Menu

Premium

Preekschets Matteüs 6:9-10

Matteüs 6:9-10

Vierde zondag na Epifanie

Onze Vader in de hemel,
laat uw naam geheiligd worden, laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel.

Schriftlezing: Matteüs 6:7-13

Het eigene van de zondag

In de zondagen na Epifanie gaat de aandacht uit naar de evangeliestof inzake het leven van Jezus. Daarbij komt (althans in het Matteüsjaar) de bergrede aan de orde. Het Onze Vader blijft in het leesrooster echter onbesproken. Het kan zinvol zijn op deze en de beide volgende zondagen juist dat, in gedeelten, te belichten. Als vaste liturgietekst (zie al Didachè 8) raakt het gebed gemakkelijk uitgesleten. Bovendien: over bidden en de zin ervan is veel te doen. Misschien kan heroverweging ons helpen verlegenheden te overwinnen. Deze schets concentreert zich op de aanhef en de eerste drie beden.

Uitleg

De bergrede (Matt. 5-7) is samenvatting van Jezus’ verkondiging (zie 4:23; 9:35). Kernwoorden zijn: koninkrijk (5:3,10,19; 6:10,33; 7:21), gerechtigheid (5:6,10.20; 6:1,33), Vader (in de hemel) (5:16,45,48; 6:1,4,6,8,9,14,15,18,26,32; 7:11,21). Tussen introductie (5:1-16) en slot (7:13-27) zijn er drie onderdelen, samen omsloten door verwijzingen naar ‘wet en profeten’ (5:17-20; 7:12). Het eerste en het derde onderdeel (5:21-48 resp. 6:19-7:11, even lang) bevatten de eigenlijke parenese. Het middendeel, 6:1-18, bevat weer drie onderdelen, met de verzen 9-13 als centrum. Zo is het Onze Vader de spil van de bergrede. ‘The risk to obey God (…) leads into (…) prayer to the Father (…), andprayer again is the basis of renewed efforts in radical obedience’ (Luz, 147).

Het bidden van de ethnikoi (vs.7) veronderstelt dat polulogia gebedsverhoring bewerkt. Dit is magisch denken. Jezus’ leerlingen mogen veronderstellen: ‘jullie Vader weet wat jullie nodig hebben’ (daar is Hij Vader voor!).

Dat maakt bidden niet overbodig; integendeel. ‘Onze Vader in de hemel’ (vs. 9) knoopt bij het voorgaande aan. De godheid als Vader aanroepen is ‘Urphanomen der Religion (Gnilka, 216); zie Zeus in de antieke Griekse wereld. Het Oude Testament verstaat dit vaderschap echter vanuit de in de geschiedenis gestichte verbondsrelatie tussen deze God en dit Israël. Als bevrijder is Hij Vader (en ‘Schepper’) van Israël (Deut. 32:6). (Vgl. Jes. 63:16; 64:7-8.) Ook de joodse traditie kent het bidden tot God als Vader (zie Achttiengebed, vijfde beracha). Bijzonder is wel de nauwe verbondenheid van waaruit Jezus God zijn Vader (abba) noemt. Daarin doet Jezus zijn leerlingen delen. Zo is deze aanspraak zelf ‘ein Stück Heilszusage’ (Luz, 443).

‘Onze’ (NB: ‘over ons’) bindt de leerlingen samen: zij bidden primair als gemeenschap. Dit is geen afgrenzing, veeleer inclusief. De bergrede is gericht tot Jezus’ leerlingen, maar de ochloi zijn erbij (5:1) en medehoorders (7:28); een buitenkring, die bij Matteüs functioneert ‘as a kind of “potential church’” (Luz, 146).

‘In de hemel’ kwalificeert dit vaderschap: het is voor de leerlingen nooit vanzelfsprekend (vgl. Achttiengebed, vijfde beracha, de polariteit van ‘Vader’ en ‘Koning’). De nabijheid van deze God is niet in tegenspraak met zijn hoogheid; ze is daarvan veeleer uiting. ‘In de Bijbel is de hemel het symbool der volmaaktheid als belofte (…) de ideale werkelijkheid, die straks ook op aarde zal heersen’ (Van Praag, 17). De Vader ‘in de hemel’ is dus: de Vader die gereed staat om op aarde te handelen (vgl. vs. 10).

Gods Naam (vs. 9) is openbaring van zijn wezen: Hij legde (in Israël, in Christus) zijn kaarten, zijn ‘programma’ (vgl. Elke Morgen, 72), op tafel. ‘Heiliging’ van de Naam is: die Naam erkennen, eren, hooghouden. Israël, daartoe geroepen, heeft volgens de profeten telkens verzaakt. God zelf zal door het verstrooide volk bijeen te brengen alsnog zijn Naam heiligen (Ez. 36:23). De eerste bede bidt om de uiteindelijke, definitieve vervulling daarvan (hagiasthèto aor.imp., passivum divinum!). Onder de mensen wordt Gods Naam nog steeds ontheiligd, worden zijn bedoelingen gefrustreerd, wordt Gods eer aangetast. Laat dat eindigen!

Dat mét Gods eer het heil van de mens in het geding is, spreekt uit de tweede bede (vs. 10). Basileia betekent ‘koninkrijk’ (gebied) én ‘koningschap’ (machtsuitoefening); hier gaat het wel (vanwege ‘komen’) om het laatste. Opnieuw wordt uitgezien naar Gods uiteindelijke (nabije) ingrijpen (eltheto, aor.imp.). De basileia is gekenmerkt door dikaiosunè (6:33): de Koning zal rechtdoen. Aan onrecht komt een eind. De basileia is kernthema van Jezus’ verkondiging; in zijn optreden breekt zij door. Als regnum gratiae, in de kerk? Zo bijvoorbeeld nog Heidelbergse Catechismus zondag 48. Maar kerk en basileia zijn niet identiek.

De derde bede concretiseert. Gods koningswil is enerzijds zijn bevel, dat wat door de mensen gedaan moet worden; anderzijds zijn eigen voornemen (heilswil). Hier gaat het om het laatste (genèthèto aor.imp.). Vergelijk Jesaja 62:4, waar in de Septuaginta thelèma vertaling is van het Hebreeuwse chefèts (‘welbehagen’, ‘welwillendheid’, Ter Schegget, 72). Moge God die definitief doorzetten; universeel, ‘zoals in de hemel’ (en dus vanuit de hemel) ‘ook op aarde’. Deze volgorde, in de nbv niet aangehouden, is essentieel. Deze bede (vgl. 26:42) verwoordt geen fatalisme, maar hoop (en beschikbaarheid). Het Onze Vader heeft verzetskarakter. ‘“ Uw Wil geschiede” mét en tegen en boven het drijven der negatieve machtsconcentraties’ (Miskotte, 119).

Gebeden wordt om Gods handelen. Maar het gaat er mede om dat Gods wil op aarde door ménsen gedaan wordt (zie 7:21). ‘Wenn Menschsein heisst, im Auftrag undnach dem Willen Gottes Verantwortungübernehmen (1. Mose 1,26-28), dann wirdhier darum gebetet, dass der Mensch wahrhaft Mensch werde’ (Schweizer, 96). De basileia is geen menselijk streefdoel (utopie), maar houdt in dat mensen haar erkennen, ‘zoeken’ (zie 6:33). De heiliging van de Naam mikt er op door mensen beaamd te worden (vgl. Achttiengebed, derde beracha). Zo wordt hier ook gebeden om kracht tot menselijk handelen, Gods heil tegemoet.

Aanwijzingen voor de prediking

Heeft bidden zin? Beumer beveelt het aan als mogelijkheid tot completer mens worden, voor ieder grijpbaar. Hendrikse acht bidden, als gericht tot ‘een God die niet bestaat’, onmogelijk, al heeft hij respect voor de eeuwenlange traditie achter het Onze Vader. Aan zulke uitlatingen kan de prediker niet voorbijgaan. Het bidden waarover het hier gaat, hebben we niet zelf als mogelijkheid uitgeprobeerd of ontdekt, maar van Jezus geleerd. We doen het in zijn spoor. Waarbij in elk geval het misverstand van het bidden met polulogia, dus als magie (poging tot beïnvloeding) is afgewezen. Juist dit was/is, ook in de kerk, zo vaak praktijk. Terecht is dat onder de moderne kritiek gekomen.

Illustratief is de scène, tegen het einde, in Bertolt Brechts Mutter Courage:de slapende protestantse stad wordt bedreigd door katholieke troepen, protestantse boeren in de omgeving bidden, terwijl de stomme Kattrin, boven op de huifkar, op de trommel slaat en de slapende stad daadwerkelijk waarschuwt. Zo is gebed ‘falsche Alternative zum Handelnmoderne gestalte van bidden met polulogia. Maar het Onze Vader staat midden in de bergrede. ‘Für Matthäus ist Gebet keine Flucht aus der Praxis, sondern ihre Innenseite (…). Gebet wird durch das Handeln nicht überflüssig, sondern das Handeln bleibt auf das Gebet dauernd angewiesen’ (Luz, 458).

De aanhef is wezenlijk. Wij behoren niet tot het slag van ‘religieuze’ mensen die zelf reden menen te hebben voor de veronderstelling ‘dat er (vermoedelijk, of: stellig) een God bestaat’. Maar uit Israël en van Jezus vingen we de tijding op omtrent Eén die wij ‘onze Vader in de hemel’ mogen noemen. Dus toch: God? Ja, maar: Verbondsgod, Bevrijder-God. Ongedacht, als de Andere, naast ons, open naar ons toe, gereed om ook nu (namelijk: vanuit ‘de hemel’) op aarde tussenbeide te komen. Daaraan wordt, lofprijzend, geappelleerd. Zó worden wij vrij tot gebed. Niet dus ‘om Hem op andere gedachten te brengen’, maar als het uitstrekken van onze handen, zijn interventie tegemoet (en dat doet ertoe!). Met anderen samen. Trek de (kerk)grens niet te nauw! Het Onze Vader kan ook buiten de kerk mensen ‘beim Beten und beim Entdecken der Liebe Gottes helfen’ (Luz, 457).

Vooral moet het daarbij gaan om de zaak (de naam, het koninkrijk, de wil) van deze God. In wat er op aarde gebeurt, is zijn naam, zijn eer in het geding. In deze aarde, in ons mensen, heeft Hij geïnvesteerd. Gods naam wordt nog steeds ontheiligd (daar waar mensen speelbal van machten zijn). De gerechtigheid van Gods koninkrijk wordt nog steeds tegengewerkt. Gods wil botst nog steeds op onwil. Terwijl wij mogen weten dat het daarbij niet kan blijven. Hoe kunnen we dan anders dan bidden dat God zijn voornemen doorzet?! En – dat wij Hem daarbij niet in de weg staan!

Liturgische aanwijzingen

De NBV-tekst van het Onze Vader wijkt af van de vertrouwde (nog liturgisch gebruikte) en doet de woorden hopelijk nieuw horen. Mogelijke oudtestamentische lezing: Ezechiël 36:2238 (centraal: vs. 23). Matteüs 6:9 (de heiliging van de naam) grijpt daarop terug. Liederen: veel psalmen bezingen Gods vaderschap, naam en koningschap, zoals: 79(:3), 93, 96, 97, 103(:1,4,5,8), 106(:4), 111(:5), 113(:1), 148(:1,6). Gezang 48 (LvdK) is het Onze Vader, berijmd. Over het gebed in LvdK: 50:9 (zelfde melodie). Over de Vader bijvoorbeeld: 95(:1) Over Gods naam: 306. Over het (komend) koninkrijk bijvoorbeeld: 23(:2), 171(:4), 254(:2), 280(:3), 288(:2), 294, 304(:2). Daarnaast: Tt 13 (‘Uw wil geschiede, uw koninkrijk kome’).

Geraadpleegde literatuur

Exegetisch: Karel Deurloo, Schepping. Van Paulus tot Genesis, Kleine Bijbelse Theologie deel IV, Kampen 2008, 143-155; Joachim Gnilka, Das Matthäusevangelium(htknt), I.Teil, Freiburg-Basel-Wien 1986; Ulrich Luz, Das Evangelium nach Matthäus(EKK), Band I/1, 5. Auflage, Düsseldorf-Zürich-Neukirchen-Vluyn 2002; idem, ‘The Sermon on the Mount as seen by a historical-critical exegete’, in: Milan Opocensky (ed.), Towards a Renewed Dialogue. The First and Second Reformations,Studies from the WARC 30, Geneva 1996, 143-147;

H. van Praag, Sleutelwoorden van de Bijbel in het licht van het ‘Onze Vader’, ’s-Gravenhage 1972; G.H. ter Schegget, Het innigst engagement. Het Onze Vader als zucht, Baarn 1991; Eduard Schweizer, Das Evangelium nach Matthäus (NTD), Göttingen 1973. Algemeen: Jurjen J. Beumer, Bidden. Het meest intieme gesprek, Kampen 2008; Klaas Hendrikse, Geloven in een God die niet bestaat, Nieuw Amsterdam 2007 (164-170); Th.C. de Kruijf / M.J.H.M. Poorthuis, Abinoe-Onze Vader. Over de joodse achtergronden van het Onze Vader, 1-2-1-reeks 7, Utrecht 1985; K.H. Miskotte, De weg van het gebed, 3e druk, ’s-Gravenhage 1968; D.J. van der Sluis / P.J. Tomson / D.J. van Uden / W.A.C. Whitlau, Elke Morgen Nieuw. Inleiding tot de Joodse gedachtenwereld aan de hand van het Achttiengebed, Folkertsma-stichting, 1978.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken