Menu

Premium

Preekschets Matteüs 13:3 – Derde zondag na Epifanie

Matteüs 13:3

Hij sprak hen uitvoerig toe en vertelde gelijkenissen: ‘Iemand ging eens naar zijn land om te zaaien (…)’

Schriftlezing: Matteüs 13:1-9, 18-23
Thema: Zaaigoed

Het eigene van de zondag

Deze zondag is de derde zondag na Epifanie. De zondagen na Epifanie lenen zich uitstekend voor concentratie op de woorden en daden van Jezus. Een belangrijk deel van het onderwijs van Jezus wordt gevormd door de gelijkenissen. Zo wordt duidelijk waar het God in de gekomen Jezus Christus om te doen is: zijn koninkrijk van liefde, vrede en recht.

Uitleg

Aan de uitleg van deze gelijkenis gaan twee vragen vooraf. De eerste is hoe we gelijkenissen dienen te lezen. De opvattingen lopen uiteen van een allegorische verklaring van alle details tot en met de beperking van de betekenis van de gelijkenis tot één zaak of werkelijkheid. Gegeven de context (Jezus wordt verworpen en aangenomen) zal de heilshistorische verklaring de voorkeur dienen te krijgen: de zaaier is Christus (vgl. vs. 37), mits die niet beperkt wordt tot de tijd van het Nieuwe Testament: het gaat te allen tijde om wel of niet geloven in Christus en het daadwerkelijk volgen van Christus. Er is wel één scharnierpunt in de gelijkenissen, en details dienen vanuit dat scharnierpunt verstaan te worden. In deze gelijkenis van de zaaier is het scharnierpunt: wat gebeurt er met het zaad, in casu: het woord. Een andere voorvraag bij de uitleg is: wat wil het toch zeggen dat het toehoorders wel horen, maar niet verstaan (vs. 13)? Te bedenken is dat het in de gelijkenissen gaat om geheimen van het koninkrijk, dat in Christus naderbij gekomen, maar verborgen is; die geheimenissen worden alleen door het geloof verstaan en gezien. Dat maakt dat gelijkenissen ook minder eenvoudig zijn dan ze wel lijken!

De gelijkenis van de zaaier gaat vergezeld van een uitleg daarvan, hoewel de beelden op zich voor de joodse toehoorders vertrouwd moeten zijn geweest: het Oude Testament spreekt vaak als het over Israël gaat over zaaien, planten en vrucht dragen. Diverse uitleggers houden de uitleg niet voor oorspronkelijk, maar deze staat wel in de bijbeltekst; daarom bettrekken we die ook bij de uitleg. In Marcus en Lucas komt de gelijkenis met de uitleg ook voor, ook al zijn er kleine verschillen.

De zaaier is allereerst Jezus Christus, en Hij zaait zeer royaal overal waar het maar kan! Zo begint het koninkrijk van God, wat haaks staat op de toenmalige Messiasverwachting, die het koninkrijk zag als een machtig en imponerend koninkrijk waarin alles, met name voor Israël, rechtgezet zou worden. Jezus en zijn woord krijgen echter te maken met afwijzing van zijn woord en werk, met name van de kant van farizeeën en schriftgeleerden (hfdst. 11 en 12). De gelijkenis maakt duidelijk dat dit iets is waar de volgelingen van Jezus toen en nu rekening mee moeten houden.

Bij deze gelijkenis dient bedacht te worden dat de bewerking van de grond in het oude Israël anders gaat dan nu in de moderne akkerbouw. Er zijn uitleggers die stellen dat bijvoorbeeld de grond bewerkt werd, maar lang niet zo grondig als nu wel gebeurt: het ploegen kwam toen na het zaaien volgens hen. Het zou kunnen verklaren waarom in de gelijkenis zo veel zaad niet in goede aarde valt. Het zaad is het woord van het koninkrijk (vs. 19).

Een deel valt langs de weg; platgetreden paden liepen overal langs en door de akkers. De vogels komen en eten het op. Het is een beeld voor diegenen die het woord horen, maar niet verstaan. De bedoeling is duidelijk: de boze speelt er een rol in, rooft (harpazô, weggrijpen, met een nuance erin van snelheid!). Dat mag evenwel niet fatalistisch maken. Immers: belangrijk is wie/wat mensen toelaten in hun hart. Het niet-verstaan is te wijten aan het feit dat mensen Christus niet (willen) kennen en toelaten in hun hart, waar de diepste beslissingen vallen.

Een deel van het zaad valt op rotsachtige grond. Het is het beeld voor degene die het woord wel hoort en het zelfs met blijdschap ontvangt. Dat lijkt een gepaste reactie op de blijde boodschap. Het blijkt echter een kortstondig enthousiasme. Het woord raakt niet echt in iemands hart en leven geworteld, het blijft aan de oppervlakte. Sommige uitleggers vragen zich af waar dan de wortel op duidt, maar dat is allegoriseren dan wel vergeestelijken. Geduid wordt slecht op het oppervlakkige van de emotie, die geen stand houdt als het moeilijk wordt vanwege het volgen van Christus door verdrukking of vervolging: die vijandschap van zowel joden als heidenen hebben de eerste volgelingen aan den lijve ervaren.

Een deel valt tussen de dorens, een bekend bijbels beeld met een negatieve lading (Genesis 3:18, Jeremia 12:13, Nahum 1:10). Het is het beeld voor degene die ook wel weer het woord hoort, maar zorg (merimna, bezorgdheid over de aardse dingen en over gevaren en ongelukken, zelfde woord in Matteüs 6: 25!) en het verlangen naar rijkdom en welvaart verstikken (van pnigô, ook wurgen) het woord van het evangelie. De rijkdom is in Jezus’ onderwijs als een groot gevaar geduid, getuige onder andere zijn spreken over de mammon.

Een deel valt in goede aarde en draagt vrucht: het duidt op degenen die het woord horen en verstaan (!). Overigens mag daarbij niet de gedachte postvatten dat dezen er zelf voor gezorgd hebben dat het goed gaat bij hen. De Here opent harten (Handelingen 16:14). Bij hen draagt het woord vrucht, zij het zeer verschillend: dertig-, zestig- en honderdvoudig. Bij ‘vrucht’ is te denken aan het spreken van de schriften over goede vruchten: dat in goede daden het woord van Gods genade opgaat. Het is het werk van de Heilige Geest waardoor in mensenharten het woord aankomt en zij vrucht dragen, waaraan geloof en bekering uiteraard voorafgaan. ‘Doen’ treffen we in het Matteüsevangelie vaker aan verbonden met ‘vrucht dragen’: 3:8-10; 7:17-19; 13:26; 21:43. De tekst geeft geen enkele aanleiding tot rekensommen: 4 x 25%, alsof dat de exacte verdeling is die men moet maken bij de hoorders/lezers. Het gaat over de verschillende reacties op het woord van het koninkrijk.

Aanwijzingen voor de preek

1. Het is mogelijk om twee of meer preken over deze gelijkenis te maken en de onderdelen breed uit te werken. Voordeel daarvan is dat men echt de diepte in kan gaan, en aan alle aspecten van deze gelijkenis recht kan doen. Nadeel kan zijn dat de spits, namelijk wat gebeurt er met het woord van het evangelie, ondergesneeuwd raakt, en een gevaar is dat men ongemerkt overgaat tot inlegkunde. Wie zich van voor- en nadelen bewust is kan meerdere preken over dit gedeelte houden.

2. Essentieel is het verstaan van de woorden van het evangelie. Bij het niet-verstaan gaat het mis, het verstaan leidt tot meer. Een vraag van luisteraars kan zijn: hoe kom ik tot verstaan? Is dat hard werken (N.T. Wright)? Hij geeft het zijn beminden in de slaap! In de communicatietheorie is het een gegeven dat iemand begrijpen veel te maken heeft met iemand kennen. Dat kan men met voorbeelden laten zien. Voor het verstaan is het nodig dat men Jezus Christus kent. Het kennen van Jezus Christus door wedergeboorte en geloof, het horen en met het hart verstaan van het woord, het vrucht dragen, dat alles is, getuige de boodschap van het evangelie, alleen mogelijk door de Geest. In de preek dient dat een belangrijke lijn te zijn. Het dringt tot gebed om de Geest. Veni creator spiritus!

3. Het gaat er niet om een stand van zaken door te geven: zo gaat het nu eenmaal met het evangelie. De gelijkenis vraagt om een pastorale uitleg en toepassing. Pastoraal dan in tweeërlei zin: bemoedigend en appellerend. In een preek over dit gedeelte zullen op zijn minst deze twee lijnen nadrukkelijk aan de orde moeten komen. Het is bemoedigend om te weten dat het brengen van het evangelie niet voor niets is. Het kan weleens teleurstellend lijken, en het is zeker ook goed om in de preek op die teleurstelling in te gaan. Daarbij kan gedacht worden aan ouders, aan ambtsdragers, aan werkers in kerk en koninkrijk, aan evangelisatie en zendingswerk. Bemoedigend is het om uit te laten komen dat het woord toch iets doet, iets uitwerkt, en vrucht draagt. Benadrukt mag worden dat veel verborgen blijft. Het zaad ligt verborgen in de akker. Gods liefde vindt ons langs verborgen wegen (Gez. 335). Pas in het eschaton zal duidelijk worden wat het woord van het koninkrijk heeft teweeggebracht. Maar dat Gods woord niet leeg zal terugkeren is evident!

4. Ook het appellerende aspect mag niet verwaarloosd worden. Dat de boze ook een rol speelt, zoals blijkt in het eerste deel van de gelijkenis, dient benadrukt te worden. Hij is de grote boosdoener, maar de mens laat de boze wel of niet toe: wederstaat hem wel of niet ( (1 Petrus 5:9). Bezorgdheid en rijkdom zijn grote gevaren. Maar het is oppassen voor clichés. Het is goed te wijzen op onze moderne samenleving en de tijd waarin we nu leven, waarin de zorg voor het materiële en het dienen van de mammon een wezenstrek is van onze cultuur. Hoe relatief dit alles is kan alleen maar duidelijk worden door het ervaren van de rijkdom van Christus en het koninkrijk van God.

Ideeën voor kinderen en tieners

Voor kinderen kan men wijzen op proefjes met zaadjes die in het basisonderwijs weleens gedaan worden. Ze zullen daar of elders merken dat sommige zaadjes niet, en andere wel opkomen. Daarbij kan gewezen worden op de oorzaak daarvan. Illustraties zijn niet moeilijk te bedenken wanneer het gaat over zaden. Voor tieners kan vanuit het vak biologie dat ze op school krijgen illustratief materiaal worden aangereikt.

Liturgische aanwijzingen

Naast Matteüs 13 kunnen andere bijbelgedeelten gelezen worden, bijvoorbeeld Galaten 5: daarin wordt het vrucht dragen prachtig geconcretiseerd. Wil men een lezing uit het Oude Testament, dan ligt Jesaja 55 voor de hand: het woord van God zal het nodige doen! Wat de gemeentezang betreft: diverse psalmen zijn te noemen: Psalm 1 en 92 passen sterk bij het bijbelgedeelte, omdat daar het vrucht dragen bezongen wordt. In het Liedboek voor de Kerken zijn Gezang 54 (n.a.v. Matteüs 13) en 252 (over de vruchten van de Geest) mogelijk. In het Nieuwe Liedboek gaat Lied 183 in soms alledaagse maar vooral voor kinderen en jongeren wel sprekende bewoordingen over de gelijkenis.

Geraadpleegde literatuur

B. v.d. Graaf, Preekschets over Matteüs 13:3 in Postille 53, Zoetermeer 2001.
U. Luz, Das Evangelium nach Mattaus, Bnd. 2 (EKK), Zürich en Braunschweig 1990.
J.T. Nielsen, Het Evangelie naar Matteüs, dl. II (PNT), Nijkerk 1980.
A. Baars, Spiegelverhalen, Heerenveen 2013.
J.P. Versteeg, Matteüs, in Tekst voor tekst, Den Haag 1987.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken