Menu

Premium

Preekschets Lucas 22:59-61 – Goede Vrijdag

Lucas 22:59-61

Goede Vrijdag

En ongeveer een uur later zei nog iemand met grote stelligheid: ‘Ja zeker, die man was ook in zijn gezelschap, hij komt immers ook uit Galilea.’ Maar Petrus zei: ‘Ik weet niet waar je het over hebt.’ En op datzelfde moment, terwijl hij nog sprak, kraaide er een haan. De Heer draaide zich om en keek Petrus aan.

Schriftlezing: Lucas 22:39-62

Uitleg

Lucas meldt dat Jezus na het pesachmaal met zijn leerlingen (nu geen apostelen meer) volgens zijn gewoonte naar de Olijfberg gaat. Dit verwijst naar de mededeling in Lucas 21:37: ‘Overdag gaf hij onderricht in de tempel, maar ’s avonds vertrok hij naar buiten om de nacht door te brengen op de berg, die Olijfberg heet.’ Nadat Jezus met het paasmaal de gemeenschap met zijn leerlingen in de verwachting van het Rijk Gods gesticht heeft, zoekt Hij nu de gemeenschap met God, zijn Vader. Bij herhaling wordt in het evangelie – ook door Lucas – vermeld dat Jezus zich op een berg terugtrok om te bidden (Luc. 6:12 en 9:28 bijv.). Hetzelfde geldt hier voor deze berg, die nog eens met nadruk topos wordt genoemd: makoom, de (heilige) plaats. Ook het dubbele werkwoord: ‘uitgaan’ en ‘reizen’ benadrukt het gewicht van deze plek. In Lucas 21:37 wordt aan de naam een extra accent gegeven: ‘de berg, genaamd: van de olijven’. Dit zou mogelijk een verwijzing naar Zacharia 14:4 kunnen behelzen, de enige plek in het Oude Testament waar de Olijfberg voluit genoemd wordt. Volgens dit apocalyptische visioen voert Adonai op deze berg strijd tegen de volkeren die Jeruzalem belagen. Tegen de achtergrond van Lucas’ uitweiding over de zwaarden die aanwezig zijn bij Jezus’ volgelingen en ook gebruikt gaan worden, krijgt dit des te meer betekenis. Ook Jezus voert op de Olijfberg een laatste strijd tot bevrijding, maar dit is een strijd in gebed en het zwaard wijst Hij nadrukkelijk van de hand.

De uitleg van deze passage wordt voor een groot deel bepaald door de beslissing die ten aanzien van de verzen 43-44 genomen moet worden. In een niet gering aantal handschriften ontbreken deze verzen (zie de noot in NBV). Bovendien lijkt ook de inhoud tegenstrijdig: een engel staat Jezus bij om Hem kracht te geven, tegelijk wordt Hij dodelijk beangst. Dit kan echter ook als argument voor de echtheid gelden: lectio difficilior melior (de moeilijkste lezing is de beste). Vooral op inhoudelijke gronden kies ik er voor om de huidige lezing te handhaven. Het verschijnen van de engel past bij de andere lijnen die dit evangelie trekt tussen de geschiedenissen van begin en einde, geboorte en dood. Ook in Lucas 1 en 2 verschijnen engelen uit de hemel: Lucas 1:11, 26; 2:9. Desondanks is deze strijd niet minder hevig dan met het zwaard: het bloed daalt af naar de aarde.

Tot tweemaal toe worden de leerlingen (bij Lucas allen) gemaand: ‘Bidt, opdat gij niet in verzoeking komt’ (vs. 39 en 46). Het thema verzoeking/beproeving neemt Lucas krachtig op, zoals onder meer blijkt uit de slotzin van de woestijnverzoeking: ‘Toen de duivel alle verzoekingen ten einde had gebracht, week hij van hem (Jezus) tot een bepaalde tijd (kairos)’ (Luc. 4:13, zie ook 8:13). Daar is natuurlijk ook Lucas 22:28 bij te betrekken: ‘Jullie zijn het, die met mij gebleven zijn in mijn verzoekingen.’ Judas en Petrus (als laatste en eerste van de twaalven) werpen daar nu merkwaardig licht op: de leerlingen blijken zelf actief deel te nemen aan de beproeving en zijn in die zin ook voortdurend beproevend aanwezig. Allen slapen en wie niet slaapt, verraadt of verloochent Hem.

Judas, ‘die zo genoemd wordt’ (maar het ware Juda dus niet is, vs. 47), nadert Jezus met een vriendschapskus (filèma, zie ook Luc. 7:45). Opmerkelijk is ook Jezus’ vragende reactie: ‘Judas, verraad jij de Zoon des mensen met een kus?’ Jezus blijft hem bij zijn naam noemen. Duidelijker dan bij Marcus zegt Lucas dat met het zwaard wordt geslagen (patassein, 2x) om het voor Jezus op te nemen. Deze actie is geheel misplaatst. Het afgeslagen rechteroor van de priesterknecht (Malchus volgens de overlevering) wordt door Jezus ter plekke aangeraakt en genezen. Maar dit herstelde oor krijgt dan wel een scherpe vraag te horen: ‘Zijn jullie als tegen een rover/plunderaar uitgetrokken met zwaarden en stokken?’ (hout, zie ook Luc. 23:31). In de tempel hebben jullie geen hand naar mij uitgestoken, noch tot heil noch tot onheil. Vergelijk Jesaja 65:2: ‘Heel de dag sta ik (de Heer) met uitgestoken handen tegenover een opstandig volk.’ In deze vragen ligt de macht van Jezus’ weerloosheid. Er komt geen antwoord. Resteert slechts de conclusie: dit is jullie uur en de macht van de duisternis. Uit de gemeenschap met zijn Vader is Jezus overgegaan in de handen der mensen om niettemin de wil van de Vader te volbrengen. Opnieuw duidt Lucas het beslissende overgangsgebeuren aan als ‘de ure’ (vgl. 22:53 en 14).

Van verre is Petrus zijn gearresteerde meester gevolgd en hij komt terecht op de binnenplaats (atrium) van het huis van de hogepriester waar een vuur ‘rondom aangestoken is’. Wellicht gebruikt Lucas dit merkwaardige werkwoord om aan te geven hoe na Petrus het vuur aan de schenen wordt gelegd: aan alle kanten sluit het hem in. Maar dit vuur van de beproeving zal ook het vuur van de liefde blijken te zijn, waar Petrus evenmin afstand van kan nemen (peri-aptein vgl. 51 en 55). De eerste loochening tegenover de slavin is gelijk al de duidelijkste (i.t.t. Marcus en Matteüs): ‘Vrouw, ik ken hem niet’ (vs. 57). Daar wordt niet meer op teruggekomen. Opmerkelijk is bij Lucas het uur tussen de tweede en derde loochening (vs. 59). Wat wil de evangelist hiermee aanduiden? Dat Petrus nog alle tijd kreeg om tot bezinning te komen, zich eventueel uit de voeten te maken? De manier van uitdrukken is nogal merkwaardig: diastasès hoosei ooras: verschillende ongeveer (of: zoals, gelijk aan) een uur. De zin van deze frase lijkt mij gelegen in een verwijzing naar het beslissende uur van Jezus (22:14, 53). Hoewel Petrus in dit uur nog enig licht heeft in tegenstelling tot Jezus (vgl. vs. 53 en 56), faalt hij in zijn belijdenis. Het uur van navolging blijkt het uur van diastase, afstand, te zijn. Petrus is Petrus toch niet (ondanks de gelofte van 22:33). En terwijl hij nog spreekt (vgl. vs. 60 en 47), kraait de haan. Volgens Lucas (niet de andere evangelisten) is dit allereerst voor Jezus het signaal om te handelen: ‘De Heer keerde zich om en zag Petrus aan.’ De diastase wordt door de zich omkerende en aanziende Heer overbrugd. Het uur van de verwijdering is ook het uur van de liefde.

Zo blijkt vers 22:28 nog op een geheel andere wijze waar te zijn: jullie zijn het, die met mfj gebleven zijn in mijn verzoekingen. 1 Korintiërs 13 is hier van kracht: de liefde: alles overspant zij (beter dan bedekt: stegei, als een huisdak), alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles draagt zij (vs. 6)!

Aanwijzingen voor de prediking

Motto: Een uur van verschil!

Als uitgangspunt voor de overdenking op Goede Vrijdag (korte overweging) kan men ingaan op het liturgische gebruik om de paaskaars te doven en eventueel ook de avondmaalstafel geheel te ‘ontmantelen’. Deze rituelen maken de dood, het werkelijke einde van Jezus’ leven zichtbaar en voelbaar. Het sluit aan bij het zinnetje uit de lezing, als Jezus zegt: ‘Dit is uw uur en de macht van de duisternis’ (vs. 53). Op Goede Vrijdag moeten we de duisternis van lijden en dood onder ogen zien. Deze duisternis blijkt vooral gelegen in het uitblijven van een antwoord op de vragen die Jezus in alle weerloosheid stelt: Judas, waarom verraad je mij met een kus? Waarom zijn jullie met zwaarden en stokken als tegen een gevaarlijke bandiet uitgetrokken? Waarom hebben jullie in de tempel geen hand naar me uitgestoken? Waar vragen niet meer gehoord (willen) worden, is er geen licht meer. Daar spreekt alleen nog het zwaard (wapengeweld).

Het is veelzeggend dat de eerste wond die het zwaard toebrengt, een afgeslagen oor is. Waar geweld ingezet wordt, gaat het gehoor verloren (‘wie niet horen wil, moet voelen,’ zegt het spreekwoord dan ook). Jezus blijft tot in zijn uiterste doende om deze nacht van onverstaanbaarheid te voorkomen: het oor wordt hersteld, opdat vragen gehoord blijven.

Kunnen wij in deze ‘stomme’ duisternis geloof houden aan de God en Vader van Jezus Messias?

Hoe is het met ons gesteld in het uur van de beproeving? Het uur van de waarheid. Kunnen we ons zo’n moment herinneren, of leven we er argeloos aan voorbij? Is ons gebed bestand tegen de nacht?

De leerlingen slapen terwijl Jezus worstelt in gebed. Van hen zal één een verrader zijn (met een kus) en de ander een loochenaar (tot driemaal). ‘Jullie zijn altijd bij mij gebleven in mijn beproevingen,’ blijkt wel een hele cynische waarheid te zijn… De leerlingen zijn zelf een beproeving voor hun Heer. De duisternis daalt niet slechts over ons neer. De duisternis zijn we ook zelf. Voordat de Heer sterft is zijn gemeente reeds (geestelijk) dood.

Petrus volgt als enige zijn meester nog van verre. Hij heeft de moed om eenling te zijn. Komende in dezelfde ruimte als Jezus (huis van de hogepriester) wordt die afstand echter alleen maar groter.

Juist nu neemt hij afstand van zijn Heer. Ook in de kerk kunnen we het verst van God verwijderd zijn. Op de simpele opmerking van een dienstmeisje (zo iemand hoef je toch niet serieus te nemen!) – ‘Ook die was bij hem!’ – blijft Petrus ontkennen. Het uur van de waarheid slaat al voordat je je het realiseert. Angst neemt het leven in regie. Dreigende blikken (‘die daar…’) zijn reeds voldoende om van je geloof af te vallen.

Het uur van de waarheid is het uur van verschil (diastase): navolging blijkt verloochening.

Wat blijft er anders over dan duisternis?

Niettemin heeft Jezus zich in deze nacht tot Petrus omgekeerd en hem aangezien. Het vuur van de liefde brandt door de dood van onze nacht heen. Met dit liefdevuur heeft de lijdende en stervende Heer ons op Goede Vrijdag rondom aangeraakt. Hij maakt het uur van verschil.

Liturgische aanwijzingen

Naar Calvijns overtuiging was Jezus’ zwaarste lijden zijn geestelijk lijden. Daar kan de viering met deze lezing bij aansluiten. 1 Korintiërs 13 zou bijvoorbeeld ter afsluiting van de viering gelezen kunnen worden. Enkele toepasselijke liederen zijn: Gezang 176 en 180 uit LvdK; Tt nr. 137, 159 en 163.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Nieuwe boeken