Menu

Premium

Preekschets Lucas 8:8

Zondag Sexagesima

‘Wie oren heeft om te horen, die moet horen.’

Kernvers: Lucas 8:8
Schriftlezing: Lucas 8:4-15

Het eigene van de zondag

De naam van deze zondag, Sexagesima (zestigste), houdt verband met de afstand in tijd naar Pasen toe. De Veertigdagentijd is nog niet aangebroken, maar de tijd van Epifaniën is afgesloten.

Waar Epifaniën wit draagt, vanwege het licht dat de komst van God in de wereld brengt, daar hult de Veertigdagentijd zich in het paars, beeltenis van de nachthemel zonder sterren.

Waar Epifaniën Jezus bij zijn eerste stappen in zijn ‘zoonschap’ volgt, weg, bij Nazaret vandaan, daar trekt de Veertigdagentijd met Jezus mee naar Jeruzalem, op naar zijn ondergang en opstanding.

Sexagesima behoort met Septuagesima (zeventigste) en Quinquagesima (vijftigste) tot de zogenaamde overgangszondagen. Die lijken vlees noch vis.

Toch hullen deze zondagen zich in overtuiging in groen, de kleur van het jonge leven, de hoop. In deze periode komen verhalen langs waarin Jezus om aandacht vraagt. Niet voor zichzelf, maar voor wat Hem geroepen heeft. Open ogen, open oren voor de hoop op liefde.

Uitleg

Om deze tekst goed te verstaan en recht te doen, lijkt het wijs om het voortraject in ogenschouw te nemen. Jezus’ woorden in hoofdstuk 8 staan in een context.

Waar Matteüs een Bergrede kent, trakteert Lucas de hoorder op een rede die uitgesproken wordt wanneer Jezus een berg waarop Hij de gehele nacht in gebed heeft doorgebracht, heeft verlaten (Lucas 6). In de zogenaamde veldrede die volgt spreekt Jezus bij Lucas (anders dan bij Matteüs) een viertal zaligsprekingen (makarioi – ‘wel gaat het die…’) uit, maar laat daar ook nog eens een viertal wee-sprekingen op volgen (oeai humin – ‘wee gaat het jullie…’).

Waar Matteüs ervoor kiest Jezus het koninkrijk der hemelen te laten ontvouwen in een negental zaligsprekingen, in de derde persoon, ‘wel gaat het hún’, negenmaal, driemaal drie, daar laat Lucas Jezus, down to earth, in het veld, met hetzelfde doel voor ogen, vier zaligsprekingen uitspreken in de tweede persoon, ‘wel gaat het jou’.

Ook de wee-sprekingen zijn in de tweede persoon. Twee keer vier. Vier, het getal van de windstreken, het getal van de wereld. Twee werelden tegenover elkaar.

Lucas streeft een persoonlijk, zeer betrokken gehoor na, en het doet ertoe wat er met het woord en de woorden gebeurt. Wordt het gehoord, draagt het vrucht? Of blijft het uit, gaat het voorbij?

In de gelijkenis gaat het om erets tova, zoals het in de Tenach heet: de goede aarde, het goede land. Om en têi kalêi gêi, zoals het hier in het Grieks klinkt: ‘in de goede aarde’.

Om dit duidelijk te maken maakt Jezus gebruik van verschillende routes die het zaad kan afleggen. Langs de kant, op rotsige bodem, tussen de doornen en in goede aarde.

Verder lijkt de rolverdeling helder: de zaaier is God, het zaad is zijn woord dat tot ons klinkt door de mond van Mozes en de profeten, en de aarde is het menselijke hart, de hoorder.

De routes laten zich wel betrekkelijk eenvoudig verklaren. ‘Langs de kant’ is niet meer dan ‘even in aanraking gekomen zijn’. Echte uitwisseling vindt niet plaats, het zaad gaat in lucht op. Met de vogels mee.

‘Op rotsige bodem’ wortelde het even, maar niet diep; het bereikte het hart niet en heeft daar niet kunnen groeien. Het heeft geen tijd gekregen. Het is als een optie terzijde geschoven. Is niet als een noodzakelijkheid herkend.

‘Tussen de doornen’ heeft het concurrentie ondervonden van kwaad gewas dat er al stond. De doornen zijn ongetwijfeld de beslommeringen die een mens kunnen opslokken zodat de ontmoeting met ‘wie naast is’ niet plaatsvindt. Het verklaart waarom het vervolg vruchteloos is.

Ten slotte is er het zaad dat goed terechtkomt. We hebben er zelfs een uitdrukking in het Nederlands aan overgehouden: ‘in goede aarde vallen’. En dan geeft het vrucht. Misschien wel in honderdvoud.

‘Wie oren heeft om te horen moet goed horen’. Liever niet ‘goed luisteren’, waarvoor de NBV opteert. Luisteren hebben de toehoorders ongetwijfeld gedaan of op zijn minst gewild, maar hebben ze kunnen horen? Hebben ze verstaan, opdat zij kunnen spreken? Om het met de gelijkenis te zeggen: kunnen ze vrucht dragen?

Om de weg van het zaad te schetsen benut Lucas twee verschillende werkwoorden die iets vergelijkbaars uitdrukken, maar vanwege hun verschil de aandacht waard zijn. Bij de rotsige bodem gebruikt hij het woord dechomai, dat Walter Bauer vertaalt met annehmen, aufnehmen. Even verderop, wanneer de goede aarde ter sprake komt, geeft de evangelist aan Jezus het woord katechô mee, door Bauer vertaald met einnehmen. Mijns inziens meer dan een nuanceverschil. De keuze voor verschillende woorden is door Lucas niet genomen om af te afwisselen.

Thomas Naastepad wijst in zijn boek Menswording, waarin hij het Evangelie naar Marcus van uitleg voorziet en waarin deze parabel met enige afwijkingen ook is opgenomen (Marcus 4) op het gegeven dat zaaier en zaad niet zo gemakkelijk van elkaar te onderscheiden zijn.

Staat de spreker van het woord wel zo los van zijn woord? Is hij niet ook zelf present in zijn woord? God geeft zichzelf in zijn woord; zaait zichzelf als Hij zijn woord zaait. Hij gaat zelf de weg van het zaad. Maakt geen beweging om de dood heen, maar trekt erdoorheen!

Een laatste raadsel dat aandacht vraagt is dat ‘honderdvoudig vrucht dragen’ uit vers 8. Hetgeen gebeurt wanneer het zaad de goede aarde bereikt en erdoor ‘ingenomen’ wordt.

In de Tenach is er een man van wie gezegd wordt dat hij honderdvoudig aan vruchten heeft voortgebracht. Het gaat om Isaak, de zoon van Abraham (Genesis 26:12). ‘Zoon van…’

God, de zaaier; zijn woord, het zaad; en de goede aarde, waar dit woord verstaan wordt. In Jezus zijn zij één. In Jezus staat God garant voor ons. In Jezus maakt God het ons onmogelijk alles op onszelf te betrekken (Wie is goede aarde en wie niet? Wie is geschikt het zaad verder te brengen en wie niet?)

Wij hoeven niet in de valkuil van de onderlinge arbitrage te duiken. Hoeven niet te beoordelen en af te keuren.

Aanwijzingen voor de prediking

Belangrijk is te vermijden dat de preek onbedoeld een star schema in de hand werkt. De voorganger zaait woorden in de hoop dat het woord hierin verpakt is. De gemeente mag hopen dat zij goede aarde is en geen rotsige bodem of doornenperceel.

Sterk is het wanneer in een vroeg stadium van de preek al duidelijk wordt dat Jezus de te onderscheiden rollen opheft. Hij is zaaier, zaad en goede aarde in EEN!

Wij hoeven ons als hoorders en aspirant-verspreiders van het woord dat liefde is niet af te vragen of wij wel voldoende deugen om het geschikte zaad te zijn. Hij is het voor ons. (Wij mogen het worden.)

Wij hoeven ons om die reden niet druk te maken of wij goede aarde zullen of kunnen zijn. Hij is het voor ons. (Wij kunnen het zijn.)

Niets is verdienste, moet binnen bereik komen of kan geregisseerd worden. Het is genade, om het met Luther te zeggen. Gratia, gratis, voor niets en om niets.

Ons probleem is vaak dat WIJ goede hoorders willen zijn, de goede aarde, door het zaad bereikt en van het zaad doordrongen. Toch is het niet dit wat wij horen mogen, maar is het het goede bericht dat wij in Hem gevonden zijn. Om het nog anders te zeggen, wij hoeven niet zozeer bewuste mensen te zijn, maar behoeven ons beminde mensen te weten (vrij naar Naastepad).

Dat dit voor veel christelijke ‘activisten’ onder onze broeders en zusters veel te weinig is, moet maar op de koop toe genomen worden. Wij preken ten slotte niet om de handen op elkaar te krijgen, maar om oren geopend te houden…

Wie oren om te horen heeft, die moet maar goed horen.

Ideeën voor kinderen en tieners

  • Vraag of er kinderen zijn die groente kweken. Vraag of het moeilijk is. Wat is er allemaal nodig? Water, licht, warmte, voeding, geduld. Moet de grond ook in orde zijn?

  • Eigenlijk komt er best veel bij kijken voordat je iets eetbaars hebt. En wat nu als er niet een plantje maar een mens zou moeten worden gekweekt? En dan op dezelfde manier. (Geen reageerbuisbaby’s!)

  • Een mens geeft geen tomaatjes en radijsjes. Wat zou een vrucht kunnen zijn die aan een mens groeit?

  • Zou het lang duren voordat die vrucht rijp is?

    Of:

  • Wie heeft zich onlangs nog onbegrepen gevoeld? Niet serieus genomen? Wie is met opzet op een irritante manier benaderd? Vraag: ‘Viel het in goede aarde?’

  • Vervolg: wat houdt deze uitdrukking in, waar komt deze vandaan?

  • (Lucas 8; lees een stukje.)

  • Zouden wij goede aarde kunnen/willen zijn of kunnen/willen worden? Zou je willen dat iemand anders uit je omgeving goede aarde wordt? Of blijft een rotsbodem een rotsbodem en een brandnetelbos altijd een brandnetelbos?

Liturgische aanwijzingen

Liedsuggestie: NLB 320, ‘Wie oren om te horen heeft’, van Huub Oosterhuis. Het is geen makkelijke, maar wel een zeer vrolijke en verkwikkende melodie. Vooral de verzen 1, 4 en 5 zijn interessant met betrekking tot onze lezing. Dit lied kan ook heel goed op accordeon begeleidt worden, wat een verrassend en uitnodigend effect geeft. De oren worden goed geprikkeld.

Lezingsuggesties: Genesis 1:9-13, Tow meod!, zeer goed was het land, de goede aarde. God zag het en noemde het zo. Het is geen utopie, maar de schepping in beginsel.

2 Korintiërs 11:19-2:9, ‘Gods genade is mij genoeg’ is het inzicht dat Paulus wil delen. De goede aarde is een geschenk en kan niet verdiend worden. Alleen maar gediend. Gereed om bewerkt te worden.

De teksten vormen met Lucas 8:4-15 de lezingentrits in het Lutherse rooster voor zondag Sexagesima.

Geraadpleegde literatuur

  • Coert Lindijer, De armen en de rijken bij Lucas, ’s-Gravenhage z.j.

  • Thomas Naastepad, Menswording. Uitleg van het Evangelie naar Markus, Baarn z.j.

  • Walter Bauer, Wörterbuch zum Neuen Testament, Walter de Gruyter, Berlin z.j.

  • Gerhard Kittel, Theologisches Wörterbuch zum Neuen Testament, Kohlhammer, Stuttgart z.j.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken