Menu

Premium

Preekschets Lucas 24:51 – Hemelvaart

Lucas 24:51

Hemelvaartsdag

Terwijl hij hen zegende, ging hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel.

Schriftlezing: Lucas 24:46-53

Het eigene van de dag

Ten dienste van de integratie is wel voorgesteld, bepaalde christelijke feestdagen te ruilen tegen islamitische feestdagen. Daarvoor zou bijvoorbeeld Hemelvaartsdag in aanmerking komen. Niet zozeer wegens wereldbeeldproblemen (wij leven vandaag niet meer met het wereldbeeld van een platte aarde en een hemel daarboven, maar hedendaagse lezers kunnen het hemelvaartsverhaal heel wel als symbolisch, zinvol verhaal opvatten). Veeleer omdat ook onder christenen de Hemelvaartsdag nog nauwelijks leeft.

Daarbij komt een andere overweging. H. Berkhof wijst erop (CG, 315v) dat het Nieuwe Testament over de hemelvaart amper spreekt. Dat doet alleen de ‘hellenistische historicus Lucas’: Lucas 24:51, Handelingen 1:9. Berkhof signaleert hier een ‘neiging naar historiserende aanschouwelijkheid van de verhoging’. Hij concludeert: ‘De hemelvaart is binnen het raam van het nt-ische kerygma géén apart heilsfeit. Het antwoord op de vraag naar het hoe van de hemelvaart hoort’, stelt hij, ‘in een geloofsbelijdenis niet thuis’.

Is de Hemelvaartsdag dus een misverstand? Kan het hemelvaartsevangelie zonder bezwaar uitvallen? Nee. Maar dat blijkt alleen bij lezing van het hemelvaartverhaal zelf.

Uitleg

In Lucas 24 wordt de hemelvaart verteld als afsluiting van Jezus’ allerlaatste verschijning. Jezus verschijnt hier als de ten slotte heengaande; zijn heengaan is zijn verschijning bij uitstek. We kunnen dus ook zeggen: de (opstanding en) verschijningen worden verteld in het kader van de hemelvaart; Jezus’ ten-hemel-opname is waar het in zijn opstanding eigenlijk om gaat. Jezus is (vgl. Joh. 20:17) als de Opgestane en Verschijnende naar zijn hemelvaart op weg.

Dat betekent niet dat Hij zich van de aarde (de wereld) gaat afwenden; integendeel. Inzake de hemel worden in de bijbel termen van plaatsaanduiding (‘hemelgewelf’) niet vermeden. Toch is ‘hemel’ hier vooral een zijnswijze; een bestaan, geheel bepaald door Gods heerlijkheid. De hemel is boven ons in kwalitatieve zin. Daarbij kijk je allicht letterlijk omhoog (Berkhof bracht dat, in Wending VIII, 449, in verband met het gegeven ‘dat de mens rechtop loopt en dat het lichamelijk instrumentarium voor zijn geest in de hoger gelegen lichaamsdelen zetelt’), maar dat is niet waarom het gaat. De hemel is: schepping als al geheel gedomineerd door Gods wil en heerschappij. De hemel staat tegenover de aarde (vgl. Mat. 6:10) als ‘de partner die haar zegenend omringt, en ook het doel waarop zij is aangelegd’ (Berkhof). Als zodanig is hij ook ‘de plek van waaruit God zich bemoeit met de aarde’ (Terlouw). Dat Jezus daarheen is opgenomen, garandeert zijn blijvende betrokkenheid, in Gods Naam, met de aarde.

Het bericht van Jezus’ hemelvaart is dan ook verbonden met een aanwijzing betreffende het komende zendingswerk, gericht op alle volken: vers 47-49 (vgl. Hand. 1:8). ‘Die Himmelfahrt Jesu wird zur Erdenfahrt seiner Zeugen’ (Lochman 139). Ook Matteüs sluit zijn evangelie af met een zendingsbevel (28:19). Hij vertelt daarbij geen hemelvaartsverhaal maar laat dit zendingsbevel wel voorafgaan door Jezus’ woord ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde’ (vs. 18). Zo Matteüs’ hemelvaartsverkondiging. Omgekeerd: het hemelvaartsverhaal is Lucas’ manier om de opgestane Jezus nu ook (net als Matteüs doet) te verkondigen als de Heer van de voortgaande geschiedenis.

Zegen en scheiding vallen in vs. 51 vrijwel samen. Letterlijk: ‘En het geschiedde in zijn hen zegenen dat hij zich van hen verwijderde.’ Oftewel: hij zegende hen doordat (met dat) hij zich verwijderde (vgl. Joh. 16:7). Zegen is toezegging van blijvende nabijheid (vgl. Mat. 28:20). Dit afscheid is als zodanig de belofte van blijvende presentie en bemoeienis.

Het Lucasevangelie eindigt in Jeruzalem zoals het er is begonnen. Het begon daar met het verhaal over de zegen van priester Zacharias; zegen die mislukte (1:22). Het eindigt er met het verhaal over Jezus’ zegen, zegen vol kracht. In heel Jezus’ optreden is de door Zacharias gerepresenteerde priesterdienst vervuld. Dat zit ook in het ‘werd opgenomen’, anefereto. Dat komt van een werkwoord dat in de lxx meestal vertaling is van het Hebreeuwse ‘alah , hif’il. Het is offerterminologie. Het zijn de offers, die men ‘doet opgaan’. Ook de hemelvaart is offergang. Jezus’ offerdienst, zijn inzet voor mens en wereld, bereikt hier zijn voltooiing.

In een aantal handschriften ontbreken de slotwoorden van vers 51 (wegens harmonisatie met Hand. 1?). De NBG-vertaling 1951 liet ze daarom weg. De nbv heeft ze wél: ‘En werd opgenomen in de hemel’. Daarin volgt zij de recentere edities van Nestle-Aland. Ook proskunèsantes auton, in vers 52, ontbreekt in enkele handschriften, was in de NBG-vertaling onvertaald gelaten en, overeenkomstig de recentere tekst van Nestle-Aland, door de nbv weer opgenomen: ‘Ze brachten hem hulde’, letterlijk: ‘zij vielen aanbiddend voor hem neer.’ ‘Wo das Neue Testament proskunein gebraucht, ist das Richtungsziel immer etwas Göttliches’ (Greeven). Bij Lucas is dit de enige plaats waar dit woord is gericht op Jezus: Jezus heeft nu, in zijn hemelvaart, in Gods Naam de heerschappij aanvaard (vgl. Hand. 2:36). Waren de woorden over het aanbidden van Jezus weggelaten omdat men moeilijk iemand bij verstek kan aanbidden? Maar aanbidding veronderstelt juist de aangebedene aanwezig.

Jezus’ afscheid is dan ook géén reden tot treurnis. ‘Ze keerden in grote vreugde terug naar Jeruzalem’ (vs. 52). Het motief van de ‘grote vreugde’, chara megalè, komt in het Lucasevangelie herhaaldelijk voor. Zie vooral 2:10. Ook hier correspondeert het slot van het evangelie met het begin. ’Freude ist der Zustand der durch die Epiphanie ausgelöst wird’ (Conzelmann). Het is de vreugde waarmee het heil wordt begroet.

‘Zij waren voortdurend in de tempel, eulogountes ton theon (vs. 53). Zoals vele andere vertalingen (inclusief de StV) vertaalt de nbv eulogeo hier met ‘loven’; hoewel in vers 50-51 met ‘zegenen’. Dat Jezus (van Godswege) mensen zegent, klopt voor ons besef; dat mensen Gód zegenen, lijkt te pretentieus. Maar: er mag van de mens uit communicatieve openheid naar God toe zijn, corresponderend met Gods communicatieve openheid naar de mens toe. Zoals de mens is aangewezen op Gods zegen, zo is God erop aangewezen, door de méns gezegend te worden. ‘U bent de Heilige, die op Israëls lofzangen troont’ (Ps. 22:4).

Aanwijzingen voor de prediking

Kernpunt is het verband tussen afscheid en zegen. Hemelvaart is géén afscheid in de zin van ‘partir c’est mourir un peu’. Dit afscheid is vol beloften. Jezus zégent en gaat daarin heen. Hij wendt zich niet van ons leven en onze wereld af, zegt ons integendeel zijn blijvende presentie en bemoeienis toe.

Hemelvaart is een mythisch verhaal, passend bij een antiek wereldbeeld. Het is echter goed, erop te wijzen dat in de bijbel zulke associaties niet de boventoon voeren. De zin dat Jezus ‘werd opgenomen in de hemel’ beschrijft niet iets wat de aanwezigen met eigen ogen hebben kunnen constateren. Het is geloofsuitspraak; uitspraak van de zekerheid dat Hij die uit het zicht is verdwenen nu bij God is, als priester die ten volle het offer van zijn eigen inzet aan God heeft opgedragen, ons ten goede. Daarom, daarin wordt Hij nu ook aanbeden (vs. 52).

Jezus opgenomen in de hemel. Dat betekent: hemel en aarde, de wereld van God en de wereld van de mensen zijn niet los van elkaar. Er is ‘daarboven’, bij God, één die het voor ons opneemt. God regeert de wereld niet buiten Hem om.

‘Het geloof in Christus’ hemelvaart is niet een theorie, hoe een menselijk lichaam zich in de richting van de stratosfeer kon bewegen, doch de belijdenis, dat de aarde en haar bewoners door een sterke hand “van omhoog” worden vastgehouden en dat het daarom beter en ook meer waar is omhoog te zien dan omlaag te staren.’ Daarom kan hemelvaart worden genoemd: ‘Het meest radicale antwoord aan het nihilisme’ (Beek / De Jong). Dit evangelie kan niet gemist worden.

Hemelvaart betekent niet dat het nu, ‘bij ontstentenis van Jezus’, ‘op óns aankomt’. Het is Jezus’ eigen geschiedenis, die voortgaat, ook in het huidige gebeuren van mens en wereld. Daarin zijn wij uiteraard betrokken, als getuigen van de Messias, wiens lijden, sterven en opstaan alle volken raken en tot omkeer nopen.

Liturgische aanwijzingen

Lucas 24:49-53 is een van de vaste evangelielezingen (men kan beter beginnen bij vs. 46). Daarnaast als profetenlezing Daniël 7:9-10, 13-14 en als epistellezing Efeziërs 4:1-13. Als profetenlezing komt ook 2 Koningen 2:1-15 (-18) in aanmerking. Klassieke Psalm: 47; andere mogelijkheden: 68, 93, 110. De rubriek omvat hemelvaartsliederen de Gezangen 226 t/m 235. Daarnaast: Tt 176.

Geraadpleegde literatuur

M.A. Beek / J.M. de Jong, Bijbelse knooppunten, ’s-Gravenhage 1952, 78-81; H. Berkhof, ‘De menswording van de mens’, in: Wending, jrg. 8, 1953/54, themanummer ‘Bijbel en Wereldbeeld’, 445-453; Idem, Christelijk Geloof, 9e druk, Kampen 2007, 178v, 315v; W.L. Dekker, Lucas 24:46-53, in: J.H. van der Laan, A.F.J. Klijn en E. Noort (red.), Woord in beweging 5, Kampen 1989, 94-103; Heinrich Greeven, proskuneo etc., in: ThWNT VI; Ben Hemelsoet / Dirk Monshouwer, Lucas. Vertaling met kanttekeningen, Zoetermeer 1997; Jan Milic Lochman, Das Glaubensbekenntnis, Gütersloh 1982, 136-141; Ad van Nieuwpoort, Tenach opnieuw, Amsterdam 2006; O. Noordmans, Verzamelde werken VIII, Kampen 1980, 340-344; Eduard Schweizer, Das Evangelium nach Lukas,ntd, Göttingen 1982; A. Terlouw, Lucas 24:48, in: Postille 50, 1998-1999, 113-115; Helmut Traub, ouranos etc., in: ThWNT V; Konrad Weiss, anafero, in: ThWNTIX.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken