Menu

Premium

Preekschets Matteüs 6:11-12

Matteüs 6:11-12

Vijfde zondag na Epifanie

Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons
iets schuldig was.

Schriftlezing: Matteüs 6:9-15

Het eigene van de zondag

Zie de vorige schets. Na de eerste drie beden, gericht op de zaak van God, komen in de volgende beden ‘onze’ zorgen en noden aan de orde. Ditmaal concentreren wij ons op de beden om brood en schuldvergeving.

Uitleg

De God die zijn naam heiligt, zijn rijk doet komen, zijn heilswil doet geschieden, wil ook voorzien in onze concrete behoeften. Waar het ons gaat om de heiliging van Gods naam, de komst van zijn rijk, het geschieden van zijn wil, daar kan (mag) ook gebeden worden om voorziening in wat wij hier en nu nodig hebben (vgl. 6:33).

De bede om ‘het brood’, dus: de aandacht voor het aardse, lichamelijke bestaan als zodanig, gaat daarbij (anders dan in het Achttiengebed, zie Elke Morgen, 29) voorop (vs. 11). Blijkens zijn genezingen beschouwt Jezus dat als kostbaar, waard om gered te worden (vgl. Schweizer, 96). Onzeker is epiousios (verder alleen in Luc. 11:3). Sommigen (zo Luz, 451) leiden dit af van hè epiousa (hèmera), ‘de komende dag’, ‘de volgende dag’ (vgl. Hand. 7:26; ep-ienai is ‘toekomen’). Gedacht kan ook worden aan to epion, ‘het toekomende’, ‘de toekomst’. Vandaar de vertaling: ‘brood voor morgen’, of: ‘brood van de toekomst’. Oude uitleggers dachten daarbij aan de grote Morgen, de Voleinding, en aan de eucharistie als voorsmaak. Maar er staat al een tijdsbepaling: sèmeron; een tweede, in dezelfde bede, ligt niet voor de hand. En is een bede om ‘brood voor morgen’ niet strijdig met 6:34? Hoewel: ‘Gebet und “Sorgen” sindzwei verschiedene Paar Stiefel!’ (Luz). Anderen leiden epiousios af van epi tèn ousan (hèmeran), ‘voor de huidige dag’, ‘voor vandaag’. Inhoudelijk verschilt dat niet zeer van de interpretatie die epiousios ziet als samenvoeging van epi en ousia (d.i. ‘bestaan’) en vertaalt: ‘levensnoodzakelijk’. De vertaling ‘het brood dat wij nodig hebben’ is hoe dan ook goed verdedigbaar.

Gebeden wordt niet om luxe of overdaad (vgl. Spr. 30:8), maar om wat wij nodig hebben. Sèmeron geeft, evenals dos (imp. aor.), aan de bede een dringend karakter. Zij veronderstelt niet dat wij voor het brood niet ook zouden hebben te wérken, maar wel dat de aanwezigheid van brood niet vanzelf spreekt. Israël leerde dat door het manna (Ex. 16; Deut. 8). Brood is product van de akker, van de natuur; dan ook van menselijke inzet. Maar daarachter, daar doorheen, is het wonder; gave van de goede God die het leven onderhoudt.

Ook deze bede staat in de wij-trant. Wij bidden niet ieder voor eigen welzijn, maar samen en om het brood voor ons samen; als gemeenschap van Jezus’ leerlingen, een gemeenschap die mede de ochloi rondom representeert (zie vorige schets). Het leven is tot samen-leven bestemd en alleen zó waard onderhouden te worden. Deze bede is per definitie voorbede met en voor wie honger lijdt. Een ‘sozial gesicherter Bewohner einer Industrienation kan alleen meebidden ‘so, dass er (…) in ihr sich mit den wirklich Armen und ihrer Not identifiziert’ (Luz, 452). Uiteraard: wie zo bidt, is (wordt) bereid te delen. Breken en delen verwijzen naar het avondmaal. Wie de bede te rechtstreeks op het avondmaalsbrood betrekt (zie boven), vergeestelijkt haar en wekt de indruk dat hij ‘eine “profane” Bitte nicht haben möchte’ (Gnilka, 223). Maar meeklinken doet de avondmaalsnotie wel, zoals in alle verhalen over Jezus die met mensen maaltijd houdt (vgl. Joh. 6:32-35). ‘Waar mensen aan de maaltijd zitten en delen, (…) daar breekt de toekomst van God zich baan’ (Ter Schegget, 89).

Op de bede om brood volgt de bede om schuldvergeving, vers 12. Ofeilèmata (‘schulden’) duidt op niet waargemaakte verantwoordelijkheid en op contractbreuk, het wezenlijke van wat meestal ‘zonde’ heet. In heel Jezus’ optreden geschiedt van Godswege daadwerkelijk, concreet vergeving (vgl. Marc. 1:4; zie ook Marc. 2:5-11 par.; Luc. 7:48; Luc. 15), uiteindelijk ten koste van zijn leven (Matt. 26:28). Maar voor Jezus’ leerlingen is die vergeving niet vanzelfsprekend. Juist bij hen ontstaat in de omgang met Jezus schuldbesef. Weten van de geschonken vergeving maakt de bede om vergeving niet overbodig, maar roept die op.

Ook hier: de wij-trant: ‘onze’ schulden. De schulden zijn niet puur individueel, ze zijn gemeenschappelijk, zo waar als wij mensen een gemeenschap vormen. Er is een gemeenschappelijk ontlopen van verantwoordelijkheden tegenover God, al voordat wij het ons realiseren.

Hoos kai hèmeis verbindt onze bede om vergeving direct met ons eigen vergevend handelen. Zoals in de verhouding tot God, zo is er in de verhouding van mens tot mens schuld, verzaakte verantwoordelijkheid, contractbreuk. Ook daar moet vergeving geschieden; ook daar uiteraard niet via een goedkoop ‘zand erover’, maar op kosten van degene die vergeeft. ‘Zoals’ betekent niet dat iemand die zijn medemens heeft vergeven daarom zelf op vergeving van Godswege recht zou hebben. Dit vergeven van mens aan mens ‘n’achète pas notre pardon, ni ne le mérite, mais il atteste la sincérité de notre demande’ (TOB, aantekening bij vs. 12). Vergelijk 5:23-24; 18:23-35. Pas waar die waarachtigheid er is, kan Gods vergeving werkelijk bij ons landen (zie ook vs. 14-15). Opmerkelijk de aoristus: afhèkamen. Wie zelf waarachtig om vergeving bidt, hééft per definitie zelf zijn schuldenaars vergeven. Wat steeds is verondersteld, wordt hier uitgesproken: ‘Gebet und menschliches Handeln schliessen sich nicht aus, im Gegenteil: Gebet ist ein Sprechen des aktiven Menschen mit Gott’ (Luz, 453).

Aanwijzingen voor de prediking

Wij zijn niet alleen gericht op Gods grote toekomst, wij leven vandaag. De God van wie wij mogen verwachten dat Hij ten slotte definitief zal ingrijpen, is ons óók vandaag nabij. Hij wil ook nu niet dat zijn mensen omkomen. Mede daarop mag ons gebed gericht zijn.

Het is te overwegen om in de preek vers 11 centraal te stellen. De kerk heeft vaak juist op de vergeving de nadruk gelegd. Ook vandaag gaat alle aandacht uit naar het innerlijk leven: ‘weten dat je aanvaard bent’, ‘groeien in het contact met Jezus’. Als zouden, na de ‘politieke’ jaren zestig, zeventig en tachtig, de concrete vragen (de broodvraag) geen prioriteit meer hebben. Wat betekent het dan dat in het Onze Vader, bij de beden voor ons dagelijks leven, allereerst wordt gebeden om brood?

Wij mogen léven, mens zijn. We mogen bedenken dat dat al voorwerp van Gods zorg is. Het gebed om ‘brood’, als gebed om wat nodig is om onze roeping als mens te kunnen vervullen (eventueel rijst, als dat in bepaalde gebieden het dagelijks voedsel is), sterkt/schept het besef dat het leven niet maakbaar is, al dachten wij dat tot voor kort. Het is ten diepste geschenk. Voor ‘vandaag’: wij leven bij de dag; elke dag is uniek. We worden in dit gebed ook gebracht tot het besef van onze verantwoordelijkheid. Jegens God en elkaar. Want het gaat om ‘ons’ brood, het brood van ons samen. Het komt aan op bereidheid tot delen. Ook daarin geschiedt gebedsverhoring.

Dat wij ook dat telkens vergeten of negeren leidt tot ongelukken; denk aan de recente economische crisis. Wie leeft alsof hij alleen op de wereld is, ondergraaft ook zijn eigen levensmogelijkheid. Spreken over ‘schuld’ (‘zonde’), van ons samen, is niet populair; maar wel realistisch.

Zo sluit de bede om schuldvergeving aan. Ook die mogen wij, op aanwijzing van Jezus, bidden. Niet als vrijbrief voor een ongewijzigde levenshouding, maar als begin van omkeer: wij komen ook anders tegenover elkaar te staan.

Liturgische aanwijzingen

Het is zinvol de lezing van Matteüs 6 ditmaal te laten doorlopen tot en met vers 15 vanwege het verband van vers 14-15 met vers 12, en aan te vullen met 7:7-11. Ook mogelijk: Matteüs 14:13-21 of Johannes 6:1-15. Eventueel, bij nadruk op het thema schuldvergeving Matteüs 18:21-35. Verder Exodus 16:1-18 (over het manna in de woestijn). Liederen: psalmen over het broodthema zijn 67(:3), 104(:8), 111:3), 132(:9), 136(:12), 146(:4); over het manna: 78(:18,19), 105(:15). Over schuld en vergeving: 32, 51, 79 (:3), 130. Over beide thema’s samen: 85. Gezangen (LvdK) over het broodthema: zie de Avondmaalsrubriek (346-366). Daarnaast 50(:9), 119(:4), 287(:2), 488; over schuldvergeving: 365, 404(:2), 440; beide thema’s in 48:5,6. Verder: Tt 107, 146.

Geraadpleegde literatuur

Walter Bauer, Wörterbuch zum NT., s.v. epiousios. Traduction Oecuménique de la Bible (TOB) (met aantekeningen). Homiletisch waardevolle opmerkingen en goede gebedsteksten in: W.R. van der Zee, Gebed met open ogen. Woorden en gebeden rond het ‘Onze Vader’, ’s-Gravenhage 1982.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Nieuwe boeken