Menu

Premium

Preekschets Matteüs 6:13

Matteüs 6:13

Zesde zondag na Epifanie

En breng ons niet in beproeving, maar red ons uit de greep van het kwaad.

Schriftlezing: Matteüs 6:9-13

Het eigene van de zondag

Voor de derde maal de tekst van het Onze Vader als schriftlezing. Zie de schets voor 31 januari. Vandaag komt de laatste bede (of: het laatste tweetal beden) aan de orde. Daarmee wordt al enigszins vooruitgegrepen op het begin van de Veertigdagentijd, waarin immers volgens oude traditie het verhaal van Jezus’ verzoeking in de woestijn wordt gelezen.

Uitleg

Men heeft in het Onze Vader wel de christelijke Drie-eenheidsleer weerspiegeld gezien; de vierde bede (evenals de eerste) werd betrokken op God de Vader, de vijfde (evenals de tweede) op de Zoon, de zesde (evenals de derde) op de Geest (Luz, 457). Dat is overtrokken en negeert de joodse wortels van het Onze Vader. Toch: zoals het in de vierde bede gaat om levensonderhoud (Gods voorzienigheid) en in de vijfde om vergeving (‘rechtvaardiging’), zo hier om levensleiding en levenswandel (‘heiliging’; vgl. Ter Schegget, 111).

Peirasmos wordt vertaald met ‘verzoeking’ – in de zin van: verleiding tot zonde – (SV, NBG) of met ‘beproeving’ – in de zin van: test – (KBS, NB, NBV). Die vertalingen geven verschillende kanten aan van dezelfde werkelijkheid: ons staan ‘voor de vraag, of ons geloof in God de Vader echt en houdbaar is’; waarbij ‘“verzoeking” de duistere, en (…) “beproeving” de lichte kant van deze werkelijkheid aanduidt’ (Kroon, 166). Achter ‘beproeving’ staat goede (Gods) opzet, de hoop dat de beproefde de test goed doorstaat (vgl. Gen. 22; Ex. 16:4; 20:20; Deut. 8:2; Ps. 11:5; 26:2; 139:23-24; 1 Kor. 10:13); achter ‘verzoeking’ boze (satanische) opzet (Luc. 8:13; 1 Kor. 7:15; 10:13; Gal. 6:1; 1 Tess. 3:5; 2 Petr. 2:9). In ons tekst- vers (zie vs. 13b) gaat het echter over dit laatste; de vertaling ‘verzoeking’ verdient dus voorkeur. Al kan een ‘verzoeking’ alsnog als ‘beproeving’ fungeren (Jak. 1:216; 1 Petr. 1:6; 4:12), ze behoudt haar andere, duistere karakter.

Het Onze Vader veronderstelt dat de leerlingen van Jezus met verzoekingen te maken hebben of krijgen. Ook en eerst Jezus zelf kreeg ermee te maken (zie Matt. 4:1-11 par; Hebr. 2:18; 4:15, vgl. 5:7-8 en Matt. 26:36-46 par.). Daar wordt niet van Jezus gezégd dat Hij ‘verzocht’ werd, maar de verzoeking (tot ongehoorzaamheid aan de wil van zijn Vader) wordt wel beschreven als feitelijk geschiedend. Bovendien wordt hier gezinspeeld op ‘verzoekingen’ die zijn in Getsemane meegekomen leerlingen bedreigen (vs. 41).

Vers 13a (mè eisenegkèis) riep discussie op. Wordt hier verondersteld dat God de Vader zelf eventueel in verzoeking brengt? De joodse traditie deinst daarvoor niet terug. Van Praag (52) hekelt de christelijke neiging om God alleen als de liefdevolle te zien en geen oog te hebben voor het strenge in God. Dat zou hebben geleid tot dualisme waarin het kwaad wordt toegeschreven aan een persoonlijke Duivel als Tegengod. Zie Marcions tekstwijziging. Hij verving eisenegkèis door afes eisenechthènai (vgl. Nestle-Aland, kritisch apparaat bij Luc. 11:4; zie Seesemann, 30; Nielsen, 132), wat leidde tot: ‘Laat niet toe dat wij in beproeving/verzoeking gebracht worden.’ Zo wordt de gedachte als zou de verzoeking van God komen uitdrukkelijk vermeden. Maar ‘in verzoeking brengen’ impliceert zelf al niet noodzakelijk dat de verzoeking van God komt. Deze overweging betekent géén zwichten voor dualisme; ze wijst wel, terecht, de gedachte van een grillige God met twee gezichten af.

Gebeden mag worden dat wij, anders dan Jezus (Matt. 4:1, vgl. Luz, 454), niet (ten volle) aan peirasmos worden prijsgegeven (vgl. 1 Kor. 10:13). Ook de joodse traditie kent wel de bede om bewaring voor de verzoeking (Gnilka, 226f), maar (geneigd als zij is tot vereenzelviging van ‘verzoeking’ en ‘beproeving’, vgl. De Kruijf/Poorthuis, 104-106 en 41-44) daarnaast het gebed om juist wél verzocht (beproefd) te worden en zo de eigen volkomen gehoorzaamheid te kunnen tonen. In Jezus’ gebedsonderricht komt dit laatste niet voor. ‘Der Beter des Unservater ist kein Überfrommer’ (Schweizer, 98). ‘Der Beter (ist) sich keineswegs seiner sicher’ (Gnilka, 226).

Vers 13b (niet in Luc. 11:4) verwoordt positief wat vers 13a negatief verwoordt. De bede om niet in verzoeking te worden gebracht blijkt identiek met de bede om redding apo tou ponèrou. ‘De’ of ‘het’ boze? SV, nbg en NB kiezen voor het eerste, de nbv voor het tweede. Joodse overeenkomstige gebeden sprekend over ‘het’ boze doelen op de ‘kwade drift’ (jetser hara’) die iedere mens (als levensdrift) naast de ‘goede drift’ in zichzelf heeft en die in de verkeerde richting kan stuwen (vgl. De Kruijf/Poortman, 42v). Rusai wijst in elk geval op een macht waaraan de mens zich niet kan ontworstelen. Matteüs 13:19,25,39 roepen de gedachte aan een persoonlijke tegenmacht op (vgl. Matt. 4:1-11). Belangrijk is de kwestie niet. Van de aard van de/het boze moeten wij ons geen precieze voorstelling willen maken. Hoe dan ook, de bede verwoordt ‘die Sehnsucht nach jener Welt (…) in der die (…) Zwiespältigkeit unseres (…) Lebens verschwinden soll’ (Schweizer, 98). Om de verlossing uit de greep van het kwaad (buiten én in ons) mag worden gebeden, want ze is ons beloofd. En deze bede impliceert, nu al, bereidheid tot een nieuwe levenswandel (vgl. Rom. 12:21).

De bekende doxologie, aan het eind van het Onze Vader, staat in slechts enkele latere handschriften en is daarom in nbv en NB weggelaten. Later (al vroeg, vgl. Didachè 8) toegevoegd – ontleend aan 1 Kronieken 29:11-13 – is ze niettemin een zinvolle liturgische afsluiting. In de joodse gebedstraditie is een dergelijke doxologische afsluiting gebruikelijk. Hier onderstreept ze het vertrouwen van waaruit de voorgaande (dubbele) bede mag worden gesproken.

Aanwijzingen voor de prediking

‘De’ boze of ‘het‘ kwaad? ‘Het’ kwaad eventueel in eigen hart? We behoeven niet te kiezen. ‘De duivel’ is géén christelijk geloofsartikel! Het eigen hart kan niet buiten beschouwing blijven; ‘verzoeking’ (vs. 13a) veronderstelt weerklank van het kwaad bij onszelf. En verondersteld wordt dat het kwaad ons te sterk is: we zitten in de ‘greep’, moeten ‘gered’ worden.

Is dit een te zwart mensbeeld? Voorbeelden genoeg. De Amerikaanse bankier, die via pyramidespel velen miljoenen dollars afhandig maakte en na arrestatie zei: ‘Ik wist dat het zo zou aflopen maar kon niet meer stoppen.’ Meisjes, meegelokt, in de prostitutie, die er niet meer uit kunnen. Mensen in een misdaadcircuit, die er niet meer kunnen uitstappen. Verslaafden.

Is het ‘kwaad’ altijd zo duidelijk herkenbaar? Vaak doet het zich aanvankelijk verleidelijk voor. Er lokt gemakkelijk profijt. Pas later blijkt: het gaat verkeerd. Want het kwaad is niet alleen immoreel, het is ook feitelijk desastreus. Toch kun je niet meer loskomen. De ‘verzoeking’ blijkt een ‘beproeving’ te zijn geweest; een test waarvoor je bent gezakt…

Soms kon je amper weten dat het om een verkeerde stap ging. Neem onze westerse samenleving. We ontwikkelden nieuwsgierig wetenschap en techniek. We hebben economische ‘wetten’ leren toepassen. Wat een mogelijkheden! Wat een comfort en welvaart! Pas na verloop van tijd blijken consequenties: milieucrisis, economische crisis, voedselcrisis. We moeten ergens een verkeerde weg zijn ingeslagen. Dit voert naar de ondergang. De ’greep van het kwaad’ maakt zich voelbaar.

Maar je moet leerling van Jezus zijn, wil je écht ontdekken dat het scheef gaat. Want in Jezus hebben we eerst en vooral leren zien Wie goed is, en dus: wat goed is. Hoe wij mensen met elkaar en met onze wereld zouden moeten omgaan. Jezus deed het voor en tekende het uit: in de bergrede, toespitsing van de Tien Geboden. Kernmomenten: trouw, betrouwbaarheid, zorgvuldigheid in de onderlinge omgang, liefde voor de vijand. Zó gaat het goed, zó hebben we toekomst. Ja, de gemeente zou beter moeten weten. Maar. ze heeft zelf haar twijfels. Is dit niet te radicaal? De gemeente kent haar eigen ‘verzoeking’, haar hang naar comfort; als ‘beproeving’, test waarvoor zij telkens zakt. We zijn als de leerlingen in Getsemane. Slapend laten we Jezus de zaak alléén opknappen.

Midden in de bergrede staat het Onze Vader. Geen dissonant, wel reminder. Er mag gebeden worden: breng ons niet in beproeving! Verlos ons uit de greep van het kwaad! Wie dit bidt, is wars van (geestelijke) zelfverzekerdheid. Die klampt zich integendeel – en dat: vol vertrouwen! zie de afsluitende doxologie! – vast aan Jezus die de verzoeking ten volle heeft ondergaan én doorstaan en die zo de greep van het kwaad ten principale heeft gebroken.

Zo kunnen er dan toch nieuwe stappen worden gezet. Na vers 13 gaat de bergrede verder. ‘Prayer (…) is the basis of renewed efforts in radical obedience’ (Luz,

147).

Liturgische aanwijzingen

Te overwegen is de lezing van Matteüs 6:9-13 aan te vullen met 7:21-27. Verdere mogelijke schriftlezingen: Matteüs 26:36-46; 1 Korintiërs 10:1-13; Hebreeën 4:14-5:10. Daarnaast Genesis 3(:1-9). Liederen: psalmen over beproeving (door God): 66(:3), 81 (:6); over redding van het kwaad: 27(:3), 46, 91(:5). Gezangen (LvdK) over de thema’s van verzoeking en strijd tegen, respectievelijk bevrijding van de boze: 48(:3,7,8), 96, 109(:3), 121(:1), 169(:3), 172(:4), 205, 284(:3), 288(:4), 377(:5), 401, 402, 423(:4), 428(:2), 460(:3); over Christus in Getsemane: 176, 180 en Tt 156, 159.

Geraadpleegde literatuur

K.H. Kroon, Geloof, gebod, gebed. Een bijbels-exegetische catechisatie, Amsterdam 1949; J.T. Nielsen, Het evangelie naar Mattheüs, I (pnt), Nijkerk 1978; Heinrich Seesemann, s.v. peira enz., in: ThWNT VI, 23-37.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Nieuwe boeken