouwen’ (Luc. 1:47). Als draagster van het Kind Jezus is zij uniek. Als degene die de over dit Kind gesproken woorden koestert, is zij navolgenswaard.

Het eerste wat Maria doet, is het bewaren van alles wat er met betrekking tot het Kind gesproken is. Ze laat deze woorden niet aan zich voorbijgaan. Veel van wat mensen zeggen hoefje niet te onthouden. Soms kun je dat zelfs beter niet doen. Maar déze woorden slaan op het Kerstkind. Hoge, wondere dingen worden van Hem gezegd. Die moet je goed bewaren. Als een schatbewaarder. Dat heeft de kerk de eeuwen door ook gedaan. We doen het ook in ons persoonlijk geloofsleven. Niet maar even in een ontroerend moment, maar gedurig. We houden ze vast. ‘Bewaren van Gods Woord is een heel bijzonder bewaren. Levend bezit bewaren vraagt voortdurende arbeid. Een plant bewaart men anders dan een juweel, een boek anders dan een kist. “Zijn hart bewaren”, “de geboden bewaren”, “het verbond bewaren”, het zijn drie vormen van bewaren, die wij uit de bijbel kennen. Het betekent: ermee omgaan als iets kostbaars, er zijn leven door laten richten, voortdurend in gedachte houden’ (Smelik, 28).

Maria bewaarde alle woorden. Ook deze nauwgezetheid kenmerkt het geestelijk leven. Oplettend geven we acht op alle en allerlei trekken in het kerstevangelie. Zo wordt ons hart een schatkamer, waar ruimte is voor het veelkleurige en veelzeggende Woord. Ieder woord uit het evangelie koesteren we als een op waarde geschatte diamant.

Dat bewaren van al de woorden spitst zich toe in nog een activiteit: die van het overwegen. Dat is: de diamanten bekijken, de glinstering ervan bewonderen, het gewicht ervan voelen. We nemen ze geestelijk in onze handen, draaien ze om en om. We mediteren over de betekenis van al deze woorden. Dat wordt ook bedoeld met de inwendige dimensie van het lezen van het Woord. De geestelijke lezing probeert door te dringen tot de kern en de diepe betekenis. Aan de lectio paart zich de meditatio. Een veelgebruikt beeld voor de overweging is het herkauwen (ruminatió). Broksgewijs laten we alles terugkomen. We hernemen een woord, een vers, een zin. De overweging raakt de kern. Zo worden verbanden zichtbaar en komt er een innerlijke structuur aan het licht. Alles wat opvalt, wordt gewikt en gewogen (Waaijman, 700-701).

Moeder Maria zal al deze woorden gevoegd hebben bij de woorden die de engel bij de annunciatie over dit Kind sprak (1:31 vv.). En later komen daar de woorden van Simeon bij (2:34v.), die van het twaalfjarige Kind zelf (2:49) en die van de volwassen Jezus. Zo mogen wij voortdurend de betekenis overpeinzen van het evangelie. In de zondagse eredienst en in ons persoonlijk leven. ‘En het is iedere dag opnieuw een vreugde, in studie en in gesprek en in het leven steeds weer de dingen die wij hebben ontvangen van een andere kant te bezien. Zo dringt ook het kerstfeit door tot in de vezelen van ons hart en gaat het in het middelpunt van ons leven staan’ (Van Ruler, 29-30).

Wanneer zo Christus in ons hart woning maakt, dan heeft dit gevolgen voor al het andere, dat in ons hart leeft. Dus ook voor onze herinneringen, ook voor ons oudejaarsgevoel. Want waar we onze gedachten en overleggingen, onze gevoelens van dankbaarheid en gemis hebben – in ons hart – déél werkt de Geest door het overdenken van het Woord helend, troostend, verzoenend, bevrijdend en weg-wijzend.

Liturgische aanwijzingen

Als oudtestamentische lezing valt te denken aan Psalm 1 en als epistellezing aan 1 Johannes 2:3-6. Te zingen liederen uit LvdK: Psalm 1; 139; Gezang 133:13, 14, 15; 146:3, 4, 5, 6; 481:1; Tt nr. 143. Niet alleen nu, maar zeker ook in deze dienst mag de stilte een plaats hebben. Zie over inkeer en verstilling: Dienstboek (1998), 1146-1150.

Geraadpleegde literatuur

Naast de in de schets voor kerstnacht genoemde commentaren van J.T. Nielsen en F. Bovon wijzen we op: E.L. Smelik, Ongevraagde Postille, Den Haag 1961, 26-28; A.A. van Ruler, Het leven een feest, Nijkerk 1972, 28-30; K. Waaijman, Spiritualiteit. Vormen, grondslagen, methoden, Gent-Kampen 2000, 187-188, 700-701.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken