Menu

Premium

Preekschets Matteüs 26:31-32 – Witte Donderdag

Matteüs 26:31-32

‘Jullie zullen mij deze nacht allemaal afvallen, want er staat geschreven: “Ik zal de herder doden, en de schapen van zijn kudde zullen uiteengedreven worden.” Maar nadat ik uit de dood ben opgewekt, zal ik jullie voorgaan naar Galilea.’

Het eigene van de dag

De climax bouwt op naar de Goede Vrijdag. Jezus heeft de weg ingezet naar definitieve verwerping, fysiek. Hij neemt afscheid van zijn leerlingen. Hij bereidt hen voor op zijn lijden voor hen en voor velen, de wereld; Hij bereidt hen voor op die tijd dat ze Hem niet bij zich hebben. Weliswaar begrijpen ze nog lang niet alles. Daarmee oefent Hij zijn kerk om zijn sterven voor haar te verstaan gedurende heel de tijd dat Hij niet lichamelijk bij hen is, ook als Hij wel weer leeft. Daarop volgen de gevangenneming en het tweeledige proces in de nacht en vroege ochtend. Witte Donderdag en Goede Vrijdag bieden al op het eerste gezicht een overvloed aan preekstof.

Uitleg

Jezus spreekt hier als de goede herder. Hij geeft leiding. Hij voorziet wat er gebeuren gaat. Hij weet: dit is de wil van mijn Vader. Hij weet dat rechtstreeks van Hem en tegelijkertijd uit het Woord, de reeds gegeven en geschreven profetie. Hij is innerlijk bereid om de slag te ondergaan, Hij wil die weg gaan. Het is een ramp die zowel de herder als de schapen zal treffen. Een dubbele ramp voor beide kanten. Jezus weet: dit moet, dit is de weg naar het herstel daarna. De herder zal de schapen weer voorgaan; geïmpliceerd is dat zij zullen volgen en daarmee weer verzameld zijn als kudde.

De profetie van Zacharia 11 en 13 heeft als achtergrond de tijd dat Israël (Juda) is teruggekomen uit de ballingschap en is begonnen aan de wederopbouw van Jeruzalem en omgeving. Maar het is nog maar een begin van herstel. De geschiedenis blijkt ook uit de boeken Haggai en in een latere fase Ezra, Nehemia en Maleachi. Innerlijk, godsdienstig en moreel, is er, afgezien van enkele oplevingen, geen sprake van echt herstel, van bekering. Zowel uiterlijk als innerlijk is de scheidslijn tussen Israël, vanouds Gods schaapskudde, en de volken minder scherp geworden dan in het verleden. De relaties tussen beide groepen zijn intensiever geworden en het onderscheid vervaagd: beide zijn in Zacharia 11 de schapen, de slachtschapen. De Heer stelt een herder aan, maar het project loopt spaak. De herder die de Heer had gegeven, komt in conflict met de onderherders en wordt verworpen. De herder die vervolgens optreedt, faalt. Op deze manier is met de kudde niets meer te beginnen. In de aangehaalde woorden klinkt de woede van de Heer tegen zowel de herder als de schapen door.

Jezus stelt zich in de plaats van de falende herder en zal de dodelijke slag ondergaan. De leerlingen begrijpen veel van wat Hij vanavond en vannacht tegen hen zegt niet. Ze kunnen het innerlijk niet meemaken. Ze zijn wel bereid voor hun meester en Heer te strijden, maar accepteren niet dat de Messias gedood wordt en dat dat de wil van God is.

Galilea is het gebied waar de meesten van hen vandaan komen. Hier heeft Jezus veel tijd met zijn leerlingen doorgebracht. Hij was er samen met hen bezig met zijn werk, wijdde hen erin in en gaf hun er onderwijs over. Het is tegelijkertijd op veilige afstand van het hol van de leeuw, waar ze nu zijn.

Aanwijzingen voor de prediking

Jezus heeft zich de afgelopen jaren met hart en ziel ingezet voor Israël, de schapen. Hij zag de Israëlieten als herderloos en heeft als herder voor hen willen zorgen, maar heeft ten slotte gehuild omdat ze daar niet voor opengestaan hebben. Nu gaan straks ook zijn leerlingen van Hem weg, allemaal; alleen Petrus is een bijzonder geval. Terwijl Hij opziet tegen de dood die Hemzelf zal treffen, verzwaart de verwijdering en het uiteenvallen van de kudde zijn lijden. Toch trekt Hij hier niet klagend de aandacht voor zijn eigen lot. Ook nu is zijn hart bij zijn schapen, zijn leerlingen. Hij weet dat zij nu verdrietig zijn omdat ze merken dat Hij afscheid van hen aan het nemen is. Hij weet hoe moeilijk de komende periode voor hen zal zijn: dat Hij zich laat gevangennemen en het lijden en sterven op zich neemt, en dat zij zonder Hem achterblijven. Hij bereidt zijn schapen voor op wat komen gaat en troost hen – voor zover op dit moment mogelijk – met het feit dat het zo volgens de profetie van de Vader, waarvan ze de woorden kennen, moet gaan.

Wij – prediker en hoorders – kunnen ons herkennen in de leerlingen. We houden wel van onze Heer en we zijn best bereid voor Hem actie te voeren, misschien wel meer (denken we) dan anderen. Maar daarmee kennen we onszelf slecht. En we zien over het hoofd dat op die manier het koninkrijk van God niet kan komen. We luisteren selectief naar onze Heer, we zeggen tegen (bepaalde aspecten van) zijn onderwijs innerlijk nee. Als het erop aankomt, laten we het afweten, en daarmee maken we zijn lijden zwaarder.

Dat ‘afvallen’ en het laten afweten kan ook de vorm aannemen van innerlijk verzet tegen lijden in het algemeen en het lijden van Jezus in het bijzonder. Moeten we gered worden door een herder oftewel leider die zichzelf liet doden? Welke vader zou zijn kind zoiets aandoen? Wij willen een ster. Het is de dwaasheid van God.

Maar de Heer heeft het zijn leerlingen bij voorbaat vergeven en opent een perspectief dat daar overheen gaat. Opnieuw spreekt Hij over zijn opstanding na de grote slag. Zijn belofte is als een knipoog van verstandhouding: Galilea, weet je wel, de vertrouwde omgeving, waar we zo veel samengewerkt en samen beleefd hebben, toen het allemaal nog goed was. Een signaal dat vertrouwdheid uitdrukt en vertrouwen wil wekken. Het is typisch een woord dat ze nu nog niet oppakken, waar ze innerlijk nog niet aan toe zijn en waar ze nog niet voor openstaan, een onderdeel van hun ‘afvallen’ van Hem, en tegelijkertijd een belofte dat dat overwonnen zal worden en straks tot het verleden zal behoren.

Aanwijzingen voor de liturgie

Oudtestamentische lezingen: Zacharia 11:4-17 en 13:7-9.
Behalve de (over-?)bekende Psalm 23 en LB 14 is vooral te denken aan de liederen waarin God als herder van zijn volk wordt bezongen en aangeroepen. Ps. 79 (vs. 3 na de wet), vs. 5. Ps. 80: 1, en dan ook vs. 6 en 7. Verder kies ik als lijdenslied verzen uit Ps. 69.

Geraadpleegd

Mieke Brink-Blijdorp en Ria Kuijper-Versteegh, De Koning in aantocht. Bijbelstudiedagboek bij Zacharia. Franeker: Van Wijnen, 2011. Voor een breed publiek geschreven, maar voor de goede verstaander boordevol exegese.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken