Menu

Premium

Preekschets Lucas 7:13b

Lucas 7:13b

Derde zondag na Epifanie

‘Jongeman, ik zeg je, sta op!’

Schriftlezing: Lucas 7:11-17

Het eigene van de zondag

In de periode van Epifanie staat de vraag centraal: wie is Jezus? In dit bijbelgedeelte wordt duidelijk dat Jezus zelfs de Heer is over leven en dood!

Uitleg

Het verhaal over de opwekking van de jongen uit Naïn wordt alleen door de evangelist Lucas verteld. Een opwekking uit de dood, dat is toch wel iets heel bijzonders, dat vinden ook de evangelisten. Er wordt in de evangeliën veel geschreven over bijzondere genezingen en andere tekenen die Jezus heeft gedaan, maar een opwekking uit de dood wordt slechts drie keer verteld: het dochtertje van Jaïrus (Mat. 9:18-26, Mar. 5:21-43, Luc. 8:40-56), Lazarus (Joh. 11) en de jongen uit Naïn (Luc. 7:11-17).

Het verhaal over deze opwekking wordt heel kort en krachtig verteld in slechts zeven verzen. Je zou kunnen zeggen: er wordt meer niet verteld dan wel. Jezus is met zijn leerlingen en een grote menigte mensen om zich heen, op weg naar de stad Naïn. Als Hij vlak bij de stad is, komt Hij een andere groep mensen tegen. Twee groepen mensen die elkaar tegenkomen en als het ware tegen elkaar ‘opbotsen’. De ene groep is in een opgetogen en verwachtingsvolle stemming, want met Jezus in de buurt is er altijd wel wat te beleven. De andere groep is een rouwstoet rondom een weduwe, die eerst haar man had verloren en nu ook haar enige zoon. Tot op de dag van vandaag is het bij de Joden de gewoonte om mensen die overleden zijn nog op dezelfde of meteen de volgende dag te begraven. Deze jongen is dus nog maar net overleden. Op welke manier hij is gestorven, wordt niet verteld en ook niet hoe oud de jongen was. In het jodendom wordt een jongen van 13 als volwassen beschouwd, dus deze jongen zal hooguit 11 of 12 jaar oud zijn geweest. Eerst je man verliezen en daarna je enige zoon – het zal je maar gebeuren. Zonder haar man en nu ook zonder haar enige zoon heeft deze vrouw geen toekomst meer. Ook zij is als het ware dood.

Twee groepen mensen die elkaar tegenkomen. Te midden van al deze mensen ziet Jezus deze vrouw. Hij kent haar niet, Hij heeft haar nog nooit eerder gezien, maar Hij wordt geraakt door haar verdriet. Hij wordt door medelijden bewogen, staat er in vers 13. Als Jezus het verdriet van deze vrouw ziet, kan Hij niet accepteren wat hier gebeurt! Hij loopt naar haar toe en zegt tegen haar: ‘Huil niet meer!’ En Hij houdt de lijkbaar tegen door hem aan te raken. Door deze aanraking wordt Jezus onrein, want volgens de wet van Mozes is een dood lichaam en ieder voorwerp dat met dat dode lichaam in aanraking komt, onrein.

Heel opvallend is dat Jezus hier zo duidelijk zelf het initiatief neemt. In andere verhalen in de evangeliën komen de mensen meestal bij Jezus om hulp vragen. Vaak wordt er ook gesproken over hun geloof en vertrouwen in de macht van Jezus. Maar in dit verhaal is van dat alles geen sprake. De vrouw is gevangen in zichzelf en haar eigen verdriet, op weg naar de begraafplaats om nu ook haar enige zoon te begraven. Het is maar de vraag of ze Jezus heeft zien aankomen. Voor haar gevoel staat Hij plotseling voor haar en Hij houdt de lijkbaar tegen. De jongen ligt niet in een afgesloten houten kist, zoals in onze tijd en onze cultuur, maar in een linnen doek. De weduwe begrijpt hoogstwaarschijnlijk nauwelijks wat er gebeurt. Maar het wordt nog onbegrijpelijker! Die onbekende man zegt tegen haar overleden zoon: ‘Jongen, ik zeg je, sta op!’ En de jongen komt overeind en begint te spreken. En dan staan daar die mooie woorden: ‘En Jezus gaf hem terug aan zijn moeder.’

Aanwijzingen voor de prediking

In het Nieuwe Testament wordt verteld over bijzondere dingen die Jezus doet, hoe Hij zieke mensen genas, blinden en doven weer deed zien en horen, boze geesten uitdreef. Dit zijn allemaal bijzondere dingen, en deze kunnen en willen we nog wel geloven. Maar iemand opwekken uit de dood? Is dat niet te bijzonder en te ongelofelijk? Is het verhaal niet een mooie legende om de roem van Jezus nog groter te maken? Of was de jongen niet echt dood, maar lag hij in een coma? Of moet je het verhaal psychologisch opvatten, dat de woorden ‘leven’ en ‘dood’ meer een psychologische betekenis hebben? Maar stel je voor, ook al is deze opwekking echt gebeurd, wat hebben wij er vandaag dan aan in een wereld waarin nog steeds niet alleen oude, maar soms ook jonge mensen sterven?

In Psalm 90:10 staat: ‘Zeventig jaar duren onze dagen, of tachtig als we sterk zijn.’ We hebben als mensen het aardse leven uit Gods hand ontvangen en het is de bedoeling dat wij ongeveer zeventig of tachtig jaar oud worden. Veel mensen bereiken die leeftijd, maar sommige ook niet! Hoe kan dat? Is het Gods wil dat sommige mensen oud worden en andere mensen jong(er) sterven? Soms kan het zijn dat mensen jong(er ) sterven als gevolg van hun eigen levensstijl op het gebied van drugs, alcohol of seks. Soms hebben mensen in zeer ongezonde omstandigheden gewerkt, waardoor ze ziek worden en overlijden. Maar in andere situaties worden mensen ziek en sterver eerder zonder aanwijsbare redenen. En dan kun je je afvragen: waarom gebeurt dit?

Op sommige vragen krijgen we geen pasklare antwoorden. En de vraag waarom een kind of jong mens sterft, is vaak ook zo’n vraag. Maar misschien kan dit verhaal uit Lucas 7 ons wel een stukje verder op weg helpen. Net als het hele evangelie is ook dit verhaal een paasverhaal. In vers 13 wordt Jezus omschreven als de Kurios, de Heer. Dit is een aanduiding die in de vier evangeliën nauwelijks wordt gebruikt voor Jezus. Paulus gebruikt in zijn brieven echter deze aanduiding wel heel vaak om Jezus aan te duiden als de opgestane Heer die de dood heeft overwonnen. Als Jezus nu al door Lucas, vóór zijn kruis en opstanding, de Heer wordt genoemd, laat Lucas zien dat ook nu al de macht van de dood moet wijken voor Jezus. Ook nu al is Hij de Heer over dood en leven.

In dit verhaal gaat het vooral om Jezus, om wie Hij is. De naam van de weduwe, van haar overleden man en van haar zoon worden niet genoemd. Hoe de weduwe en haar zoon reageren op zijn opwekking uit de dood wordt ook niet verteld. En hoe het nu verder gaat in hun leven, ook daar horen we niets over. Waar het om gaat, is dat Jezus laat zien dat deze jongen te vroeg is gestorven. Jezus laat zien dat het niet Gods wil is dat jonge mensen vroeg sterven. In de tijd dat Jezus rondtrok door Galilea en Judea zijn er meer jonge mensen gestorven, maar niet al deze mensen wekte Hij op uit de dood. En de mensen die Hij opwekte, zijn later toch weer gestorven. Hoewel Jezus niet wil dat jonge mensen sterven, kan Hij het niet voorkomen. Niet alle doden worden opgewekt, maar de opwekking van deze jongen is een teken! Een teken dat de dood in onze wereld toch niet het laatste woord heeft. We hoeven de mensen van wie we houden en onszelf niet over te geven aan de dood en het graf, maar we mogen hen overgeven in de handen van de Heer van doden en levenden. De Heer die zelf ook de weg is gegaan naar het graf en naar de opwekking uit de dood door God. Waarom sommige dingen gebeuren, waarom sommige mensen jong sterven, dat zijn vragen die niet altijd te beantwoorden zijn. Maar wat we wel mogen geloven, is dat God ons en de mensen die ons lief zijn, in leven en in sterven niet loslaat, maar vasthoudt en trouw blijft, en ons opvangt in zijn eeuwige handen. Dit geloof neemt ons verdriet, onze pijn en ons gemis niet weg, maar dit geloof kan ons wel een uitzicht geven, een uitweg, dwars door alles heen. Een weg door al ons verdriet en de pijn heen. Een weg door heel ons leven en door heel ons sterven. Een weg waarop Jezus zelf ons is voorgegaan.

Aanwijzingen voor de liturgie

Psalm 68:7; 121. Gezang 210; 225; 274 (Lvdk).

Geraadpleegde literatuur

Eugen Drewermann, Hij legde hun de handen op. De wonderen van Jezus, Zoetermeer 1993, 154-170.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken