Menu

None

Preekschets Marcus 16:6,7

Inleiding
Gevraagd om een schets voor een Paaspreek te leveren, begon ik Markus 16 te lezen. Al eerder had ik het plan om in de kerkdienst, waarin ook een aantal mensen belijdenis doen, te preken over de verzen 6 en 7:
Maar hij zei tegen hen: Wees niet ontdaan. U zoekt Jezus de Nazarener, de Gekruisigde. Hij is opgewekt! Hij is hier niet; zie de plaats waar ze Hem gelegd hadden.
Maar ga heen, zeg tegen Zijn discipelen, en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea; daar zult u Hem zien, zoals Hij u gezegd heeft.

Terwijl ik las en mediteerde aan de hand van enkele vraagwoorden (waar, wanneer, wie, waarom, hoe?) werd ik me meer dan tevoren bewust van de overeenkomsten tussen de ‘wereld van toen’, waarin het Paasgebeuren zich afspeelde, en de ‘wereld van nu’, waarin het Paasevangelie verkondigd en geloofd wordt. Ongetwijfeld heeft dat ook te maken met een omgekeerde beweging: de context waarin ik nu leef, en waarin weerzin tegen Jezus en vertwijfeling aan Jezus schering en inslag zijn, brengen me dichter bij de context van toen. Het Paasverhaal is op en top actueel .

Ik moet de preek nog maken. Hier een aantal eerste aanzetten die (nieuw) te denken kunnen geven.

Vier lijnen
1. Waar en wanneer werd het Pasen?
Pasen vond plaats in een wereld die zojuist radicaal met Jezus had afgerekend. Menigeen haalde opgelucht adem dat het hoofdstuk ‘Jezus’ nu eindelijk voorbij was. Het gebeurde op het moment dat zijn volgelingen, vrouwen en mannen die Jezus geloofd hadden, compleet in verwarring waren en niet meer wisten wat ze van Hem denken moesten. Na hun laatste eerbetoon aan deze dode konden ze nog maar één ding konden doen: stilletjes afdruipen, terug naar waar ze vandaan kwamen. Gedesillusioneerd waren ze, alle geloof en hoop voorbij. Zoiets als in Psalm 42:4,5:
Mijn tranen zijn mij tot voedsel, dag en nacht,
omdat zij de hele dag tegen mij zeggen: Waar is uw God?
Hieraan denk ik en ik stort mijn ziel in mij uit: hoe ik meeging in de stoet
en optrok naar Gods huis onder luide vreugdezang en lofliederen…

Het kan ons ook vandaag zomaar overkomen.
De wereld om je heen is er helemaal klaar mee, met Jezus en het geloof.
Je voelt de ontreddering van binnen, omdat je er minder aan beleeft, je alsmaar afvraagt wat je ermee moet…
Ooit – niet eens zo lang geleden – was je hart er vol van, maar nu sta je met lege handen.
Verrukking sloeg om in vertwijfeling: gaat het nog ergens over?
Eén ding is zeker: geloof glipt soms zomaar door de vingers.

2. Middenin die ontreddering klinkt op de Paasmorgen: Wees niet ontzet!
Wees niet ontzet. U zoekt Jezus de Nazarener, de Gekruisigde. Hij is opgewekt!
Hij is hier niet; zie de plaats waar ze Hem gelegd hadden.’
Apart. Al was Hij met alle macht de dood ingejaagd en officieel dood verklaard, niks en niemand had zijn verrijzenis kunnen tegen houden: opgewekt is Hij! Niet langer hier!
Te gek voor woorden. Dat was het zondermeer. Niettemin werd het werkelijkheid, alle verzet ten spijt. Dat is veelbetekenend, ook voor het hier en nu, waarin het ‘Weg met Hem’ de boventoon voert. De frustraties zijn groot, de weerzin zit diep.
Voor het Paasbericht dat Jezus, de Levende is, die het genadig voor het zeggen heeft, is geen oor.
Overal klinkt om je heen: kom, dat geloof je toch zeker niet, hè!
Achter de voordeur en in de kerk staat het ieder vrij om te geloven wat hij/zij wil, maar daarbuiten valt het in de categorie van vrome verzinsels en klinkklare nonsens
God zij dank wordt echter niet bij meerderheid van stemmen beslist of Jezus al dan niet is opgestaan… daar blijft Hij zelf over gaan. En een gangbare opinie maakt niet ongedaan dat Hij leeft.
Gelukkig maar. Halleluja!

Het werd die ochtend ook heel persoonlijk. Terwijl zij niet meer wisten wat ze ervan denken moesten, terwijl zelfs hun laatste strohalm leek af te breken, bij het zijn van dat lege graf
klonk er een stem: Wees niet ontzet. U zoekt Jezus, de Gekruisigde?
Hij is opgestaan! Hij is hier niet! Zie de plaats waar zij Hem gelegd hadden
Ze konden het amper bevatten, wat ze van hemelswege hoorden. En zagen met eigen ogen.
Maar het was te duidelijk, te onomstotelijk om het weg te wuiven, af te wimpelen.
Ze moesten eraan geloven… Ze konden niet anders!
De Levende is er tot op de dag van vandaag mee bezig. Weet dat we niet zonder kunnen. Daar moeten we het van hebben: dat Hij van zich laat horen. Dat Hij het nodige laat zien… onszelf overtuigt.
Soms doet Hij het al van jongs af aan. Soms ook gebeurt het na veel omzwerven. Je moest eraan geloven, omdat Hij zich zo met je inliet, je zo te denken gaf, dat je niet anders kon.
Tot je stomme verbazing en stille verwondering drong het tot je door: Hij leeft…!
Heeft mij op het oog… Hij wil alles met me hebben… mijn Here en mijn God!
Zo’n persoonlijke ontmoeting is kwetsbaar. Heb je het niet gedroomd. Heb je je het niet ingebeeld?
En toch, het is niet meer te ontkennen.
In het begin is het wel eng: Zij zeiden niemand iets, want zij waren bevreesd (8)
Je weet niet wat er van komt, het losmaakt, de gevolgen zijn. Anderen zaten en zitten er niet op te wachten…!

3. Hoe persoonlijk het ook werd aangereikt, dit was geen nieuws om voor jezelf, privé, te houden.
Daar was het te mooi voor. Te genadig. Het moest verder. Ieder moest het weten. Liefst heel de wereld. Vandaar dat bevel: Ga heen en zeg Zijn discipelen….

Daar zit iets ongelooflijks genadigs in. Want niemand minder dan de Opgestane zelf zit achter dit bevel. Hij laat zodoende zien dat Hij hun vluchtgedrag beantwoordt met Zijn opzoekende liefde. Typerend is dat , tot op de dag van vandaag. Zowaar de Levende de Gekruisigde is, boette voor ons onzalig en teleurstellend doen en laten, verlangt Hij sinds zijn verrijzenis maar één ding: je achterop komen, om te laten delen in Zijn vrede. Om goed te maken, wat er ook fout ging.
Vaak schakelt Hij er ander bij in, net als hier. Als je terugkijkt zie je soms zomaar een heel rijtje mensen voorbij komen. Je vader, je moeder, een vriend, een vriendin, een dominee…. Allemaal door Hem ingezet, gebruikt, om jou te bereiken, van zich te laten horen, terug te roepen, vast te houden, te laten delen in het Zijne. Je snapt er soms niks van, dat Hij dat deed, het volhield ook. Voor hetzelfde geld had Hij een punt gezet.

Als er één is geweest die dat dacht, dan was het Petrus wel. Wat was die onderuit gegaan. Zichzelf tegengevallen. Hoe begrijpelijk ook op dat moment – je zult maar in je eentje tussen zitten, dan kan het zomaar gebeuren dat je doet alsof je een ander bent, Hem niet kent – tegelijk was het zo onbegrijpelijk als wat.
Maar wat lezen we hier: … en Petrus. Waar komt die toevoeging vandaan?
Het kan zijn dat de Opgestane erachter zat. Het zou me niks verbazen.
Het kan ook van Petrus zelf afkomstig zijn.
Hij hier tegen zijn schrijver Markus heeft gezegd: zet er maar achter ‘en Petrus’.
Omdat hij er nog steeds niet over uit kon, dat hij die dag niet buiten de boot gevallen was.
De Opgestane hem genadig binnen boord had gehouden.
En Petrus: noem het een persoonlijke belijdenis.
Wie belijdenis doet, belijdt vooral dit.

Zeg Zijn discipelen en Petrus…. Wat? Om te beginnen dat wat ze zelf vernomen hadden: de Gekruisigde is opgewekt! Het volle heil in één zin. Ze konden het niet in één keer bevatten. Gaandeweg heeft de Opgestane het voor hen ontvouwd, is het door Zijn Geest opengegaan.
Ook in het afgelopen seizoen (catechese) is Hij ermee bezig geweest je te laten delen in dit geheim. Stukje bij beetje hebben we het elkaar aangereikt, uitgelegd. Wat het betekent: met Hem gestorven… met Hem opgestaan… om te wandelen door de Geest … Gods toekomst tegemoet, de opstanding en het leven!
Hoe bijzonder dat ook is, het blijft tegelijk lastig, toen en nu.
In het vervolg zie je dat het bericht van de Opgestane nogal wat ongeloof en twijfel ontmoet.
Niet alleen bij de vijand , maar ook bij vrienden; het gaat er blijkbaar niet zomaar in.
Het ongekende en ongedachte houdt voor ons iets ongelooflijks.
De Opgestane houdt er werk aan om het ons eigen te maken.
Week aan week is Hij er via de verkondiging mee in de weer.
Hij gaat er door de Geest op door en rust niet tot het zover is.

4. Zeg dat Hij u voorgaat naar Galilea; daar zult u Hem zien, zoals Hij u gezegd heeft.
Ik hoor er een viertal dingen in:
Hij wil hen graag ontmoeten, Hij wil met hen verder.
Waar? Toen in Galilea, waar alles begon. Is dat nu niet de kerk, de binnenkamer?
Om te overleven in de wereld van toen en die van nu kun je niet zonder zo’n ontmoetingsplek, als oefenplaats.
Hij gaat hen voor, is er al vóór zij er zijn.
Dat belooft wat: op de afgesproken plek wacht Hij ons op.
Hij wil daar zijn, waar wij wonen, werken, thuis zijn.
Zijn keus voor Galilea bewijst dat. Opnieuw beloftevol: de Levende wil ons alledaagse leven delen
ons liefhebben en opvoeden, de omgang met collega’s, je zorgen en je vragen.
Hij is zo goed om ons te herinneren aan wat Hij eerder zei (vgl. 14:28)
Hij vergeet het nooit, maar komt er zo nodig op terug en gaat er op door. Gelukkig maar.
Gelet op Hem zeg ik met Paulus mee (Fil. 1:3-6):
Ik dank God, zo vaak ik aan jullie denk, vanwege de gemeenschap aan het evangelie
en vertrouw dat Hij die een goed werk begon dat zelf voleindigen zal op de dag van Christus!

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken