Menu

Premium

Preekschets Matteüs 2:9 – Kerst

Matteüs 2:9

Kerstmorgen

Nadat ze geluisterd hadden naar wat de koning hun opdroeg, gingen ze op weg, en nu ging de ster die ze hadden zien opgaan voor hen uit, totdat hij stil bleef staan boven de plaats waar het kind was.

Schriftlezing: Prediker 8:1-9 en Matteüs 2:1-12

Het eigene van de zondag

Een kerstochtenddienst is in tegenstelling tot de kerstnacht een dienst waarin men elkaar als gemeente weer ontmoet. Hierin is meer ruimte voor liturgie en prediking, al past men ervoor op dat het een dienst is waarin alles moet gebeuren.

Uitleg

Prediker 8:1-9

De afbakening en interne structuur van Prediker 8:1-9 is niet eenvoudig. 8:1 kan gezien worden als afsluiting van de vorige perikoop. Dat past thematisch. Echter, het vraagwoord kan ook duiden op een nieuwe denkrichting. Taaltechnisch sluit het bovendien goed aan bij dat wat komt. Reden om hier 8:1 te zien als eerste vers van de perikoop en niet als laatste van de vorige. Eenzelfde probleem speelt in vers 9. Ook dit vers, geformuleerd in de eerste persoon enkelvoud, kan gezien worden als een inleiding op een nieuwe gedachtegang. Omdat echter in vers 10 direct weer een nieuwe inzet volgt, kan vers 9, mede wegens de terugverwijzende functie van zeh (dit), gezien worden als afsluiting van 8:1-8.

Het uitgangspunt voor de interpretatie van de perikoop is dat de perikoop inhoudelijk in het bredere verband van het boek moet passen. Onze tekst maakt deel uitvan 6:10-8:17, hetgeen inhoudelijk een kritische discussie is over vermeende vindplaatsen van geluk, andere dan die Prediker zelf in l:3-6:9 heeft ontwikkeld: eten, drinken en vreugde. Met 8:1-9 wil Prediker laten zien dat ook het steunen van de machtigen onder de mensen niet de vindplaats is.

Vers1Inleiding. De wijsheid wordt geprezen en de wijze die bekwaam is

haar uit te leggen.

Vers 2-3aVermaning hoe de wijze zich dient te gedragen tegenover de koning.

Vers 3b-4Immers, de koning heeft de macht.

Vers 5Dit is wat binnen het vermogen van de wijze zelf ligt.

Vers 6-9De wijsheid in relatie tot macht wordt in deze verzen fundamenteler aan de orde gesteld. Vers 6-8 kan gelezen worden als kritiek op vers 3b-5.

Vers 6De tijd is het gericht over het kwaad van mensen. Deze reactie vanPrediker op vers 5 krijgt een vervolg in vers 7 waar hij op de grenzen van de menselijke wijsheid wijst.

Vers 8Dit vers reageert op 3b-4 en wil de ogen openen voor de grenzen van de menselijke macht.

Vers 9De perikoop eindigt met de kritiek van Prediker op de overheersing van mensen door mensen.

Prediker heeft oog voor de mogelijkheden, maar ook voor de beperkingen van de mens. Prediker legt met name zijn vinger op dat laatste. Wijsheid is beperkt in het speelveld van macht. Een wijze is en blijft afhankelijk van het humeur van de koning. Daarentegen is de macht van de koning ook beperkt. Geen mens heeft macht over bijvoorbeeld de wind, ook de koning niet. Zo keert Prediker zich tegen situaties waarin mensen zichzelf vergoddelijken of door anderen vergoddelijkt worden. Een koning is hiervan een typisch voorbeeld. Ook hierin vindt de mens zijn geluk of voordeel niet. De wijsheid en de macht van mensen zijn ten diepste beperkt. Aldus Prediker, naar eigen zeggen een wijze koning.

Matteüs 2:1-12

Vers 1 Jezus is geboren in Betlehem in Judea. Matteüs benadrukt dit niet alleen (ook vs. 5, 6) omdat er ook een Betlehem in Zebulon is, maar voornamelijk om duidelijk te maken dat Jezus de Messias, Koning uit de familie van David, geboren is in de stad Davids. Na deze opmerking verlegt Matteüs de aandacht naar Jeruzalem, want daar vindt de confrontatie van de magiërs met Herodes plaats. Zie, magiërs komen uit het oosten.

Vers 2 Matteüs gebruikt het woord wudaias dat de magiërs in de mond nemen eigenlijk alleen in combinatie met heidenen.

Magiërs staan beter bekend als wijzen. Wijzen in de betekenis van bezitters van bijzondere (geheime) kennis, met name kennis die zij vanuit de stand van planeten en sterren verwierven met betrekking tot de loop van de gebeurtenissen in de wereld (ThWNT, 362). Ze doen hun werk goed en hebben bij de bestudering van het sterrenen planetenstelsel de ster van de koning van de joden op zien gaan. Zijn ster, autou ton aste’ra (zie Postille 53).

Vers 3 Herodes is verbijsterd. Uit de reactie van Herodes wordt duidelijk dat hij de boodschap begrepen heeft. Dat met hem de inwoners van Jeruzalem verbijsterd zijn, is opmerkelijk. Waarschijnlijk loopt Matteüs hier alvast op de zaken vooruit. Voor hem is Jeruzalem de stad waarin Jezus vermoord is en daarmee behoren de inwoners samen met Herodes tot het kamp dat de nieuwe koning afwijst (Luz, 173).

Vers 4 De aanduiding die de magiërs eerder gebruikten van koning van de joden, wordt hier door Herodes gepreciseerd. Hij is niet bang voor een nieuwe koning, maar voor de Messias van Israël.

Vers 5-6 Het antwoord op de vraag van Herodes correspondeert met vers 1: in Betlehem in Judea. De profetie (Micha 5:1 uitgebreid met 2 Sam. 5:2) over de geboorteplaats van de Messias wordt hiermee bevestigd en de plaats waar de heilshistorische weg van Jezus begint, duidelijk gemarkeerd. De Messias zal het volk Israël hoeden. Het brengt Matteüs 1:23 in herinnering. Hij is Immanuël.

Vers 7-10 Herodes zendt de magiërs weg. Waarschijnlijk reizen de magiërs ’s nachts. Anders zou de ster niet zo duidelijk staan te stralen. Door de nacht volgen ze het licht van de ster, totdat de ster blijft staan boven de plaats waar het Kind is. Evenals in Matteüs 1:18-25 laat Matteüs geen twijfel bestaan over Gods leiding.

Vers 11-12 De magiërs zien het Kind en zijn moeder. Het beeld komt sterk overeen met 1:18-25, waarin Jozef weliswaar gehoorzaam, maar niet als terzake doende wordt neergezet. Matteüs beschrijft het precies. Driemaal een aoristus participium gevolgd door een aoristus. Eerst pesontes en proskünèsan’, zich neergeworpen hebbende – aanbaden zij; anoiksantes en prosènegkan, geopend hebbende – boden zij aan; chrèmatisthéntes en anechórèsarr, gewaarschuwd zijnde – weken zij uit.

Met een zorgvuldige afsluiting maakt Matteüs duidelijk dat het doel van de reis van de magiërs vervuld is: proskunein (zie Postille 53), zij aanbidden hem. Het werkwoord past om de houding weer te geven ten opzichte van góden en koningen. Matteüs gebruikt het alleen in relatie tot Jezus. Hij is immers Immanuël. De magiërs worden ook aan het eind door God geleid. De opzet van Herodes is mislukt. Ze nemen een andere route terug naar waar ze vandaan kwamen. Het hoe en wat kan Matteüs verder niet interesseren. Hun rol is voorbij.

Aanwijzingen voor de prediking

  • Het lijkt een natuurlijk mechanisme van de mens te zijn om licht te scheppen in het donker. We verlichten straten, zetten kerstbomen op, steken kaarsen aan. We doen veel om deze tijd van koude, korte dagen en lange nachten door te komen. Alsof er in de mens zelf een innerlijke drang naar het licht bestaat. Dit staat echter in schril contrast met hoe het eraan toe gaat in de wereld om ons heen. Zoals Prediker schetst in 8:9, waar mensen mensen overheersen, wordt er veel onheil aangericht. Waar mensen vergoddelijken, ontmenselijken ze. Natuurlijk weet je dat het leven een spel is tussen licht en donker, tussen goed en kwaad, maar het donker/kwaad roept zeker in de tijd van kerst ook vragen op. Is het eigenlijk wel wijs om Hem te zoeken?

  • Schets van de richting van denken omtrent God en kwaad. God heeft zijn schepping een eigen wetmatigheid en dynamiek meegegeven, die Hij met alle consequenties van dien aanvaardt. Wat maakt God dan nu nog God? Bevrijding, zou mijn antwoord zijn. Gods macht breekt steeds door in het opnieuw geven van hoop en nieuw leven. Het is aan de mens om die bevrijding gestalte te geven. In het licht van bevrijding kan Matteüs 2:1-12 gelezen worden.

  • De magiërs gaan op pad en volgen de ster. Herodes blijft zitten waar hij zit. Passief in het donker. De magiërs gaan op weg. Ze volgen door de nacht het licht van de ster, totdat ze het volle licht zien in het Kerstkind. Hun reis eindigt in aanbidding van de nieuwgeboren Koning.

  • God lijkt met kerst juist de andere weg te gaan, dan die de mens gaat. De mens vergoddelijkt graag, terwijl God vermenselijkt: Immanuël! In Jezus breekt het verhaal van Gods macht door. Het verhaal van bevrijding en nieuw leven. Het verhaal van kerst, het verhaal dat vertelt hoe God mens is geworden, is een verhaal dat wij als mensen nodig hebben om te kunnen blijven geloven dat de mens – juist door mens te blijven met al zijn beperkingen en daar oog voor te hebben (Prediker!) – sterk genoeg is om het in het spel van licht en donker op te blijven nemen tegen het donker en het licht te blijven vinden. God wijst ons daarbij de weg.

Liturgische aanwijzingen

Zie kerstnacht; Psalm 98; ZG 5:38, 40,41 (als lied of te bewerken tot tekst of gebed); ZG 6:3, 5.

Geraadpleegde literatuur

G. Delling, ‘magos’, ThWNT IV, 360-362; H. Vreekamp, Postille 53, 41-49.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken