Menu

Premium

Preekschets Matteüs 3:14

Matteüs 3:14

Eerste zondag na Epifanie

‘Ik zou door u gedoopt moeten worden, en dan komt u naar mij?’

Schriftlezing: Matteüs 3:13-17

Het eigene van de zondag

Al in het begin van de derde eeuw viert in Alexandrië in Egypte een gnostische sekte de doop van Jezus als de eigenlijke geboorte van de Zoon van God. Van daaruit is de doop van Jezus ingeburgerd geraakt als wezenlijk element van Epifanie, ja zelfs middelpunt van het feesteigen geworden. De kerkvaders zien hierin de zalving en zending van Jezus aan het begin van zijn openbare leven: Hij wordt ‘bevestigd in het ambt’ van messias. Tegelijk maakt Jezus zichzelf solidair met het menselijk bestaan door net als ieder ander zondig mens onder te gaan in het doopwater.

Uitleg

Er is veel voor te zeggen om bij de uitleg van Matteüs 3:13-17 het voorafgaande erbij te betrekken. In Johannes’ dagen bestaan er binnen het jodendom gemeenschappen die zich terugtrekken in de woestijn om daar te wachten op de eindtijd, zoals de Essenen in Qumran. Hoe Johannes zich precies tot deze stroming verhoudt, blijft in het ongewisse, maar hij deelt in ieder geval wel hun eschatologisch ongeduld. Als reïncarnatie van Elia, voorloper van de messiaanse eindtijd, schildert hij in felle kleuren de komst van de wereldrechter die grondig orde op zaken zal stellen: hij is als de bijl aan de wortel, als onblusbaar vuur dat het kwaad wegbrandt. Johannes heeft sterke verwachtingen van wat er staat te gebeuren en hij zweept zichzelf en zijn toehoorders op tot grote hoogten. ‘Toen kwam Jezus vanuit Galilea naar de Jordaan om door Johannes gedoopt te worden’ (vs. 13). Het leest als een anticlimax en dat is mijns inziens ook zo door Matteüs bedoeld. Dit is Hem nu, Jezus uit Galilea, uit de landstreek der heidenen, waar het volk in duisternis wandelt. ‘Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur’ (vs. 11), zo heeft Johannes hem net aangekondigd en nu komt Hij nota bene om zichzelf te laten dopen. Zijn vraag klinkt bijna wanhopig: ‘Ik heb het nodig door jou gedoopt te worden, en jij komt tot mij?’ (vs. 14, nb) Hij heeft wel meer twijfels bij het optreden van Jezus. Wanneer hij in de gevangenis zit, vraagt hij zich af: ‘Ben jij de komende of moeten we een ander verwachten?’ (Mat. 11:3, nb).

Blokker tekent Johannes de Doper als symbool van opperste zuiverheid, als een man van God, die machteloos moet toezien hoe de wereld op heidense wijze perverteert: ‘Het is een haast actueel beeld van de eeuwige “fundamentalist” in een goddeloze omgeving’ (Blokker, 183). In ieder geval schept Matteüs een contrast tussen de messiaanse geweldenaar over wie Johannes zo vlammend spreekt en de nederige Jezus die kopje onder wil gaan. Hij kiest bewust voor die weg, want het koninkrijk Gods is meer dan alleen boete en bekering, het gaat ook om genezing en heelheid. Bovendien wordt het onthuld langs een langere en pijnlijkere weg dan Johannes ooit heeft gedacht. Maar dat is nu precies de weg van de gerechtigheid: ‘zo immers past het ons alle gerechtigheid te vervullen!’ (vs. 15, nb).

Dit ‘ons’ benadrukt dat ondanks alle verschillen Johannes en Jezus voor dezelfde zaak staan, namelijk het vervullen van alle gerechtigheid. In Matteüs 21:32 zegt Jezus zelfs van Johannes dat hij ‘tot u kwam op de weg der gerechtigheid’ (nb). In het Oude Testament verwoordt ‘gerechtigheid’ de gehoopte werkelijkheid, dat er ondanks alle chaos een goddelijke ordening is die de moeite waard is om te ontdekken en je leven op af te stemmen. Vandaar de voortdurende oproep in de wijsheidsliteratuur zoals Spreuken om de weg der gerechtigheid te begaan. Helemaal in lijn hiermee is de gerechtigheid van het koninkrijk Gods in het Nieuwe Testament: het gaat nu zelfs om een meer dan overvloedige gerechtigheid! Bij Matteüs heeft deze gerechtigheid twee polen: goddelijke heilsgave en menselijk heilsopgave (Schuman, 51, zie 6 januari). De doop van Jezus zegt dat die gerechtigheid niet alleen gehoopte, maar ook gerealiseerde werkelijkheid is: hij wordt vervuld, dat wil zeggen ten volle waargemaakt door Johannes en door Jezus samen. Maar die weg van gerechtigheid moet wél door de diepte heen. Straks wordt Johannes onthoofd omdat hij een machtsdronken koning de waarheid heeft gezegd. Zo vervult hij zijn gerechtigheid. Straks hangt Jezus aan het kruis en schreeuwen de mensen: ‘Kom eraf als je Gods Zoon bent!’ Maar Hij komt er niet af, Hij kan er niet af, ómdat Hij Gods Zoon is. Zo vervult Hij zijn gerechtigheid en maakt Hij die weg begaanbaar voor mensen.

De doop van De Doper is waarschijnlijk een eigen creatie: hij neemt in zijn eenmaligheid en wat betreft doelgroep – Joden! – een unieke plaats in tussen enerzijds de herhaalde, rituele wassingen van de woestijnbewegingen en anderzijds de proselietendoop, die immers bestemd was voor niét-Joden die willen toetreden tot het jodendom. De Jordaan is een ‘theologische’ rivier: al het water uit het Oude Testament, van schepping, zondvloed en doortocht tot en met het water waarmee Naaman werd schoongespoeld, stroomt erdoorheen.

Na de doop: een open hemel, de Geest van God als een duif en een stem uit de hemel die zegt: ‘Dit is mijn zoon, de geliefde, in wie ik een welbehagen heb’ (vs. 17, nb). Het zijn woorden uit Jesaja 42, de eerste regel uit het eerste lied over de lijdende knecht/dienaar van de Heer. Ze onderstrepen dat deze weg Gods weg is. Deze woorden klinken nog eens bij Jezus’ verheerlijking op de berg (Mat. 17:5). Deze doop is een gelijkenis van Jezus’ Paasgang, een voorafbeelding van de weg van gerechtigheid die een weg van vernedering en verhoging is. Zo voegt Matteüs een nieuwe dimensie toe aan het messiasschap van Jezus, juist door de verbinding te leggen met de liederen van de knecht in Jesaja.

Aanwijzingen voor de prediking

Het valt nog niet mee om het verhaal van Jezus’ doop echt ‘binnen te komen’. Het geeft zijn geheimen niet gemakkelijk prijs. Het heeft iets van een mooi plaatje, waar je als toeschouwer naar kijkt, maar niet zelf in voorkomt. Er zit een zekere afstandelijkheid in. En de vraag die opkomt is dan: weet deze Zoon van God, die een stem uit de hemel hoort (Hij wel!), wat het is om mens te zijn, met alle worsteling en pijn van dien?

Maar er zijn ontdekkingen te doen: bij nader toezien bevat het verhaal elementen die Jezus juist heel dichtbij brengen. Allereerst dat Hij uit Galilea komt. Niet uit Judea of Jeruzalem, het machtscentrum, de navel van de wereld, maar uit Galilea, dat met stedelijk dédain werd beschouwd als een achtergebleven gebied, provinciaal. Hij komt al wat dichterbij… Hij gaat gewoon in de rij staan om zich te laten dopen. Hij kiest de weg van ons, mensen, wordt één met ons, ondergedompeld in ons sterfelijk bestaan.

En nu terugkomend op de vraag van het begin: weet Hij wat het is om mens te zijn op aarde? Ja, zegt dit verhaal, helemaal. Wij zijn gekend en bemind tot in de diepte, tot in de dood. Als je door mensen of door het leven zelf geknakt bent, dan is er die Ene, niet onbereikbaar en verheven (zoals de wereldrechter in de donderpreek van Johannes!), maar gedoopt, net als wij. Op een schilderij van Max Ernst is te zien hoe Maria haar zoon Jezus over de knie legt en hem een tik op z’n billen geeft. Daardoor rolt zijn gouden aureool, symbool van goddelijkheid waarmee Hij altijd wordt afgebeeld, op de grond. Als mens kom ik dus wel degelijk in dit verhaal voor: het vertelt hoe God mij in Jezus zeer nabij komt.

Liturgische aanwijzingen

Als oudtestamentische lezing ligt het voor de hand om te kiezen voor Jesaja 42:1-7. Voor de intredepsalm kies ik – alle roosters negerend – Psalm 42. In de onberijmde psalmtekst wordt de Jordaan met naam en toenaam genoemd (vs. 7)! Deze psalm van ondergang en redding wordt vanouds gezongen bij de doopgedachtenis in de Paasnacht. Uit het Liedboek kan gekozen worden voor de Gezangen 161, 162, 163, 165 en 166. Kijk ook eens in de rubriek ‘Belijdenis, doop en avondmaal’ waar doopliederen te vinden zijn die heel geschikt zijn voor deze zondag, zoals Gezang 337 (‘Het water van de grote vloed’). Het spiegelverhaal kan een versie van de legende van Christoforus zijn.

Geraadpleegde literatuur

In het artikel ‘Doop’ in: C.J. den Heyer en P. Schelling, Symbolen in de Bijbel, Zoetermeer, 2000, komen alle bijbelse dwarsverbanden voorbij. Uit een geheel andere hoek komt het relaas van de drie Blokkers: Er was eens een god. Bijbelse geschiedenis, Amsterdam/Antwerpen, 2006. In hoofdstuk 19 (De erfenis van Alexander) en 20 (De roepende in de woestijn) geeft Jan Blokker historisch reliëf aan de figuur van Johannes de Doper.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Nieuwe boeken