Menu

Premium

Preekschets Marcus 7:28

Marcus 7:28

Tweede zondag na Epifanie

De vrouw antwoordde: ‘Heer, de honden onder de tafel eten toch de kruimels op die de kinderen laten vallen.’

Schriftlezing: Marcus 7:24-30

Het eigene van de dag

Ook tijdens de tijd van Epifanie wordt al duidelijk dat het heil dat Jezus brengt niet tot de grenzen van het volk Israël beperkt blijft. Waar in de vorige schets een prefiguratie van Goede Vrijdag en Pasen zichtbaar werd (zie Uitleg), zien we in deze perikoop een voorafschaduwing van Pinksteren. Heidenen worden betrokken in het reddend handelen van Israëls God. Zo blijkt: alle heilsfeiten zijn – in de knop – aanwezig en zichtbaar tijdens Jezus’ rondwandeling op aarde.

Uitleg

We lezen deze perikoop vanuit de gedachte van verschillende grensoverschrijdingen. Jezus trekt zich vanuit Galilea terug in Tyrus en Sidon en wil onopgemerkt blijven. De motivatie voor deze terugtrekkende beweging is niet helemaal duidelijk. Wilde Hij tot bezinning komen, vluchten? Of wilde Hij in de rust van het buitenland zijn discipelen onderwijzen? Het verblijf in Tyrus en Sidon is in ieder geval een letterlijke grensoverschrijding voor een Jood.

Eenmaal aangekomen lukt het Jezus niet om onopgemerkt te blijven. Er komt een vrouw naar Hem toe. In vers 27 schetst Marcus haar positie en afkomst door haar te duiden als ‘een Griekse vrouw, van geboorte uit Syro-Fenicië’. Waarschijnlijk had ze van Jezus en zijn (genezings)kracht gehoord (zie ook Mar. 3:8). Haar dochter was door een onreine geest bezeten (voor onreine geesten, zie ook Mar. 1:23). Het feit dat een heidense vrouw (!) Jezus opzoekt – zoiets was niet gepast – is een volgende grensoverschrijding in deze geschiedenis.

Hoe reageert Jezus op deze vrouw? In zijn antwoord op de vraag van de vrouw houdt Hij – ondanks de Joodse tegenstand – toch vast aan de bijzondere positie van het volk Israël. In aansluiting bij het toenmalig spraakgebruik noemt Hij de heidenen – en dus ook de vrouw – ‘honden’, terwijl de Israëlieten met ‘kinderen’ worden aangeduid. Wat betreft het gebruik van het verkleinwoord voor honden hebben we te bedenken dat in het toenmalige Grieks veel verkleinwoorden werden gebruikt, zonder dat dit een specifieke betekenis had.

Jezus gebruikt het beeld van het uitdelen van brood en verzadigd worden. Dit beeld kan duiden op levensbrood, als de eschatologische gave van het rijk van God (zo Bolkestein). Brood is in de Bijbel vooral ook symbool van Leven. Niet voor niets vergelijkt Jezus zijn persoon en werk ook met brood (Joh. 6:22 e.v.). Het verzadigd worden kan duiden op het vervuld worden met de zegen van God. Het feit dat Jezus in zijn antwoord vooral een temporele aanduiding geeft: ‘Laat eerst de kinderen verzadigd worden’, geeft weliswaar een temporele volgorde aan (zie Rom. 1:16), maar sluit de heidenen niet buiten. Guelich omschrijft duidelijk: ‘Jesus’ ministry did not exclude Gentiles entirely as the synoptic tradition indicates, but the Gentiles participated by receiving the “children’s crumbs” through an act of faith in Jesus as the one sent to Israel. For Mark, however, this very participation became possible because of the ultimate thrust of Jesus’ redemptive ministry that removed the social ritual boundaries between Jew and Greek, clean and unclean. To that extent, the temporal first was a matter of the past’ (Guelich, 387).

De vrouw is een toonbeeld van volhardend geloof (= vertrouwen), dat altijd openingen ziet, ook daar waar zij nauwelijks geboden worden. Ze erkent de bijzondere plaats van het volk Israël. Jezus laat zich door haar woorden overwinnen en geneest het meisje. Daarmee wordt door Jezus zelf een (temporele) grens overschreden: heidenen gaan delen in het heil van Israëls God. De tijd van de Messias, waarover de profeten hadden gesproken (zie bijvoorbeeld Jes. 2:2; 42:1), is aangebroken. Hoewel ook in deze perikoop een wonder gebeurt – een ziek meisje wordt genezen, de macht van Satan gebroken, en dat op afstand -, valt de nadruk wel op de verhouding tussen de joodse Jezus en de heidense vrouw.

Aanwijzingen voor de prediking

De preek kan ingezet worden vanuit het thema van grensoverschrijdingen (zie Uitleg). Hoewel we in deze geschiedenis met een unieke persoonlijke situatie te maken hebben, is deze genezing in het Marcusevangelie geen ‘individueel geval’. Het optreden van Jezus laat zien dat er met zijn komst een in verschillende opzichten nieuwe tijd is aangebroken: ook heidenen gaan – door geloof – delen in het heil van Jezus Christus. Het is bij alle waardevolle opmerkingen die vanuit dit bijbelgedeelte gemaakt kunnen worden van belang deze theologische notie niet te laten ondersneeuwen.

Enkele notities: de vrouw had van Jezus gehoord. We lezen niet precies wat de vrouw precies van Jezus gehoord heeft en hoe zuiver deze informatie is geweest. De Geest van God werkt door geruchten heen. De gemeente is geroepen om vanuit de bevrijdende boodschap van Jezus’ woorden en daden een goed gerucht van Hem te verspreiden. Durven we ook iets positiefs op Facebook te zetten over Jezus en zijn daden? Of schamen we ons daarvoor?

De vrouw valt met haar nood aan de voeten van Jezus (net als de melaatse, zie vorige schets). Knielen is niet kinderachtig. Een uiterlijke houding kan ook helpen om een innerlijke gesteldheid beter vorm te geven en te ervaren. Laten we niet te snel zeggen dat het toch gaat om het hart.

De vrouw is met de nood van haar kind aan de voeten van Jezus. Hier kan het dienstig zijn om heldere lijnen te trekken: gelukkig zijn de meeste van onze kinderen niet direct door onreine geesten bezeten. Wel leven ze in een wereld waarin allerlei krachten volop actief zijn om hen ver van de Messias en zijn vrede vandaan te houden. Het geloof in Jezus en zijn koninkrijk mag wellicht als hobby fungeren, maar niet als richtinggevend fundament. Vanuit het geloof in de macht van Jezus zijn we geroepen om te bidden om blijvende geestelijke vrijheid voor onze kinderen.

De houding van Jezus op de vraag van de vrouw is afhoudend. Hij houdt de goddelijke orde aan: eerst de Jood en dan de Griek. In reactie op de afwijzende houding van Jezus doet de vrouw geen beroep op haar beschaving. Ze keurt ook de door Jezus genoemde orde niet af, maar erkent Jezus’ woorden. Daarmee laat ze zien dat ze haar plaats weet ten opzichte van Israëls God en het Joodse volk. Vanuit deze houding kan iets worden gezegd over de plaats van de gemeente ten opzichte van Gods ‘kinderen’, te weten het volk Israël.

Tegelijkertijd vangt de vrouw Jezus met zijn eigen woorden. Geloven is God zijn eigen woorden voorhouden en daarin de ruimte zoeken die er logischerwijze niet is (zie Uitleg). Is de gemeente niet een volheid van woorden gegeven? De ruimte die er niet is, ligt in de naam van Jezus. Hij heeft ruimte gemaakt.

A.A. van Ruler merkt op: ‘In één woord: de werkelijkheid is open. De dingen zitten niet vast. Ze zijn niet gesloten. De diepste wortel daarvan is, dat God groter is dan het hart. Hij is een eigen instantie. Hij zit nergens in opgesloten, ook niet in het heiligste. Hij durft. Er is voor de mens een ongehoorde moed nodig om zo in de open werkelijkheid te leven, in de verrassing en de bereidheid. Dat is de moed van de liefde’ (A.A. van Ruler, 158).

Wie in deze openheid Jezus aanroept, wordt verzadigd: nu nog vaak met kruimels (als tekenen van het koninkrijk), eens met een grote maaltijd: een volheid van zegen.

Liturgische aanwijzingen

Naast de lezing uit Marcus kan ook gelezen worden uit Jesaja 2 en/of Romeinen 1 en/of 11 (zie Uitleg). Liederen: Psalm 17, 87, 96, 103, 136; Gezang 460, 479.

Geraadpleegde literatuur

S.F.H.J. Berkelbach van der Sprenkel, Het evangelie van Markus, Amsterdam, 1948; over demonie en bevrijding: M.J. Paul (red.), Geestelijke strijd, demonie en bevrijding in christelijk perspectief, Zoetermeer, 2003.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken