Menu

Premium

Preekschets Matteüs 2:2 – Epifanie

Matteüs 2:2

Epifanie

‘Waar is de pasgeboren koning van de Joden? Wij hebben zijn ster zien opgaan en zijn gekomen om hem eer te bewijzen.’

Schriftlezing: Mattëus 2:1-12

Het eigene van de zondag

‘Verschenen is Gods genade als redding voor alle mensen’ – treffender laat de betekenis van Epifanie (Verschijning) zich niet omschrijven. Het zijn woorden uit Titus 2:11 (nb) die van oudsher gelezen worden in de Kerstnacht. Dan wordt de geboorte van Jezus gevierd, nu zijn verschijning. Want wat zegt die geboorte als niet het vervolg erbij wordt betrokken? Deze zondagen horen we hoe Jezus zich openbaart aan de wereld. Epifanie kent drie grote thema’s: de verschijning van de heer in lichtglans aan de wijzen uit het oosten die de voorhoede van de volkerenwereld vormen; de doop van Jezus in de Jordaan als gelijkenishandeling van de weg die Hij zal gaan; het eerste teken te Kana in Galilea, dat voorteken is van de grote bruiloft in het koninkrijk Gods.

Uitleg

Het zijn geen wijzen of koningen, maar magiërs. Wij zouden zeggen: astrologen, sterrenkijkers, of beter nog: sterrenwichelaars. De sterrenwichelarij had in het toenmalige Babylonië een hoge vlucht genomen, met wetenschappelijke, zelfs goddelijke pretenties. Ze hebben de ster van de koning van de Joden zien opgaan. Het schijnt zo te zijn dat er rond die tijd inderdaad een bijzondere conjunctie van Jupiter en Saturnus te zien is geweest in het sterrenbeeld Vissen. Jupiter geldt als koningsster, Saturnus is de ster van Palestina en Pisces wordt verbonden met de eindtijd. De magiërs trekken hun conclusie en gaan op pad. God spreekt tot hen in hun eigen taal, in het sterrenjargon dat zij verstaan: het is al een klein beetje Pinksteren hier…

Een ster, een lotsbepalend hemellichaam, wordt ontgoddelijkt en doet dienst als simpele wegwijzer. De overeenkomst met Genesis 1:14-19 dringt zich op. Schuman legt nog een verband met Genesis 25:1-11, waar Abraham de zonen van zijn bijvrouwen met geschenken naar een land in het oosten stuurt, in de richting dus waar hij zelf ooit vandaan gekomen was. Ze doen niet meer mee in de heilsgeschiedenis, tot Matteüs hen in de gestalte van de magiërs uit het oosten eer laat bewijzen aan die grote zoon van Abraham, Christus. Zo accentueren zij dat de actieradius van Gods bevrijdende daden wereldwijd is.

Die andere ‘koning van de Joden’ – zoals hij zichzelf graag liet noemen, maar het nooit werd – is bang voor concurrentie. Legio zijn de verslagen over Herodes’ legendarische wreedheid. Hij aarzelt niet om vrouw en kinderen te vermoorden, uit angst dat ze hem van de troon stoten. Heel Jeruzalem schrikt dan ook hevig – voor de schrik van Herodes! Want dit bericht leidt ongetwijfeld tot repercussies. Macht gebaseerd op angst. Het contrast met de gemartelde koning van de Joden in Matteüs 27, voor Pilatus en aan het kruis, kan niet groter zijn. Hogepriesters en schriftgeleerden vorsen de Schriften na en weten precies aan te wijzen waar de messias geboren wordt: niet in Jeruzalem, maar in Betlehem. Matteüs past vrijelijk de oude woorden van Micha aan aan de nieuwe situatie: ‘Efrata’ wordt ‘Juda’, ‘geslachten van Juda’ worden ‘leiders van Juda’ en ‘te klein’ wordt ‘zeker niet de minste’. Alle nadruk komt te liggen op de wortels van de messias in het koningshuis van Juda en dus van David. Ook hier weer een tegenstelling: insiders zijn met al hun bijbelkennis ziende blind, outsiders zien een ster en gaan op weg. De kerk valt soms tegen, de wereld valt soms mee.

Al die tijd is de ster onzichtbaar gebleven. Wordt hij soms verduisterd door het machtsmisbruik van Herodes en consorten in Jeruzalem? Hoe dan ook, wanneer de magiërs Jeruzalem verlaten en op weg gaan naar Betlehem, zien ze hem weer. Dat vervult hen ‘met zeer grote vreugde’ (vs. 10, nb). ‘Groot’ is een geladen woord bij Matteüs: het komt na deze eerste keer nog tien keer voor en wordt voor het laatst gezegd van de vrouwen, nadat ze van de engel hebben gehoord dat Jezus is opgewekt (Mat. 28:8). De weg van de messias begint en eindigt met grote vreugde.

En dan kunnen de magiërs eindelijk doen waarvoor ze gekomen zijn: het kind eer bewijzen en geschenken aanbieden. Matteüs maakt een impliciete toespeling op Jesaja 60:6, waar heidenen uit Seba beladen met goud en wierook naar het nieuwe Jeruzalem (!) komen, maar voegt er zelf mirre aan toe. Goud is het geëigende geschenk voor een koning (vgl. Ps. 72:15). Wierook symboliseert de gebeden die opstijgen tot God (vgl. Ps. 141:2 en Op. 5:8). Mirre wordt gebruikt als parfum, maar ook om een overledene mee te balsemen. Verderop in het Evangelie giet een vrouw mirre uit over het hoofd van Jezus: ‘Met dat zij de mirre over mijn lichaam uitgiet, doet zij dat voor mijn begrafenis’ (Mat. 26:613, nb). Vanwege deze geschenken met een dubbele bodem konden de kerkvaders zeggen dat de magiërs Jezus eerden als Koning, als God en als Verlosser. Zo is deze huldiging ten diepste een liturgische handeling, vol mysterie en symboliek.

Gewaarschuwd in een droom ‘zijn de magiërs langs een andere weg uitgeweken naar hun eigen landstreek’ (vs. 12, nb). ‘Uitwijken’: nog zo’n beladen woord. Ze wijken uit, zoals Jozef naar Egypte en naar Galilea uitwijkt (drie keer in hoofdstuk 2), zoals Jezus naar Galilea uitwijkt wanneer Hij hoort dat Johannes is uitgeleverd (Mat. 4:12). Zo ‘verschijnt’ God als koning van Joden en heidenen, die ten slotte uitwijkt tot op het kruis.

Aanwijzingen voor de prediking

De verleiding is groot om in de preek van leer te trekken tegen volksgeloof en folklore die zich in de loop der eeuwen juist aan dit verhaal hebben vastgehecht. Beter is om gewoon het verhaal na te vertellen en al vertellend elementen eruit belichten, bijvoorbeeld aan de hand van de contrasten (insiders/outsiders, Jeruzalem/Betlehem, Herodes/Jezus). Daarnaast zou ik wat langer stilstaan bij de ster en bij de aanbidding. Barnard schrijft prachtig over de ster (1104-1108). De blikrichting is verticaal: wat staat er geschreven in de onveranderlijke cirkelgang van rijzende sterren? Maar dan is er ineens een reizende ster en klapt de blikrichting om naar horizontaal, de blik wordt letterlijk op de horizon gericht: er is een weg, beweging, toekomst. De ster is een kompas geworden waar je op kunt koersen, en niets is meer hetzelfde. Hoe leef ik als hedendaags gelovige: ingekapseld ‘in het sterrenstelsel van de zekerheid’? Kan ik daaruit bevrijd worden, ‘als er een ster boven de sterren staat, als er een bliksem inslaat in mijn gouden maat’? (Schulte Nordholt, 129).

En dan de aanbidding. Ik beschouw dit als een kern van de liturgie: dat ik uit mijn eigen centrum wordt getrokken en mezelf toewijd aan Iemand die boven mij uitstijgt. Juist in deze overgave aan de Ander komt een mens tot zichzelf. Liturgie is – net als bijvoorbeeld kunst en koningshuis – economisch gezien volstrekt inefficiënt, althans zo denken cynici die van alles de prijs weten, maar van niets de waarde. Maar juist daarin ligt de onopgeefbaarheid ervan, in die nutteloze noodzaak, in dat nodige overbodige. Aan het slot, in Matteüs 28:17, keert de aanbidding nog een keer terug: ‘Toen ze hem zagen bewezen ze hem eer, al twijfelden enkelen nog.’ Nooit is de huldiging onvermengd, maar zalig de mens die zich mét al zijn twijfels kan overgeven in aanbidding.

Liturgische aanwijzingen

Als oudtestamentische lezingen komen in aanmerking Psalm 72, Micha 5:1-4 of Jesaja 60:1-9. Gezang 166 kan heel goed als stapellied fungeren op de drie zondagen van Epifanie. Denk ook eens aan Gezang 483: ‘Gij die alle sterren houdt.’ Volgens de dichter Ad den Besten is het een kritisch lied: het voert de onttroning der machten en daarmee onze bevrijding in zijn schild’ (Compendium bij het Liedboek, 1106). S. de Vries schreef een mooi zondagsgebed bij Epifanie (De Vries, 132). Wat zou het geweldig zijn om eens iets te laten horen uit de magnifieke cantate bwv 65 van Bach: ‘Sie werden aus Saba alle kommen’. Als spiegelverhaal kan ‘De vierde wijze’ van Henry van Dyke gebruikt worden, wellicht iets ingekort.

Geraadpleegde literatuur

Om weer te ontdekken waar het Matteüs eigenlijk om gaat, heb ik veel gehad aan N.A. Schuman, Al deze woorden… Over het evangelie naar Matteüs, Den Haag, 1991, en aan het artikel van W.J.C. Weren over Matteüs in: De Bijbel theologisch. Hoofdlijnen en thema’s, Zoetermeer, 2011. Het artikel onder het trefwoord ‘Ster’ in C.J. den Heyer en P. Schelling, Symbolen in de bijbel, Zoetermeer, 2000, bevat in beknopte vorm een schat aan informatie. Andere inspiratiebronnen: A. Adam, Het liturgisch jaar. Vieren en beleven, Boxtel, 1987; W. Barnard, Stille Omgang, Brasschaat, 1992; J.W. Schulte Nordholt, Verzamelde Gedichten, Baarn, 1996 (en dan vooral de cyclus van vijf gedichten ‘Denkend over God en mij’, 129131); S. de Vries, Bij gelegenheid (I). Gebedsteksten van week tot week, van feest tot feest, Zoetermeer, 2005.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken