Menu

Premium

Preekschets Matteüs 15:33

Matteüs 15:33

Laetare

De leerlingen antwoordden: ‘Maar waar halen we in deze verlatenheid genoeg brood vandaan om al die mensen te voeden?’

Schriftlezing: Matteüs 15:29-39

Het eigene van de zondag

Laetare is de vierde zondag van de veertigdagentijd, de derde zondag voor Pasen. Op deze zondag maakt het donkere paars, de kleur van het lijden, voorzichtig plaats voor rozerood. Een hoopvolle kleur, als een nieuwe dag die begint te dagen na een donkere nacht. Deze zondag in dè lijdenstijd heeft de voorsmaak van Pasen en wordt in de lutherse traditie ook wel ‘klein Pasen’ genoemd.

De naam Laetare is ontleend aan Jesaja 66:10-11, waarin Jeruzalem wordt verbeeld als een moeder die zorgt voor het welzijn van haar kinderen en hen laaft met haar overvloed. Voedsel, een van de eerste levensbehoeften, dient als verwijzing naar het Koninkrijk en staat ook centraal in de evangelielezing. Volgens de klassieke roosters wordt het spijzigingsverhaal uit Johannes 6 gelezen, maar nu is gekozen voor een variant van de hand van Matteüs, de spijziging van de vierduizend.

Uitleg

De spijziging van de vierduizend, zoals Matteüs die ons vertelt, levert de meest verrassende gezichtspunten op bij een nauwkeurige vergelijking met verwante bijbelgedeelten. Alle evangelisten vermelden een spijzigingsverhaal en Marcus en Matteüs hebben er ieder zelfs twee. Deze verhalen vormen geen doublure, maar worden bewust naast elkaar verteld, zoals blijkt uit Matteüs 16:9, 10.

De spijzigingsverhalen zijn messiaanse visioenen waarin het voeden van hen die hongerig zijn centraal staat. Jan van Goudoever maakt in zijn heldere artikel over de messiaanse maaltijd (Van Goudoever, 40vv) duidelijk dat de eerste spijziging bij Marcus en Matteüs, de spijziging van de vijfduizend (Mare. 6:30-44; Mat. 14:13-21), betrekking heeft op het heil, de spijziging van Israël.

Het tweede verhaal, de spijziging van de vierduizend (Marc. 8:1-10; Mat. 15:3239), is het visioen voor de heidenen, want ook hun zal het heil ten deel vallen. Het volgt na Jezus’ ontmoeting met een heidense vrouw die een succesvol pleidooi voert om deel te mogen hebben aan de kruimels van het heil, de kruimels die overblijven als Israël verzadigd is (zie ook de tekst bij de volgende zondag, Judica). Gods goedheid strekt zich uit tot alle volkeren die zich in de vier windstreken van de aarde bevinden, waar het getal vierduizend naar verwijst. Wanneer ook de volkeren gelaafd zijn, zal de volheid bereikt zijn, zoals gesymboliseerd wordt in de zeven korven die overblijven.

Hoewel Matteüs in deze perikopen Marcus vrij nauwgezet volgt, is er toch een aantal opvallende verschillen, die het verhaal een andere lading geven. Als opmaat voor deze spijziging vertelt Marcus ons het verhaal van de genezing van een doofstomme. Marcus wil vooral het messiasgeheim van Jezus benadrukken. Het wonder mag niet verder verteld worden, echter de mare van Jezus’ bijzondere kracht laat zich niet tegenhouden en zo verzamelt zich de menigte die door Jezus gevoed wordt.

In Matteüs gaat ook een genezing vooraf, maar die heeft een algemener karakter. Jezus vertrekt na zijn verblijf in Tyrus naar het meer van Galilea en gaat daar de berg op. Juist bij de evangelist Matteüs heeft deze mededeling, die bij Marcus ontbreekt, betekenis. Op de berg ontving het volk van Israël de richtlijnen ten leven, richtlijnen voor de verhouding tot God en de medemens. In de bergrede van Matteüs gaat Jezus eveneens de berg op en intensiveert en actualiseert Hij die richtlijnen. Hij geeft de mensen het houvast dat zij nodig hebben. Wanneer Jezus in het spijzigingsverhaal de berg opgaat, wordt duidelijk dat het om een levensnoodzakelijk verhaal gaat.

Een grote menigte van verlamden, blinden en kreupelen komt op Jezus af en hij geneest hen allen. Bij Marcus wordt één man in het geheim genezen, bij Matteüs gaat het om een hele menigte: royaal en onvoorwaardelijk geneest Jezus allen die tot hem komen. Drie dagen lang zitten ze daar en genieten de hemelse voorsmaak, zonder pijn, zonder verdriet. Maar de honger doet zich gelden en Jezus beseft dat Hij de mensen op dit late uur niet zonder eten naar huis kan sturen.

Bij vergelijking van de verschillende spijzigingsverhalen is dit een zeer intrigerend stuk. Geven de verschillen in de verhalen wellicht zicht op de aard van het wonder? In de spijziging van de vijfduizend, de belofte voor Israël, legt Jezus de verantwoordelijkheid voor de voedselvoorziening volledig bij zijn leerlingen met de opdracht: ‘Jullie moeten hen te eten geven.’ De leerlingen verzuchten dat zij slechts vijf broden en twee vissen hebben. Daarop laat Jezus iedereen zitten, pakt de broden en vissen, slaat zijn blik ten hemel en spreekt de zegenbede uit (eulogein).

In de spijziging van de vierduizend, het heil voor de heidenen, ligt het accent anders. Daar legt Jezus de verantwoordelijkheid voor het eten niet bij zijn leerlingen, maar vraagt Hij hen naar wat zij in huis hebben. ‘Hoeveel broden hebben jullie?’ De leerlingen laten Hem de broden en de vissen zien en Jezus zegt eenvoudig het dankgebed (eucharistesas) en deelt de broden. Hij richt de blik niet naar de hemel en spreekt geen zegenbede uit.

Verschillende commentatoren wijzen er op dat eulogein en eucharisteo hier als synoniemen worden gebruikt. Ik weet niet of dat helemaal juist is. Er ligt naar mijn idee een accentverschil in de twee beschrijvingen van het spijzigingswonder. Vooral omdat eucharisteo ook gebruikt wordt in het spijzigingsverhaal van Johannes. Deze versie valt wat buiten de synoptische varianten omdat Johannes een extra figuur toevoegt: het jongetje dat zijn schatten aan de leerlingen aanbiedt, vijf broden en twee vissen. In dit spijzigingsverhaal ligt het accent eveneens op het vermogen van de gemeente om met elkaar te delen.

Zo naast elkaar gezet, lijkt het in de spijziging van de vijfduizend te gaan om het contrast tussen de houding van de leerlingen en die van Jezus. Zoeken de leerlingen hun hulp in hun eigen beperkte mogelijkheden, Jezus laat in woord en gebaar zien dat zijn hulp van elders komt. Hij richt zich tot de bron waaruit zijn leven gevoed wordt.

In de spijziging van de vierduizend, de tekst voor deze zondag, ligt echter het accent op de kracht van de gemeenschap. Hoeveel broden hebben jullie? Wat dragen jullie bij je, welke gaven zijn aanwezig? Het blijkt ruim voldoende te zijn om royaal van uit te delen en ruimschoots over te houden.

In de specifieke setting van Matteüs krijgt dit nog een extra dimensie. Al die genezen en getrooste mensen vormen nog niet een gemeenschap. Pas wanneer men met elkaar deelt wat voorhanden is, ontstaat er een voorsmaak van het messiaanse Rijk. Het is niet zonder betekenis dat juist in deze spijzigingsverhalen het woord wordt gebruikt waarmee de latere maaltijd van de Heer wordt aangeduid: de eucharistie, want in de verbondenheid van de gemeenschap wordt de belofte gevierd.

Aanwijzingen voor de prediking

Als tekstwoord van deze zondag is vers 33 gekozen, wanneer de leerlingen vertwijfeld antwoorden: ‘Maar waar halen wij in deze verlatenheid genoeg brood om al die mensen te eten te geven?’ Het woord ‘verlatenheid’ staat in deze vraag centraal en drukt de hulpeloosheid van de leerlingen uit. Zij zijn wel met veel mensen, maar het is een verzameling van losse individuen, die ieder gevangen zitten in hun eigen problemen. Er is geen wederzijdse steun, geen support.

Met de vraag naar wat zij bij zich hebben, richt Jezus de blik van de leerlingen een heel andere kant op. Hij maakt hen opmerkzaam op de schatten die binnen handbereik zijn: een stuk brood hier, een visje daar, een ei wellicht, wat fruit. Hij laat zijn leerlingen inzien dat de verlatenheid bestaat zolang de mensen alleen op zichzelf gefocust zijn. Op het moment dat zij werkelijk om zich heen kijken, de mensen rondom hen echt zien, zien zij ook hun gaven, in natura en in geest. Het is mooi om je te realiseren dat op deze zondag, waarin het paars van de lijdenstijd oplicht tot rozerood, de kracht van de belofte in de gemeenschap ligt. Juist in onze tijd, in ons land, waar aan de individualiteit zo’n grote waarde wordt gehecht, is dat een tegendraadse boodschap. Toch zijn er genoeg actuele voorbeelden te bedenken waarin de mensen elkaar hebben gevonden en waarin zij samen op vreedzame wijze veranderingen tot stand hebben gebracht. Wanneer er werkelijk gedeeld wordt, ontstaat er een nieuwe, levenschenkende gemeenschap en wordt de verlatenheid opgeheven.

Liturgische aanwijzingen

Er zijn verschillende oudtestamentische lezingen die naast deze tekst uit Matteüs gebruikt kunnen worden. Allereerst Jesaja 25:6-12, het feestmaal op de Sion. Verschillende thema’s uit de nieuwtestamentische lezing komen in deze tekst samen: het samenkomen van de volken, de overvloedige maaltijd en het wegnemen van verdriet, pijn, ja zelfs de dood. Gezang 27 LvdK, het tekstlied bij deze passage, draagt nog meer overeenkomsten, vooral vers vijf waarin het gloren van de dageraad, de kleur van deze zondag, bezongen wordt.

Zie verder: Jesaja 66:10-14, de tekst waaraan de naam van deze zondag is ontleend, en Psalm 122. De psalmberijming uit LvdK is hier heel goed bij te gebruiken.

Geraadpleegde literatuur

W. Barnard, Binnen de tijd, het zinsverband der liturgie, Voorburg 1988, 64-102; W. Barnard, Stille omgang. Notities bij de lezing van de Schriften volgens een vroeg-middeleeuwse traditie, Brasschaat 1993, 174-184; J.T. Nielsen, Het evangelie naar Mattheus II, Nijkerk 1990; A. Leske, ‘Matteus’, in: E. Eynikel e.a. (red.), Internationaal commentaar op de bijbel II, Kampen 2001, 1509 en 1512; J. van Goudoever, ‘De messiaanse maaltijden’, in: Zoals gezegd is over de kring der leerlingen, Hilversum/Antwerpen 1966 (Phoenix Bijbelpockets deel 20).

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Blijf in mijn liefde’

De zesde zondag na Pasen, de laatste voor Hemelvaartsdag: in de ‘oude bedeling’ (waar zijn al die mooie, veelzeggende Latijnse zondagsnamen toch gebleven?) heet deze zondag Rogate, bidt! Willem Barnard schreef ooit: ‘Na Pasen gaat het van jubelen, Jubilate, via zingen, Cantate, naar bidden, Rogate.’ Zo is het en niet andersom: van expressie naar impressie, van de uitbundige jubel om zijn daden naar het ingekeerde gebed om Gods nabijheid… juist wanneer afscheid nadert.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Nieuwe boeken