Menu

Premium

Preekschets Matteüs 2:14

Matteüs 2:14

Zondag na kerst

Jozef stond op en week nog diezelfde nacht met het kind en zijn moeder uit naar Egypte.

Schriftlezing: Matteüs 2:13-18

Het eigene van de zondag

Volgens de traditie is 28 december de gedenkdag van de ‘onnozele kinderen’. Het luthers dienstboek bevat daarover een afzonderlijke rubriek. Nu deze datum op een zondag valt, is het zinvol, deze thematiek in de zondagsdienst aan de orde te stellen. Ze laat zien hoe de komst van Jezus meteen stuit op verzet en desondanks niet ongedaan kan worden gemaakt.

Uitleg

Herodes stierf in 4 vóór Christus. Dit verhaal is dus niet historisch, al is het een treffende illustratie van de wreedheid van zijn regering. Het is kennelijk gevormd als parallel van het verhaal van de redding van het kind Mozes (Ex. 2:1-10; zie daarover al de schets voor 24 december). ‘Jezus wordt van meet af beschreven als een tweede Mozes’ (Flesseman-van Leer, Geloven vandaag, 73). Centraal staat niet de kindermoord van Betlehem, maar dat Jezus daaraan ontkomt. Weliswaar kunnen deze beide niet los van elkaar worden gezien.

Al vanaf 2:1-2 staat Herodes tegenover Jezus als ‘koning’ tegenover ‘koning’. Dat contrast verdiept zich hier, nu Herodes eropuit blijkt, het kind Jezus om te brengen. Daarom had hij bij de wijzen ‘nauwkeurig navraag gedaan’ (èkribosen) naar het tijdstip van de ster (2:7): hoe oud zou het kind nu al zijn? Vers 16 grijpt daarop terug (opnieuw: èkribosen). Het wordt het motief tot Herodes’ besluit om ‘alle jongetjes van twee jaar en jonger’ te laten ombrengen; daar zal dan, berekent hij, dat ene, gezochte jongetje zeker bij zijn. Daarin doet hij opnieuw wat de farao in Mozes’ tijd deed (Ex.1:22). Zoals Jezus de tweede Mozes is, zo is Herodes de nieuwe farao.

Zijn woede is gewekt doordat de wijzen met hun ‘nauwkeurig uitgezochte’ informatie omtrent het kind niet bij hem zijn teruggekomen (vs. 12). Herodes ziet dat hij door de wijzen enepaichthè.nbv en nbg vertalen: ‘was misleid’; de StV: ‘was bedrogen’. Empaizo is letterlijk: ‘spelen’, ‘met iemand een spel spelen’, dan ook: ‘bespotten’. Het werkwoord is afgeleid van pais, kind (zie Bertram). Vandaar de nb: Herodes is ‘als een kind bespot’. Maar in het werkwoord wordt de notie van het kinderlijke eerder met de spotter dan met de bespotte verbonden. Hetzelfde werkwoord komt bij Matteüs voor in de lijdensgeschiedenis van Jezus (27:27-31, 42; vgl. 20:19, zie ook par.). Daar is de notie van bespotting onmiskenbaar. Diezelfde notie is er hier ten aanzien van Herodes. Matteüs stelt hier ‘de bespotting van de valse koning tegenover de aanbidding van de ware koning’. De wijzen zijn aanbidders én, als zodanig, bespotters: ‘De aanbidding van de ware koning kan niet geschieden, zonder dat de valse koning zich bespot ziet’ (Breukelman 129,172). De valse koning is degene die niet met zich laat spotten (en daarvoor mensenlevens opoffert), terwijl de ware koning straks degene blijkt te zijn die wél met zich laat spotten en daarmee bevestigt dat zijn koningschap bevrijding inhoudt (vgl. 1:21).

Voorlopig wordt Jezus’ lijden echter uitgesteld. Het kondigt zich slechts aan, in de dreiging van Herodes om het kind te doden (apolesai, vs. 13; vgl. 27:20). Trefwoord is anachoreo, uitwijken (zie vs. 13, 14, 22; ook verder bij Mat. 4:12, 12:15, 14:13, 15:21). ‘In de ouverture van het evangelie wordt het anachorein van de magoi gevolgd door het anachorein van Jozef, en in de eerste helft van het evangelie zet het anachorein van Jozef zich voort in het anachorein van Jezus’ (Breukelman, 162). Jezus wijkt uit, naar de gojim, totdat, in 16:21, de omkeer naar Jeruzalem plaatsvindt.

Jozef wijkt met het kind uit naar Egypte. Vanouds, voor Israël, plaats van slavernij, waaruit de exodus plaatsvond. Vooraf echter, ook voor Israël, toevluchtsoord. Zie Genesis 46, waar hongersnood de reden is voor Jakobs uitwijken uit Kanaan naar Egypte. Daar is er eveneens een Godsspraak in een nachtelijk visioen, als motief tot dat uitwijken (Luz). Dat het ook daar een Jozef is, door wiens toedoen Jakob (Israël) naar Egypte uitwijkt, maakt Genesis 46 des te meer parallel. ‘Jesus’ legal father Joseph … plays the role of Joseph the patriarch bringing Jacob/Israel down to Egypt’ (Brown). Jezus is niet alleen de tweede Mozes, hij gaat, opnieuw, de weg van heel Israël, in zijn gang naar Egypte (en later terug naar ‘het land’, vs. 20-21).

Dat verband legt Matteüs expliciet, vers 15, in het citaat uit Hosea 11:1. ‘Mijn zoon’ slaat in de geciteerde profetie op Israël (zie ook Ex. 4:22); Matteüs betrekt dit op Jezus, verpersoonlijking van Israël, Gods verbondsvolk. Met de titel ‘zoon van God’ is Jezus hier dus aangeduid als Gods verbondspartner. Zie ook 3:17; 16:16; 17:5; 26:63 (waarin tevens de notie van de kóning van Israël als ‘zoon van God’ – want representant van Israël – doorklinkt). In de kerkelijke traditie heeft deze titel een andere inhoud gekregen, in de dogma’s van drie-eenheid en twee-naturenleer. Dat was een poging, in termen van toen het eigene van Jezus veilig te stellen, maar, aldus Flesseman (Wie toch is Jezus van Nazareth?, 46v), het doet gemakkelijk vergeten dat Jezus ‘een werkelijk mens, alhoewel een zeer uitzonderlijk mens’ was. Matteüs werkt daaraan niet mee. Het eigene, uitzonderlijke, van Jezus ziet hij gelegen in zijn unieke verbondsrelatie met God.

Vaak beschrijft Matteüs Jezus’ optreden als ‘vervulling’ van wat door de profeten is gezegd. Hier, aan het begin van het evangelie, beklemtoont hij dat heel Jezus’ zijn als zodanig die vervulling is. Dat betekent niet dat de profetie niet meer zou gelden; integendeel: ze krijgt hier haar volle gelding.

Ook in vers 18 wordt geciteerd: Jeremia 31:15. Opnieuw is daar sprake van ‘vervulling’. Het geween in Betlehem vanwege de kindermoord wordt gezien als vervulling van het wenen van Israëls (in de buurt van Betlehem begraven) stammoeder Rachel wegens de wegvoering van haar ‘kinderen’, in ballingschap. Rachels wenen vindt hier opnieuw plaats. En hier zijn het de vermoorde kinderen van Betlehem, die Israël representeren.

Anders dan het citaat in vers 15 wordt het citaat in vers 18 niet ingeleid met hina, ‘opdat’. Dat subtiele verschil is in de nbv weggevallen, maar is van belang. De kindermoord is niet, zoals wél de ontkoming van het kind Jezus, door God bedoeld. Al valt die kindermoord niet buiten Gods beleid. Dat wordt uitgedrukt doordat ook hier van ‘vervulling’ sprake is.

Bedacht mag worden dat Jeremia 31:15 staat in een samenhang waarin aansluitend (vs. 16-17) van heil sprake is. Rachel krijgt te horen: ‘Je hebt een hoopvolle toekomst, je kinderen keren naar hun eigen land terug.’ Ook de kindermoord van Betlehem staat in heilsperspectief.

Aanwijzingen voor de prediking

Lezing van Exodus 2 naast Matteüs 2 (zie onderstaande liturgische aanwijzingen) kan helpen het tekstverhaal in perspectief te zien. Het kind Jezus is als het kind Mozes, weerloos én (straks, tegen de klippen op) bevrijder. Of omgekeerd: Mozes draagt al de trekken van Jezus. Voor Matteüs is dat niet maar handig aanknopen bij wat zijn lezers bekend is. Daar en hier is dezelfde bevrijding aan de orde. Zoals ook vandaag, waar het om geknechte mensen gaat. Waar herkennen wij in menselijk optreden nu de trekken van Jezus?

De kindermoord in Betlehem is een dissonant in het kerstevangelie, ten minste zolang dat wordt (mis)verstaan als idylle. Dit verhaal is een schrijnende illustratie van de wereld waarin het kerstevangelie wordt verkondigd. Dat is een wereld waarin macht en machtspretenties de boventoon voeren. Macht kan ten goede worden gebruikt, is zelfs onmisbaar om in deze richting iets tot stand te brengen. Maar vaak wordt macht misbruikt. Dan gaan machthebbers desnoods over lijken.

De verschijning van Jezus als kind in deze wereld roept extra afweerreacties op. Hier wordt de brute macht aan de kaak gesteld. Met Jezus daagt een ander soort koningschap, dat niet op eigen macht, maar op menselijkheid, op heil voor mensen, is gericht. Machthebbers a la Herodes worden daar zenuwachtig van. Want hun positie wordt daardoor ondergraven.

Herodes voelt zich bedreigd. Dat is de reden van zijn felle reactie op het bericht omtrent een ‘pasgeboren koning van de Joden’. Daarom gaat hij over lijken; zoals machthebbers die zich bedreigd voelen dat gewoonlijk doen.

Zijn brute moord mist echter zijn doel. Het kind Jezus ontkomt en zal later alsnog zijn roeping te midden van Israël en de mensen vervullen. Dat is weliswaar uitstel van executie, want straks zal Hij alsnog worden veroordeeld en gedood. Toch zal ook daarmee zijn weg niet zijn doodgelopen. Dat het kind Jezus ontkomt naar Egypte preludeert op zijn opstanding uit de dood. Het brute streven van de macht is tot mislukken gedoemd. Ook al lijkt dat er vandaag vaak nog niet op.

Het verhaal van de kindermoord van Betlehem is op zichzelf beschouwd het verhaal van een zinloze slachtpartij – zoals er in de geschiedenis zoveel zijn geweest. Toch: als slachtoffers dragen juist deze kinderen al de trekken van Jezus. In hun lijden kondigt zich het lijden van de Messias al aan – zoals dat zich in het lijden van slachtoffers vandaag voortzet. Daarmee staat het ook onder de belofte van Pasen: het lijden en de dood hebben niet het laatste woord. Matteüs laat zien ‘dat het bloed, de tranen en het lijden dierbaar zijn in de ogen van de God van Israël’ (Boogaard).

Liturgische aanwijzingen

Het Luthers Dienstboek combineert Matteüs 2:13-18 met Jeremia 31:15-20. Eventueel kan worden volstaan met lezing t/m vers 17. Te denken is ook aan Exodus 2:1-10, of aan Hosea 11. Daarnaast aan Openbaring 12:1-6. Treffende liederen zijn Psalm 2; 8; 99 en 124; Gezang 154; 156 (:5, 6, 7).

Geraadpleegde literatuur

Zie bij de schets voor 24 december, de daar genoemde commentaren van Breukelman, Brown en Luz. Voorts: G. Bertram,paizo etc in: ThWNTV 625-635; Geert Boogaard, Wonen in het Woord. Bijbels dagboek, 3e druk, ’s-Gravenhage 1989, 8v; E. Flesseman-van Leer, Wie toch is Jezus van Nazareth?,’s-Gravenhage 1985, 46v; idem, Geloven vandaag, 6e druk, Nijkerk 1987, 73v.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken