Menu

Premium

Preekschets Matteüs 28:19 – Hemelvaart van de Heer of 40e dag na Pasen

Hemelvaart van de Heer of 40e dag na Pasen

Matteüs 28:19

‘Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest.’

Schriftlezing: Matteüs 28:16-20

Zie ook

Het eigene van de dag

Deze feestdag, Hemelvaartsdag of veertigste dag na Pasen, wordt zeer verschillend gevierd. Van totaal niet, waarbij het heilsfeit van de Hemelvaart van de Heer aandacht krijgt op de volgende zondag, tot een korte mettenviering, of een gemeente-uitje compleet met dauwtrappen, een gezamenlijk ontbijt en een viering. Wat zou het aardig zijn om op deze speciale dag uit te leggen wat Hemelvaart betekent. Waarvoor je ook kiest, het zal op deze doordeweekse vrije dag altijd concurrerend zijn met korte vakanties en andere activiteiten.

Uitleg

De evangelist Matteüs beschrijft geen andere verschijningen, zoals de evangelisten Lucas en Johannes dat wel doen. De uitzending van de elf leerlingen is de laatste verschijning van Jezus en tegelijkertijd een opening naar een breder publiek. Plaats van handeling is de berg. De geografische coördinaten zijn niet belangrijk: het is de berg vanaf waar Jezus altijd al zijn onderricht heeft gegeven, waarvan de Bergrede (Matteüs 5-7) de voornaamste is. Onderwijzen klinkt wat vriendelijker dan het etaxato, dat ook ‘bevelen om heen te gaan’ betekent. Hier, op de berg, vindt de herkenning en erkenning plaats dat Jezus God op aarde is; Hij is majesteit in Persoon. Een herinnering aan de verheerlijking op de berg (Matteüs 17:1-8) ligt ook voor de hand. Nielsen trekt in twijfel of het steeds over dezelfde berg, in theologische zin, gaat, al onderschrijft hij ook dat ‘hoge’ momenten in de heilsgeschiedenis op een berg hebben plaatsgevonden.

Uit de beschrijving wordt duidelijk dat ze Hem eer bewijzen (vers 17). Het proskunein auton is de rode draad door het Matteüsevangelie, om te beginnen met de Magiërs uit het Oosten (Matteüs 2)

De leerlingen worden zeer menselijk beschreven: er zijn er die nog twijfelen. Wie meent dat de leerlingen voorbeeldige volgelingen zijn, komt hier met beide voeten op de grond. Het opstandingsgeloof is niet eenvoudig te vatten. Er is tekstonduidelijkheid over wie er twijfelen: allen of sommigen. Nielsen doet dit als irrelevant af, het twijfelmotief komt vaker voor bij Matteüs. De schroom is zeker herkenbaar.

In vers 18 overbrugt Jezus de afstand tussen Hem en de leerlingen. Hij herhaalt dat Hem alle macht gegeven is. Het valt op dat Hij niet verwijst naar wat gebeurd is: het verraad van Judas en de verloochening door Petrus. Dat wat Jezus al had, vult Hij aan met iets nieuws: de opdracht aan de leerlingen om ermee aan het werk te gaan. Alle volkeren moeten betrokken worden bij Jezus. De enige imperatief is die van ‘maak tot mijn leerlingen’, mathêteusate (vers 19). Opvallend is dat er geen voorwaarden zijn: de heidenen hoeven niet ‘via’ het joodse volk, maar zijn rechtstreeks leerlingen van Jezus. De doop in Christus is een zelfstandig gegeven, geen proselietendoop of iets wat daarop lijkt. De twijfel van de leerlingen weerhoudt Jezus er niet van een belangrijke taak op hun schouders te leggen. Bij de uitvoering van deze wereldwijde missie kunnen ze ervan op aan dat Jezus bij hen is. Van Weren wijst op een parallel met het begin: in vers 20 zegt Jezus: ‘ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.’ In Matteüs 1:23 wordt Jezus Immanuël genoemd, Hij belichaamt Gods presentie.

Dopen en leren horen bij elkaar. Beide begrippen hebben een aanvulling: dopen gebeurt onder aanroeping van de drievoudige formule: Vader, Zoon en heilige Geest. Leren slaat op ‘al wat Jezus bevolen heeft’. Wie leerling van Jezus is, zal ook moeten leren wat tot de wil van God behoort.

Aanwijzingen voor de prediking

Hemelvaart is een moeilijk feest: moeilijk in de zin van de betekenis ervan te doorgronden. De christelijke kerk viert dat Jezus Christus door een wolk aan het gezicht van zijn leerlingen onttrokken wordt. Daarna zien zij Hem niet meer. Jezus regeert nu vanuit de hemel. Dit is het feest van het koningschap van Jezus: de verticale lijn. De hemel is de benaming voor de goddelijke werkelijkheid, waar onze wetten van tijd en ruimte niet gelden.

Naar joods gebruik is ‘hemel’ synoniem met ‘God’. We kunnen Hemelvaart horen als ‘de verdwijning van Jezus’. De foto van het gotische houtsnijwerk uit de Domkerk in Roskilde illustreert dat mooi:

We zien de voeten van Jezus onder uit de wolk steken. De leerlingen kijken naar zijn verdwijning, maar het gaat tegelijkertijd ook om zijn verschijning. In ieder geval is dat bij Matteüs aan de orde. Het is in de reeks van verschijningen na Pasen de allerlaatste verschijning van Jezus Christus aan zijn leerlingen. Nu is Hij bij God, hoe moeilijk we het wellicht ook vinden ons dat voor te stellen.

Volgens het bijbelboek Handelingen is Jezus tot veertig dagen na Pasen, na zijn opstanding, verschenen aan zijn leerlingen. De discipelen hadden niet van de ene op de andere dag hun geloof weer bij elkaar gesprokkeld. Zij hadden tijd nodig om hun verdriet en verbittering te boven te komen en opnieuw hun roeping te verstaan; dat duurde wel veertig dagen. Veertig dagen als periode van rijping en bewustwording van de taak die de discipelen wacht. En al die tijd blijft Jezus aan hen verschijnen, laat Hij hen niet in hun eentje tobben. Ze zien Hem steeds weer voor zich en horen zijn stem.

De vraag ‘hoe nu verder?’ heeft ook een horizontale component. In Handelingen sporen twee mannen in witte gewaden de leerlingen aan om verder te gaan en niet naar de hemel te blijven staren. Volgens het Evangelie naar Matteüs geeft Jezus zijn leerlingen een concrete opdracht. Deze woorden zijn bekend geworden als het zendingsbevel. De tekst heeft velen geïnspireerd, met name in de negentiende eeuw, de eeuw van de zendingsorganisaties, naar onbekende streken af te reizen en het evangelie te verkondigen. Dat is niet altijd zachtzinnig gegaan in de geschiedenis, en daardoor is het begrip ‘zending’ in een kwaad daglicht komen te staan. Het gaat om het aanzeggen van de komst van het Koninkrijk van God. Dopen en leren horen bij elkaar. Dopen en leren is het gaan van een weg, en daarop gaandeweg ontdekken wat God van ons vraagt.

Liturgische aanwijzingen

Bij de evangelielezing uit Matteüs 28 stel ik lezingen voor die gaan over de Hemelvaart: Lucas 24:50-53 of, mijn voorkeur: Handelingen 1:1-11. Wie wil benadrukken dat het verschijnsel hemelvaart ook in het Oude Testament voorkomt en niet geheel uniek voor Jezus Christus is, kan kiezen voor 2 Koningen 2:1-18. De keuze voor een van deze lezingen naast Matteüs 28 lijkt mij evident op deze feestdag.

NLB 660-667 is de rubriek Hemelvaart, waaruit eenvoudig een keuze voor liederen te maken is. De tekst uit Matteüs spoort de discipelen aan om het geloof verder uit te dragen. De gelovigen moeten hiervoor op eigen benen staan, en niet meer omkijken. Het lied dat bij deze gedachte past is NLB 809.

Geraadpleegde literatuur

  • J. van Bruggen, Matteüs, Het evangelie voor Israël, Commentaar op het Nieuwe Testament, Kok, Utrecht 19990/2012.

  • J.T. Nielsen, Het evangelie naar Mattheus III, De prediking van het Nieuwe Testament, Callenbach, Nijkerk 1990(4).

  • Wim van Weren, Matteüs, Belichting van het bijbelboek, KBS/Tabor/VBS 1994.

  • http://www.christianity.com/bible/commentary.php?com=mhc&b=40&c=28 geraadpleegd op 26 juli 2016.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken