Menu

Premium

Preekschets Lucas 6:20

Lucas 6:20

Zesde zondag na Epifanie

Hij richtte zijn blik op zijn leerlingen.

Schriftlezing: Lucas 6:20-26

Uitleg

Vers 20. Op zijn leerlingen – die brede groep van volgelingen dus, niet alleen de apostelen, en daarachter zie ik ook de grote kring van de later-erbij-gekomenen uit de volkeren, ze staan niet zo dichtbij, maar ze vangen er ook iets van op.

Gelukkig jullie die arm zijn – ‘jullie’, dat is bij Lucas opvallend, de armen worden rechtstreeks aangesproken. Die tweede persoon maakt de zaligsprekingen bij Lucas tot een kerugmatische tekst. Bij Matteüs is het meer ethisch.

Makarios, daarover is veel te vinden in de woordenboeken, zoals in ThWNT Bertram (OT) en Hauck (NT).

Bij de Grieken worden de góden zalig genoemd, in de bijbel alleen in 1 Timoteüs 1:11 en 6:15. God is de géver van zaligheid.

In het Oude Testament komt het vooral voor in de psalmen en in de wijsheidsliteratuur. In Jezus Sirach 25:7-10 staan 9 zaligsprekingen zoals deze: ‘Gelukkig hij die in zijn spreken niet uitglijdt en hij die spreekt voor oren die luisteren.’ Zaligheid is levensvervulling en betreft allereerst aardse gaven: vrouw (Sir. 25:8), kinderen (Gen. 30:13), schoonheid (Hgl. 6:9), wijsheid (Spr. 3:13), rijkdom (Jes. 32:20). In Psalm 1:1, Spreuken 8:32-34, Jesaja 56:2 en Jeremia 17:5-10 lijkt zaligheid een beloning van God te zijn, maar Maleachi 3:15 zegt dat je dan gauw verkeerd oordeelt. Het lijkt wel op de leer van het karma, waar het lot van de mensen afhangt van hun daden (Feenstra).

In het Nieuwe Testament komt de gebruikelijke wijsheidsvorm ‘ahsree ha’ish asher’ (zalig de mens die…) alleen nog in twee teksten voor: Matteüs 11:6 (zalig is wie aan mij geen aanstoot neemt) en Lucas 14:15 (een gast aan tafel, waar ook Jezus aanligt, zegt: zalig wie brood eten zal in het koninkrijk van God).

Makarios, vooral bij de synoptici en in de Openbaring, duidt de religieuze vreugde aan die met de komst van Gods koningschap samenhangt. Het gaat dan niet meer om wijsheidsspreuken, maar om eschatologische verkondiging.

In het Hebreeuws hangen ‘ani (1. lijden, ellende; 2. arme, die geen grond bezit) en ‘anaw (1. onderworpen aan God en zijn wil, deemoedig; 2. arm) samen met ‘anah (neergedrukt zijn, gebogen zijn, lijden). In het Grieks hangt ptoochos (1. bedelaar; 2. arme) samen met ptoochein (wegkruipen, bedelen).

De Thora is duidelijk over het recht van de armen. De Spreukendichter weet dat sommigen arm zijn door eigen schuld (Spr. 24:30-34), maar voor de Thora maakt dat geen verschil.

Wel de manier waarop je rijk werd, maakt verschil. Zo worden de armen niet alleen een sociaal, maar ook een godsdienstig verschijnsel: de armen zijn zonder meer ‘rechtvaardig’ om twee redenen: rijkdom hangt veelal samen met uitbuiting en onrecht (Ps. 37:14-17) en God begunstigt de armen.

Ook in het Nieuwe Testament heeft het woord ‘arme’ vaak een godsdienstige betekenis. De Messias wordt gezien als de arme (Mat 8:20; Filipp. 2:4-9) die bondgenoot van de armen wordt. In Lucas is de arme toch wel concreet (Lazarus) en als je gaat tellen bij Lucas komt het woord minder voor in Handelingen, naarmate er gedeeld gaat worden.

‘Want’ is nevenschikkend, heeft een hermeneutische betekenis. Niet vanwege hun armoede zijn ze zalig, maar in dat ‘want’ wordt een belofte doorgegeven.

Vers 21. Wie nu huilt. Dat ‘nu’ duidt op leven in een grenssituatie tussen het oude leven van honger hebben en de nieuwe aeon van het koninkrijk dat nu begint.

In de tweede en derde zaligspreking (meer dan in de eerste) laat Lucas de ornkeer van de heersende verhoudingen zien, als in het Magnificat.

Klaioo, ‘huilen’, geeft net als gelaioo (ook in 25b) de gevoelens én de fysieke verschijningsvorm weer. Lucas is lijfelijker en ‘gewoner’ dan Matteiis, die ‘treuren’ en ‘troosten’ heeft.

Vers 22, 23. De vierde zaligspreking is een lange zin; dat is Semitische retoriek. Het geeft de afsluiting aan en het zwaarste wordt het laatst genoemd.

Hotan (niet ean), het gehaat-worden is zeker te verwachten.

Heveka – omwille, niet door eigen gedrag, maar door hun verbondenheid met de Messias…

Jullie naam – eerder eigennaam dan de naam ‘christen’ (Bovon).

Vers 23. Op die dag – als de vervolging daar is, geen eschatologische term.

Skirtaoo – opspringen (Luc. 1:41, 44).

Vers 24. Wee! Die uitroep is geen vloek, maar een uiting van beklag over groot ongeluk. Abechein is in de Statenvertaling ‘weghebben’, een term uit het handelsverkeer en betekent zoveel als: ontvangen en voor ontvangst tekenen, ‘voldaan’, met ontvangstbewijs.

Aanwijzingen voor de prediking

  • Eerst enkele themawoorden waaronder de zaligsprekingen kunnen worden gevat.

Belijdenis – De vier zaligsprekingen zijn niet bedoeld als leefregels voor de christelijke gemeenschap. De mensen tot wie Jezus sprak, waren voor een groot deel mensen die arm waren. In plaats dat Hij deze mensen vertelt hoe ze moeten leven, zegt Jezus tegen hen: jullie zijn zalig. God staat aan jullie kant. Geen leefregels dus voor de gemeente, maar een belijdenis dat God de armen uitverkiest. Toch kun je daarbij vragen: hangt daar ook niet een leefwijze mee samen? In die richting gaat Matteiis; bij hem lijken de zaligsprekingen te zijn omgevormd om ze voor de gemeenschap bruikbaar te maken.

Keuze – Schuman ziet in de veldrede een keuze: niemand kan twee heren dienen. De Heer van het Koninkrijk stelt eigenlijk zichzelf voor in de vier zaligsprekingen. De aangesprokenen zijn zijn vrienden – de armen, zij die huilen, wie honger hebben, of uitgestotenen zijn – déér is Hijzelf te vinden. Bij de vier wee-woorden niet opeens aan een ander adres denken. Ook aan de twaalf, het ‘ware Israël’, wordt voortdurend de keuze voorgehouden.

Oordeel – Verheij ziet parallelliteit tussen de zaligsprekingen bij Lucas. ‘Vier tegen vier in volstrekte evenwijdigheid, en volstrekte duidelijkheid.’ Deze inleiding op de veldrede maakt duidelijk dat het ook om het (laatste) oordeel gaat. De komst van het Rijk (voor de één) gaat gepaard met het uiteindelijke oordeel (voor de ander). Zowel de zaligsprekingen als de wee-roepen lopen uit op de positie die de apostelen/leerlingen/christenen innemen tussen de anderen, gehaat of bewierookt. Daarbij wordt, anders dan bij de eerste drie toestanden, een nadere bepaling gegeven over de oorzaak ervan: de Mensenzoon. Meer nog dan anders moet men hier twijfelen aan de juistheid van de hoofdletter. De Mensenzoon is gekomen om de mensenzoon, het gewone mensenkind, te openbaren. Het gaat hier om de humaniteit als zodanig. Wanneer ze u smaden omdat ge voor de mens kiest – zalig! Wanneer ze je bewieroken omdat die keuze uitblijft – wee! (Verheij, 112).

  • Dan de zaligprijzingen. In Jezus ziet God naar de mensen om. En over heel die vlakte, dat beloofde land, klinkt het grote woord: gelukkig jullie armen, die huilen van de honger, naar jullie is het Koninkrijk van God toe gekomen, waar voor iedereen meer dan genoeg is, in alle opzichten. De vraag komt op of Jezus dat wel waarmaakt – nu heb je het slecht, maar later zul je het goed hebben: dat is vaker gehoord (‘opium van het volk’). Maar Jezus gaf wat Hij beloofde en deed wat Hij zei. Wel het omgekeerde van wat gangbaar is. Zijn leven lang heeft Hij geen rijkdom gekend. Ook vond Hij geen erkenning. Vanaf zijn geboorte had Hij geen deel aan de culturele en economische welstand van de bovenlaag. Maar in deze Mensenzoon krijgt Gods koninkrijk gestalte. Hij spreekt van een God die kiest voor de armen.

  • Dat is tegelijk kritiek op de rijken, eigenlijk: op de manier waarop soms de rijken rijk zijn: inhalig, egoïstisch. Maar in de keuze van God voor de armen worden ‘de’ rijken niet afgewezen. Ze worden gewaarschuwd, hun wordt een andere mogelijkheid gewezen. God is niet tegen de rijkdom, maar tegen de armoede. Dat kun je doortrekken naar heel veel dingen: als Jezus mensen geneest van hun ziekte, dan geeft Hij te kennen dat God tegen de gebrokenheid is, tegen de pijn en de dood die het leven verwoesten. God wil het leven van de mensen; daarop is alles wat Hij doet en zegt aangelegd. Jezus tekent God als degene die de rollen omkeert. Niet door te vernietigen, maar door recht te zetten wat nu scheefgetrokken is. De eersten worden de laatsten: dat betekent dat er geen afvallers zijn. De rijke die niet in de rij hoeft te staan bij de voedseluitdeling zal misschien op een andere wijze bij de bedeling verzeild raken. Misschien bij een therapeut die hem van zijn angsten moet verlossen, niet omdat God straft, maar als gevolg van eigen leefstijl. God is niet tegen de overvloed maar tegen het onrecht dat te weinigen erin delen.

  • Het is een oproep om te kiezen (zoals in Deut. 30:15-20), een keuze tussen leven en dood. Degene die de oproep doet, heeft zelf de gevolgen van zijn keuze aan het begin van zijn weg reeds aan den lijve ondervonden. Liep zijn proclamatie van Gods Rijk in Nazaret niet uit op verstoting en versmading? Dat echoot in 6:23b. Op dezelfde wijze zal straks ook met Hem gehandeld worden. Zijn blik houdt de leerlingen vast, terwijl Hij spreekt. Het zijn moeilijke woorden: wat gaat er met hun meester gebeuren, wat zegt Hij over henzelf? Het zijn troostende woorden: wat ook de weg van het leven is – Hij is daarop voorgegaan.

Liturgische aanwijzingen

Zingen Psalm 107:1,19, 20; 119:1, 2 , 3; Gezang 325; 486. Tt heeft een lied (nr. 59) over de zaligsprekingen, maar geënt op de tekst van Matteüs; het is een mooi ‘portret’ van degene die de zaligsprekingen uitspreekt.

Geraadpleegde literatuur

Zie onder 4 februari. Zie ook P. Feenstra in De Eerste Dag, jrg XXVII, nummer 1, winter 2003/2004,40/41) (exegetische aantekeningen bij zondag 15 februari 2004). En ook G. Kittel, ThWNT (Eng. ed.) IV, 362-370, Michigan 1975.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Nieuwe boeken