Menu

Premium

Preekschets Lucas 2:21 – Nieuwjaar

Lucas 2:21

Nieuwjaar

Toen er acht dagen verstreken waren
en hij besneden zou worden,
kreeg hij de naam Jezus, die de engel
had genoemd nog voordat hij
in de schoot van zijn moeder was ontvangen.

Schriftlezing: Lucas 2:21-24

Het eigene van de zondag

Eens in de paar jaar valt Nieuwjaar op zondag. In tegenstelling tot andere jaren zullen er nu overal kerkdiensten zijn. Een mooie gelegenheid om het evangelie van de achtste dag aan de orde te stellen, vanouds de evangelielezing voor de Nieuwjaarsdag. Juist de besnijdenis en naamgeving op de achtste dag bieden de mogelijkheid om Gods voorgoed begonnen nieuw begin in Jezus aan de orde te stellen in een wereld die verder niet zo veel nieuws biedt. Een bemoedigende boodschap in een (korte) dienst die veelal het karakter zal hebben van een nieuwjaarsbegroeting.

Uitleg

Lucas 2:21 bij de perikoop 2:1-20 genomen worden (verband met 2:6), maar ook bij 2:22-39 (verband met 2:39). Lucas maakt veel vaker vloeiende overgangen tussen perikopen met versregels die zowel bij het vorige als bij het volgende tekstgedeelte kunnen worden ingedeeld. In de uitleg concentreren we ons op vers 21, dat een eigen verhaal vertelt.

Besnijdenis en naamgeving vinden altijd plaats op de achtste dag (zie ook 1:59). Deze dag, die volgt op de scheppingsweek van zeven dagen, staat symbool voor een nieuw begin. Met elk nieuwgeboren kind begint een nieuwe schepping. Met ieder kind begint de schepping opnieuw. De achtste dag is ook de laatste dag van het zogenoemde Kerstoctaaf, de liturgische periode die begint op Kerstavond en wordt afgesloten op de avond van 1 januari. Op de laatste dag van een octaaf wordt het feest officieel afgesloten.

Het Kind wordt besneden. Hij krijgt aandeel in het verbond dat de Eeuwige met Abraham en zijn nageslacht gesloten heeft. Hij wordt binnengebracht in het verbond. Na de besnijdenis zegt de vader: ‘Geloofd zijt Gij, Eeuwige onze God, Die ons opgedragen heeft om het kind binnen te voeren in het verbond van Abraham, onze vader.’ Dit kind is een geboren Israëliet, zo wordt ook Lucas niet moe te benadrukken. Hij is opgenomen in het verbond met Israël en geroepen tot dezelfde toewijding en dezelfde gehoorzaamheid als zijn volk. Alles met Hem geschiedt overeenkomstig de Thora (vs. 39). Ook Hij is een Zoon van Abraham. En net als Abraham zal Hij tot een zegen zijn voor anderen. ‘Wat hier aan Jezus’ “vlees” gebeurt, zal voor “alle vlees” grote betekenis hebben (vgl. 2:31 en 3:6)’ (De Heer, 196). Voor de eerste maal vloeit hier Jezus’ bloed. ‘De besnijdenis onderstreept dat Hij niet in een explosie van macht de toegang tot Kanaän zal forceren, maar door de doodrivier heen’ (Verheij, 48).

Het Kind krijgt zijn naam. Er staat letterlijk dat Hij bij zijn naam werd geroepen (eklèthè). En dat is niet zonder betekenis. De Heer wijst erop dat Johannes vanaf de moederschoot geroepen was door God (1:15), maar Jezus was al geroepen voordat Hij in de schoot van zijn moeder was ontvangen. De Heer wijst ook op het verschil tussen 1:59-80 en 2:21. ‘Na een heftig familietumult wordt verteld hoe Johannes’ leven door de roepstem Gods een keer krijgt wat betreft zijn natuurlijke bestemming. Aan Jezus’ besnijdenis op de achtste dag lijken nauwelijks mensen te pas te komen, zelfs de ouders niet’ (De Heer, 195). Jezus stelt niet alleen zijn leven vanaf het begin in dienst van God, maar door die roeping is Hij in aanzijn geroepen. Die roeping is zijn leven. Wanneer iemand een naam vanuit de hemel ontvangt, betekent dit, dat hij een rol zal spelen in Gods verlossingswerk (vgl. 1 Kon. 13:2, Jes. 7:14, Luc. 1:13).

De naam Iesous is de vergrieksing van de Hebreeuwse naam Jozua, een toentertijd vrij veel voorkomende naam. De betekenis: ‘jhwh bevrijdt, redt, verlost’. Matteüs legt meer nadruk op deze etymologische betekenis (Mat. 1:21) dan Lucas doet. Toch speelt de betekenis van de naam wel degelijk een grote rol. In deze naam wordt duidelijk wat de roeping is van dit Kind: dienstbaar zijn aan het bevrijdende handelen van God. Deze naam zal Hij waarmaken. In deze naam licht het gezicht van God op: vol compassie met ons en onze wereld.

Ook in dit overgangsvers tussen het geboorteverhaal en de nageschiedenis daarvan valt alle nadruk op het plan van God dat tot uitvoer wordt gebracht. Mensen zijn daar dienstbaar aan. Zij voegen zich in het plan van God doordat zij handelen naar de Thora.

Aanwijzingen voor de prediking

Een nieuw jaar, een nieuw begin. Maar meestal is het alweer snel het oude liedje. Er verandert niets, in ieder geval niet wezenlijk. In de eerste hoofdstukken van zijn Evangelie zet Lucas de geschiedenis die van Godswege in Jezus begint in het kader van de grote wereldgeschiedenis waar de ene keizer de andere opvolgt en alles blijft zoals het altijd al is geweest. Prediker heeft gelijk (Pr. 1:9). Het verhaal speelt zich af op de achtste dag, die symbool staat voor een nieuw begin.

Een kind wordt besneden en bij zijn naam geroepen. In een nieuwgeboren kind begint een nieuwe schepping. Dat besef wordt prachtig onder woorden gebracht in het bekende gedicht ‘Het kind’ van Muus Jacobse. Besnijdenis en naamgeving op de achtste dag. Op een dieper psychologisch niveau zit daar de gedachte achter dat een mensenleven niet vanzelfsprekend is. Dat jouw leven, jouw familie, jouw geschiedenis doorgang mogen vinden in dat kind, is een reden tot verwondering, tot dankbaarheid. ‘Zolang God kindren in ons midden zendt, heeft Hij zich nog niet van ons afgewend’ (Jacobse, 47). Als het Kind van Jozef en Maria wordt besneden en geroepen bij zijn naam, is dat een teken van Gods voorgoed begonnen begin (Martinus Nijhoff). De wereld begint nieuw.

Met de besnijdenis wordt het kind binnengebracht in het verbond. Door dit Kind mogen ook wij ‘binnengebrachte mensen’ zijn. ‘We zijn binnengebracht en het heeft te maken met een naam: Jezus’ (Boogaard, 7). Een prachtige uitdrukking om even bij stil te staan, om over te mediteren. We worden het nieuwe jaar niet ingeschoten als een kogel in een flipperkast waarvan het nog maar moet blijken waar hij eindigt, heen en weer, omhoog, omlaag. Totale willekeur. Nee, binnengebrachte mensen mogen we zijn, mensen van God, levend in zijn kring, wat er ook gebeurt.

Het kind wordt bij zijn naam geroepen. Geroepen om die naam waar te maken, om die naam te worden. Mens met een roeping. Wat voor dit Kind gold, geldt voor ieder kind, voor elk mens: dat we geroepen zijn (vgl. bijv. Jes. 43:1). te leven, om tot onze bestemming te komen. Roeping heeft ook met verantwoordelijkheid te maken. De Bijbel staat vol met roepingsvragen: ‘Mens, waar ben je? Waar ben je mee bezig? Waar is je broer, je zus?’ God is de Roepende die ons noemt bij onze naam en ons uitnodigt om ook in het nieuwe jaar zijn roepstem te volgen, in het spoor van het Kind met die naam.

Het is goed om de verkondiging uit te laten lopen op de naam Jezus. ‘Die naam is niet slechts aan Hem gegeven om te dragen, maar ook aan ons om op te vertrouwen’ (Koopmans, 26). Een naam die het evangelie in zich draagt. Geloven betekent: die naam genoeg laten zijn. De naam waarin alles zit: onze hoop, onze bevrijding, dat we zijn binnengebracht, worden geroepen, gezegende mensen zijn. Deze naam staat ook geschreven boven het nieuwbegonnen jaar, dat opnieuw een annus Domini mag zijn. We mogen leven onder de Naam van de Heer (Num. 6:22-27). En om die Naam op ons te leggen, om onze namen blijvend met die Naam te verbinden, is Hij gekomen, dat Kind, besneden op de achtste dag: nieuw begin van Godswege, een nieuwe schepping. Geroepen bij zijn naam: Jezus.

Liturgische aanwijzingen

Andere lezing: Numeri 6:22-27, de klassieke oudtestamentische lezing voor 1 januari. Liederen: Psalm 8 als de psalm van de zondag; 96; 98; Gezang 1; 160; 161; 398; 434:5; 446 (!); T 120; elb 411. Verder zijn diverse morgenliederen goed geschikt voor de eerste morgen van het nieuwe jaar. Het valt ook te overwegen de Tien Woorden te lezen aan het einde van deze dienst, bij wijze van heenzending (zie daarvoor Dienstboek – Schrift, Maaltijd, Gebed, 845-846). Mooie gebeden voor de Nieuwjaarsdag zijn te vinden in Van der Zee, 4243.

Geraadpleegde literatuur

Zie bij 24 december. Verder: G. Boogaard, Wonen in het Woord. Bijbels dagboek, ’s-Gravenhage, 1977; M. Jacobse, Het oneindige verlangen. Gedichten en liederen, Nijkerk, 1982; J. Koopmans, Kleine postille, Goudriaan, 1971, derde druk; A. Terlouw, Woord in beweging I. Exegetisch-homiletische commentaren, Kampen, 1984; W.R. van der Zee, In het huis van de Levende, ’s-Gravenhage, 1986.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken