Menu

Premium

Preekschets Matteüs 6:15 – Kerkdienst met gevangenen

Matteüs 6:15

Maar als je anderen niet vergeeft, zal jullie Vader jullie je misstappen evenmin vergeven.

Schriftlezing: Matteüs 6:5-15

Het eigene van de zondag

Waarom legt Matteüs er de nadruk op dat het belangrijk, zo niet noodzakelijk is, dat wij anderen vergeven? Aan het eind van het Onze Vader komt Jezus erop terug. Als enige krijgt deze bede uit het Onze Vader een uitroepteken.

Uitleg

Matteüs wil laten zien, dat bidden bij Jezus anders is dan bij de farizeeën. Synoptisch heeft Matteüs dit gedeelte met Lucas 11. Lucas begint bij de algemene vraag: Heer, leer ons bidden, zoals ook Johannes het zijn leerlingen geleerd heeft.

Eerst moet iets gezegd worden over het bidden in het algemeen: Wat is bidden? Enkele opmerkingen die verwerkt kunnen worden:

  • Bidden is de enige mogelijkheid die overblijft om vrijheid te bewaren in gevangenschap. In het gebed worden we door de relatie met God in zijn bevrijde werkelijkheid getrokken. Het gebed vormt de meest intieme relatie tussen twee personen, God en mens. In het gebed is Jezus één met zijn Vader. Dat zien de leerlingen. Vandaar dat zij het bidden willen leren van Jezus.

  • Een mens kan zich in het gebed ontplooien als bevrijde vogel die opstijgt tot in de hemel. In het gebed is de mens vrij. Hij mag alles bidden. God weet alles al, en Hij weet wat de mens nodig heeft. Er valt niets te verbergen aan gevoelens. Hoe meer een mens zichzelf durft te geven, des te meer zal hij zich gehoord weten.

  • Alles mag gebeden worden: Job is een voorbeeld hoever een mens mag gaan in zijn gebed tot zijn Heer. Ook de wraakpsalmen (Ps. 137) zijn er een voorbeeld van, dat een mens al zijn gevoelens mag uiten in het gebed.

  • De psalmen zelf zijn in hun opbouw voorbeeld van hoe een mens zich uit tot zijn God, en hoe God – na een spatie – het gebed heeft verhoord.

  • Gebed is een worsteling zoals Jakob worstelde met de Ander. Vervolgens gaat het over het bidden bij Jezus in het bijzonder. Jezus geeft een voorbeeld van het gebed, zoals Hij bidt. Van het gebed zijn meerdere versies. Het wil dus geen formule of magisch gebed zijn. Het gebed bij Jezus is niet exclusief en wordt niet verhoord buiten de bidder om, maar gaat dwars door de bidder heen. Het gebed is inclusief: het sluit in – naast God – de ander, maar nog veel meer de mens die bidt.

Bij Jezus is het gebed als een boemerang: een wapen, tot in de hemel geworpen, keert terug op aarde om de bidder te treffen in zijn hart.

Toegepast op de beden in het Onze Vader:

Onze Vader en niet ‘mijn God’.

Die in de hemelen zijt: en niet door mijn macht op aarde kan worden gevangen.

Uw naam worde geheiligd: wie zou dat moeten doen?

Uw koninkrijk kome: de Koning is er al lang, alleen één onderdaan is er nog niet.

Uw wil geschiede: wie zou dat op aarde moeten doen?

Geef ons heden ons dagelijks brood: hoe zal de hongerige broeder en zuster dit kunnen bidden, als wij ons brood niet delen met hen?

De bidder van het Onze Vader is betrokken bij zijn eigen verhoring. Een goed voorbeeld van een gebed is de roeping van Mozes (Ex. 3:7-12).

De heer zegt: Ik zal het volk redden met eigen hand. God belooft het gebed om bevrijding te zullen verhoren ‘En jij, Mozes gaat dat voor mij doen.’ God geeft Mozes de kracht het uit te voeren! Mozes bezwijkt er bijna onder, en probeert er onderuit te komen.

Het gaat in deze schets verder alleen over de bede: vergeef ons onze schulden, gelijk wij onze schuldenaars vergeven. Het boemerangeffect is uitgelegd. Het wapen treft de bidder het meest pijnlijk in deze bede. (Zie over ‘vergeving’ in het algemeen: het interview in Trouw of de EO met mij: ‘vergeving is het einddoel’ [members.quicknet.nl/hittjo].)

  • In het Oude Testament is God een Verbondsgod en de mens is een rechtspersoon in dat verbond. Daarom kan God niet zomaar in de plaats van de mens vergeven, die onrecht is aangedaan. ‘De heiligen roepen om wraak van onder het altaar’ (Op. 6:10). Mensen hebben recht op ‘recht’. Dat geldt voor slachtoffer en dader. Mensen hebben geen recht op vergeving. En mogen dat ook niet eisen. Een zondaar zou eerst moeten vragen om straf. Dan neemt hij zijn daad serieus en is zijn berouw oprecht. En daarna pas vragen (en niet moreel of ‘religieus’ eisen) om vergeving.

  • Het probleem bij vergeving ligt niet bij God, maar bij de mens. God wil eindeloos vergeven. Zie Psalm 103: ‘zo ver als het oosten is van het westen’. En zie gelijkenissen als de verloren zoon en de koning die kwijt scheldt, Matteüs 18:21-35. Het probleem ligt bij de mens die niet kan geloven dat God, en trouwens ook iemand anders, hem vergeeft. Telkens slaat de twijfel weer toe. Dat komt omdat de mens geen recht heeft op vergeving en blijft hangen in het vergeldingsdenken. Vergeven is niet natuurlijk voor de mens.

  • Een mens kan ervaren wat vergeven is door het zelf mee te maken. Zowel actief als passief: zowel in het vergeven als in het vergeven worden. Vergeven is in het Grieks afhièmi, weg laten gaan, gehen lassen, laisser passer, laisser finir. ‘Ga heen, en zondig vanaf nu niet meer.’ Een daad waaronder een mens kan lijden tot in de dood. Een mens, die vergeeft moet door een kruis heen, maar hij wordt bevrijd, en voelt het nieuwe leven in zich stromen. Dit geldt allereerst degene die vergeeft, maar dan ook de dader. De dader is niet los, verlost, als het slachtoffer niet vergeeft, zegt Jezus met de waarschuwing aan het eind van de tekst. God kan in deze niet in de plaats treden van het slachtoffer. Matteüs, die voor Israël schrijft, heeft dit als enige genoemd, omdat het verbondsvolk het weet.

  • Hoe meer een slachtoffer zich onschuldig weet, des te meer doet het pijn te vergeven. Een mens doet zichzelf geweld aan, en laat de eis op verdere vergelding vallen.

Dit is het kruis van Christus: Hij zegt de mensen vergeving aan, die hem onschuldig leed aandoen. ‘Zij weten niet wat ze doen’: Jezus weet zich onschuldig. Dat doet hem lijden, oneindig veel. Hij krijgt van zijn Vader voor eeuwig het leven terug, Hij is de Bevrijder, die in zijn vergeving dwars door de dood is heen gegaan. De daders, aan wie de vergeving wordt aangezegd, worden in hem bevrijd. Met hem voor eeuwig vrij, want verlost van schuld.

Aanwijzingen voor de prediking

  • Een voorbeeld uit de praktijk. Een man in de gevangenis komt bij mij op de kamer en stelt zich als volgt voor: ‘Dominee, ik heb gebeden tot God, of Hij mij vergeven wil dat ik mijn vrouw heb vermoord. En de Heer heeft mij verhoord, halleluja!’ Als jonge christelijk pastor voelde ik me alsof de wapenen uit mijn handen waren geslagen. Wat kon ik nog zeggen? De rabbi heeft mij geholpen met zijn antwoord: ‘Wat fijn, dat de Almachtige u vergeven heeft, maar heeft uw vrouw u ook vergeven?’

  • Een voorbeeld van oprecht berouw is de koning van Ninevé in Jona 3: de koning doet boete, als teken van erkenning van het gedane kwaad. Hij spreekt daarna het verlangen uit: ‘Misschien dat God van gedachten verandert.’

Er kunnen ook moeilijkheden/valkuilen zijn. Zoals het geformuleerd wordt in vers 15 is het bijna een conditio sine qua non: Als u niet vergeeft, dan hoeft u geen vergeving van God te verwachten. We vinden zulke radicale uitspraken van Jezus meer terug. Vaak om aan te geven dat de beslissing aan ons ligt, en geen uitstel gedoogt. Toch moeten we oppassen God te willen binden aan menselijke wetmatigheden. Hij heeft gelukkig altijd de vrijheid boven ons denken en voelen uit te gaan. Wie weet, is Gods vergeving nog wel veel groter dan wij ons kunnen indenken.

Vandaar dat ik de woorden: ‘als u niet vergeeft’ meer psychologisch wil uitleggen. De vraag hoe ik een genadige God krijg, kan leiden tot navelstaren, neurose en psychose. Net zoals bij de vraag hoe ik bij de scheiding onder het laatste oordeel uitkom: als bok of schaap. Jezus brengt het alles terug naar de regel: niet iemand die voortdurend roept: ‘Here, Here, maar die de wil van mijn hemelse Vader doet’ (Mat. 7:21). Dat is praktisch. Aan de andere kant ligt de grens bij het moralisme: als je dit of dat niet doet, dan ben je verloren. En als je het wel doet, ben je behouden. Zo eenvoudig is het allemaal niet. Het laatste oordeel is aan God. Hem zij de lof.

Liturgische aanwijzingen

Als oudtestamentische lezing kan een van de aangehaalde voorbeelden genomen worden: Exodus 3:7-12; Psalm 103; Job 16 of Genesis 32:22-32 (Jakobs worsteling).

Het thema kan gebruikt worden op de tweede lijdenszondag, met als tekst Jezus’ kruiswoord: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen’ (Luc. 23:34).

Zingen: Psalm 51 (de boetpsalm van David); Gezang 176, 468, 402, 437, 175.

Geraadpleegde literatuur

E. Levinas, De Plaatsvervanging, ingeleid, vertaald en geannoteerd door Th. de Boer, Baarn, 1977, 115.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken