Preekschets Marcus 1:15
Marcus 1:15
Eerste zondag na Epifanie
Dit was wat hij zei: ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij; kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws.’
Schriftlezing: Marcus 1:12-15
Het eigene van de zondag
Zie de vorige schets. Vandaag lezen wij Marcus 1:14-15, de samenvattende karakteristiek van Jezus’ verkondiging.
Uitleg
Vanouds geldt vers 14-15 als nieuw begin (zie Nestle-Aland). Maar blijkens het woordgebruik zijn deze verzen veeleer afsluiting, voltooiing, van het bericht over Jezus’ eerste optreden. Ook hier worden Johannes en Jezus genoemd. Opnieuw staat er dat Jezus èlthen, ‘kwam’ (vgl. vs. 7, 9; nbv en nbg laten, anders dan
Wie vers 1-15 als eenheid ziet, ziet ook de parallelle structuur van de berichten over Johannes (vs. 2-8) en Jezus (vs. 9-15). Beide bevatten drie overeenkomstige onderdelen: introductie met schriftcitaat (vs. 2-4 resp. 9-11), middendeel dat zich afspeelt in de woestijn (vs. 4 resp. 12), afsluitende typering van beider verkondiging (vs. 7-8 resp. 14-15; zie Den Heyer, 21v). Wij kunnen dus inderdaad vers 14-15 afzonderlijk bezien, los van wat volgt.
Kort zinspeelt Marcus (vs. 14) op Johannes’ gevangenneming (daarover uitvoeriger 6:14-29); de abrupte beëindiging van Johannes’ tot dan toe zo krachtige, ‘succesvolle’ optreden. Dat werpt direct een schaduw over Jezus’ optreden. Paradothènai is letterlijk: ‘overgeleverd worden’; vaste term voor Jezus’ gevangenneming (9:31; 10:33; 14:10-11, 18, 21, 41-42, 44). Strikt genomen is Johannes niet ‘overgeleverd’. Maar Marcus noemt het zo, verwijzend naar Jezus’ latere lot. Johannes is ook hierin Jezus’ voorloper. Johannes ‘is overgeleverd’ door wie? De passieve werkwoordsvorm een verborgen verwijzing zijn naar God. Menselijke activiteit voltrekt zich in het kader van Gods beleid.
Het is pas na Johannes’ ‘overlevering’ dat Jezus naar Galilea komt. Dat krijgt zo iets van een vlucht, een zich aan Johannes’ lot nog willen onttrekken. Is Hij de ‘Zoon van God’, de gezalfde Koning, de ‘Christus’ (vgl. vs. 1, 11)? Hij komt naar Galilea, dus niet naar Jeruzalem. ‘De hoop op de terugkeer van de gezalfde des Heren op de troon te Jeruzalem is de bodem ingeslagen’, al meteen. ‘Het profetische ideaal van een wereld van gerechtigheid en vrede wordt weer niet gerealiseerd’ (Den Heyer, 29).
Toch komt Jezus in Galilea het ‘evangelie’ (‘vreugdetijding’, Van der Zeyde) verkondigen. Het evangelie tou theou, ‘van God’. Preciezer (vs. 15): het evangelie van de basileia tou theou, het ‘Koninkrijk van God’, dat eggiken, nabij (letterlijk: ‘nabijgekomen’) is. Daarin zit dynamiek: het Koninkrijk is er al, en tegelijk nog niet. God is Koning, maar zo dat Hij bezig is Koning te worden. Er zit toekomst in. Gods koningschap is bezig zich te realiseren, te manifesteren, tegen alle tegenmachten (zie Johannes’ overlevering) in.
Maar ook: de realiteit ervan wordt geproclameerd. ‘De tijd (kairos) is vervuld’ (nbv: ‘aangebroken’). Kairos is inhoudelijk gevulde tijd, beslissend tijdstip. Dit is taal uit de apocalyptiek, die de ene tijdsperiode ziet afgelost worden door de andere, de ‘oude’ door de ‘nieuwe’, de huidige door de eindtijd, zoals door God bepaald (vgl. Dan. 7:22). Jezus kondigt aan dat nu de apocalyptische tijdsomslag plaatsvindt: de eindtijd is aangebroken (Gnilka, 66). Daartoe ‘komt’ Hij. Begint hier dat ‘komen’ dat Johannes voorzag (vs. 7)? Gaat zich in deze verkondiging de door Johannes aangekondigde doop met de Geest al voltrekken? Gehoor geven aan deze koninkrijksverkondiging, dat is immers wat van God uit gezien ‘doop met de Geest’ mag heten (Monshouwer, 46, verwijzend naar Barth, kd IV/4).
Tweemaal klinkt een indicatief; beide malen staat die ‘triomferend’ voorop (Lohmeyer, 30): peplèrotai (‘vervuld is.’), èggiken (‘nabijgekomen is.’). Dat onderstreept de kracht en stelligheid van Jezus’ verkondiging.
Dat de eindtijd is aangebroken, zegt ook de term ‘evangelie’. De nbv vertaalt: ‘goed nieuws’; correct, maar vlak. In het profane Grieks betekende euaggelion: overwinningsboodschap, die al op zichzelf heil brengt. Een bijzondere betekenis kreeg het in de Romeinse keizercultus. De keizer gold als goddelijk, garant van algemeen welzijn, verlosser van de wereld. ‘Als de keizers iets te melden hadden noemden ze dat “Evangelie”. (…) Achterliggende gedachte was: wat van de keizer afkomstig is, is altijd een reddende boodschap – het is niet alleen maar informatie, het verandert de wereld ten goede’ (Ratzinger, 66). Vooral van berichten over de geboorte van de troonopvolger of over diens troonsbestijging gold dat. Die bij uitstek waren proclamatie van het begin van een nieuwe tijd, tijd van vrede. De overname van de term ‘evangelie’ door Marcus betekent polemiek: niet in de boodschappen van en over de keizer, maar in dit evangelie van Gods Koninkrijk wordt heil verkondigd! ‘Den vielen Botschaften setzt das nt das eine Evangelium entgegen, den vielen Thronsbesteigungen die eineProklamation der basileia tou theou’ (Friedrich, 722).
Johannes’ verkondiging heette nog geen ‘evangelie’. Hij was slechts aankondiger. Maar Jezus is meer, is evangelieverkondiger. Zijn verkondiging was het aanbreken van de nieuwe tijd. In Hem, in zijn optreden, begon Gods Koninkrijk werkelijkheid te worden. Het ‘evangelie van God’ was als zodanig ‘het evangelie van Jezus Christus’ (vs. 1).
Jezus’ verkondiging mondt uit in een dubbele oproep: tot omkeer (metanoeite) en geloof (pisteuete). Het gevraagde geloof is vertrouwen op de toekomst; veronderstelt het Koninkrijk als nog komend. De gevraagde omkeer moet echter nu al voltrokken worden; veronderstelt het Koninkrijk als werkelijkheid, oriëntatiepunt voor vandaag. Metanoia (zie al vs. 4) is niet voorwaarde om het heil te ontvangen, maar antwoord op het door Jezus van God uit aangekondigde heil, door die aankondiging opgeroepen en mogelijk gemaakt. Beslissend motief tot omkeer is niet angst voor dreigend onheil, maar ‘de ervaring van Gods onbegrijpelijke goedheid’ (J. Jeremias, bij Gnilka, 103).
Aanwijzingen voor de prediking
Pas enkele jaren wordt ook in onze postillen de term ‘Epifanie’ gebruikt, voor de zondagen tussen nieuwjaar en veertigdagentijd. Dat Jezus’ leven eigen aandacht verdient, zijn we ons pas gaandeweg bewust geworden. Jezus is onder ons verschenen, als gezagvol verkondiger en representant van Gods Koninkrijk. Ook dat dient gepredikt en bedacht te worden. Er is in het geloof meer te vieren dan dat Jezus voor ons heeft geleden. Het evangelie is ook en eerst boodschap van het gekomen en komende Koninkrijk van God. Dat Koninkrijk mag niet ‘schuilgaan achter het kruis’.
Dit laatste is citaat uit een meditatie van Noordmans over ons tekstgedeelte. De prediker daaraan inspiratie ontlenen. Er zijn, zegt Noordmans, twee soorten mensen. ‘Voor de ene helft zijn de zonde en de ellende determinerende machten.’ Die schuiven ‘als gletschers in een ijsperiode (…) voort over een steeds groter stuk van de geschiedenis (…). Voor de anderen (…) staat God op elk punt en ieder ogenblik tussen verleden en toekomst. Tegenover de neerdrukkende, worgende en moordende greep van wat achter is, grijpen zij met heilige sportiviteit naar hetgeen vóór is.’ – Treffende typering van de Epifanieprediking.
We worden opgeroepen tot ‘geloof in het evangelie’; het tegendeel van doemdenken. Er iets gezegd worden over de term ‘evangelie’. Dat is meer dan ‘(goed) nieuws’; meer ook dan ‘breaking news’. Met nieuwsberichten worden wij overstelpt; het ene nog alarmerender dan het andere. Soms kondigen berichten het begin van een nieuw tijdperk aan; is het dan goed of slecht nieuws? Maar ‘evangelie’ is ondubbelzinnig boodschap van overwinning en heil. Verwezen worden naar het gebruik van de term ‘evangelie’ in de Romeinse keizercultus: proclamatie dat een nieuwe tijd is aangebroken. Machthebbers willen altijd via boodschappen hun macht bevestigen, hun regime als heilzaam propageren. Tegen dat alles in horen wij het evangelie van God, geproclameerd door Jezus. Gods Koninkrijk staat op doorbreken! Dat vraagt geloof, dat concreet wordt in omkeer.
Dit betekent geen oppervlakkig optimisme. Tegenmachten zijn aan het werk. Er vallen nog slachtoffers. Zoals Johannes. Zoals later Jezus Zelf. Ook het kruis houdt zijn plaats in de prediking. Maar die is centraal koninkrijksprediking.
Liturgische aanwijzingen
De evangelielezing beginnen met het bericht over de beproeving in de woestijn: Marcus 1:12-15. Daarbij past een lezing uit Deutero-Jesaja, bijvoorbeeld 52:7-10 (over de ‘vreugdebode’) of 61. Ook eventueel uit Daniël 7, het visioen van de vier dieren, met als kern vers 1114, over de verschijning en machtsaanvaarding van de ‘mens’ (‘mensenzoon’). Psalmen over Gods koningschap zijn 93, 96, 97, 99, 145, 149. Over Gods Koninkrijk gaan gezangen als 284, 285, 286, 294. Gezang 102(:2) bezingt het thema van de vervulde tijd. Geïnspireerd door Marcus 1:15 is T 64.
Geraadpleegde literatuur
Zie voorgaande schets, vooral de werken van Gnilka, Den Heyer, Lohmeyer, Monshouwer, Pesch, Ratzinger en Van der Zeyde. Daarnaast: Gerhard Fiedrich, s.v. euaggelion, thwnt ii 718-726; O. Noordmans, ‘Epifanie’, Verzamelde Werken 8, 108-110.