Menu

Premium

Preekschets Matteüs 7:7

Matteüs 7:7

Vijfde zondag na Pinksteren

Vraag en er zal je gegeven worden; zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan.

Schriftlezing: Matteüs 7:7-12

Het eigene van de zondag

Een zondag in de zomer. Geschikt voor een alternatieve opzet van de eredienst met speelse elementen. Naast mogelijke vakantiegasten zullen er vast gezinnen met kleine kinderen zijn die niet op vakantie (kunnen) gaan. Aandacht voor hen in een periode van geringe kerkelijke activiteiten misstaat niet. Integendeel. Het zal de aandacht trekken en zeker gewaardeerd worden. Bovendien is er wellicht juist in deze tijd een mogelijkheid voor nadere kennismaking en een geloofsgesprek, wat tot hernieuwde betrokkenheid met het plaatselijk kerkelijk leven zou kunnen leiden.

Het woord ‘chaos’ zal de hoorder aanspreken als kenmerk van de situatie in ons leven en in de wereld. De chaos kan zichtbaar worden gemaakt in de vorm van de dienst. Ik verwijs hiervoor naar de liturgische aanwijzingen aan het einde van deze preekschets.

Uitleg

In onze evangelielezing wordt positief geformuleerd wat in de voorgaande verzen 1-6 nog negatief werd geformuleerd. Tegenover het oordelen staat nu het vragen oftewel bidden. Op een van de vele aspecten van het bidden wordt nu nader ingegaan. Niet het tekort van de ander, maar het eigen tekort mag aan het daglicht komen en moet vervolgens verwijderd worden. Tegenover de wereld die het onrecht lijkt te prediken, klinkt Gods Woord dat gerechtigheid predikt. De deur naar deze andere wereld kan men binnengaan door het gebed. De weg van het gebed leidt tot God en zal daarna en daardoor ook leiden tot een nieuwe verhouding met de naaste.

Aan de lange bergrede van Jezus komt een einde. Vermoeidheidsverschijnselen bij de hoorders treden in. Jezus doet een laatste duidelijke oproep en geeft zijn hoorders nog een niet te negeren gebod mee. Hoewel de woorden die wij in onze bijbel lezen dood kunnen lijken – zeker als we geconfronteerd willen worden met een mogelijk matig scorende kwaliteit van het kerkelijk leven in onze omgeving dient beseft te worden dat ze door de levende Heer werden en wórden gesproken. De woorden komen tot leven als de deur waarop wij kloppen voor ons opengaat. Jezus gebruikt beelden die zijn hoorders bekend zullen zijn. Ook de rabbijnen noemen het kloppen op een deur als zij bijvoorbeeld over bidden spreken. Het gebod van Jezus is tegelijk een belofte. Wanneer de gemeente opstaat, wandelt en klopt, zal gebeuren wat de kerk en iedere individuele gelovige nodig heeft. Denk ook aan Psalm 23:1: het zal de gelovige aan niets ontbreken als de Heer onze herder is, ook al lijkt het ons juist aan van alles en nog wat te ontbreken.

De gebiedende wijs moet niet verstaan worden als zou het om prestaties gaan, maar om aan een weg, een zoektocht te beginnen die voor iedere gelovige anders kan zijn, die echter zeker tot een vinden zal leiden.

In dit verband is het goed om als epistellezing 1 Johannes 1:1-4 te kiezen. Zoals de dode woorden in Christus tot leven komen, zo kunnen ook onze gebruiken, woorden, rituelen, wetten, vorme’n gaan leven in de harten van mensen als wij Christus aanbidden als het Woord dat leven is en leven doet. Hij is de deur tot wie de gelovige mag gaan. We mogen Hem dicht naderen. Zo dicht dat we Hem kunnen aanraken. Wie klopt, raakt ook aan. Ons kloppen wordt gehoord, omdat ons kloppen bidden is.

De duidelijke woorden van Jezus kunnen streng overkomen en daardoor als niet van deze tijd. Een goed verstaan van de Christus dringt een dergelijk gevoel naar de achtergrond. Daar Jezus zo’n grote liefde voor Gods schepping en schepselen had en – als vleesgeworden Woord – heeft, is de uitnodiging om de onbegrijpelijke, ogenschijnlijk onmogelijke en moeilijke weg te gaan een uiterste daad van liefde van God voor de mens. Stenen worden tot brokken brood. Een gevaarlijke en dodelijke slang wordt tot voedzame en vruchtbare vis. Doodlopende wegen worden in Christus begaanbaar. Brood en vis vormden het voedsel van de mensen tot wie Jezus sprak, dichtbij het Meer van Gennesaret. Het buitengewone wordt gewoon. De hoge God daalt af naar ons niveau. De vraag van Jezus om naar de deur te gaan, is niet te moeilijk. Anders had Jezus het niet van ons gevraagd.

Vers 11 zoekt niet zozeer de slechtheid van de mens te benadrukken, maar meer het vertrouwen dat de mens mag hebben in de liefde van God, ook al lijken gebeden onverhoord te blijven. Gods antwoord is er wel, maar is een in onze oren soms moeilijk te verstaan antwoord. Gideon wordt door God aan het werk gezet en juist dit merkwaardige antwoord leidt tot vrede voor Israël en vrede voor Gideon (Richt. 6:14). God is geen bedrieger en geeft niet wat op een brood lijkt – zoals mensen elkaar kunnen bedriegen of ten minste teleurstellen – maar geeft wat Hij beloofd heeft: zegen en vrede, soms ook door middel van een medemens.

Vers 12 bevat een gezegde dat zowel bij Grieken en Romeinen als bij joden bekend was, in positieve vorm bij de eersten en negatieve vorm bij de laatsten. Het is bekend dat rabbi Hillel (ongeveer 20 voor Christus) de uitdrukking gebruikt heeft. Jezus geeft er een positieve duiding aan en maakt het gezegde daardoor beslist een stuk moeilijker om te realiseren. Het gaat hier om een nederige houding. Het woord ‘ootmoed’ in ‘verootmoediging’ zal nog bekend zijn, zeker onder de ouderen. Dit wordt door Jezus bedoeld. De nederige kan gevuld worden en ontvangen, maar wie hoog denkt en staat, kan alleen nog maar vallen. Genade is ontvangen. Ontvangen is genoeg. Genoeg zal er zijn als ik heb leren bidden.

De toralezing kan Exodus 34:27-29 zijn. De woorden die door Mozes worden opgeschreven, bevatten zo’n kracht en voeding dat Mozes geen ander brood meer nodig heeft. Wanneer Gods stem in onze woorden – bijvoorbeeld de woorden die in de eredienst klinken – te horen is, worden mensen gevoed met brood uit de hemel. Veertig dagen en nachten kan Mozes vasten, en nog straalt zijn gelaat. Mozes ontsteeg tijdelijk het aardse en genoot enige tijd van de heerlijkheid van God. Het was aan Mozes te zien wie en wat hem was overkomen.

Aanwijzingen voor de prediking

  • Een ‘chaotisch’ begin van de dienst trekt de aandacht van groot en klein. De deur van de kerk zit op slot. De koster is zoek en dus ook de sleutel van de kerk. ‘Toevallig’ is er een raam of een zijdeur open. Er zou ook ‘spontaan’ gesuggereerd kunnen worden om de dienst buiten te houden. Langzamerhand verschijnen de mensen die nodig zijn voor de viering van de eredienst. De Gouden Gids wordt erbij gehaald, maar biedt geen oplossing. Langzamerhand springen mensen bij en dragen hun oplossingen aan: Bijkomend voordeel van dit begin is dat men oog krijgt voor enkele van de vele taken in de kerk. Zoals Christus de deur voor mensen openhoudt, zo mogen zijn discipelen Hem daarin volgen. Allen hebben de Heer nodig en de Heer wil dat wij elkaar nodig zullen hebben.

  • De prediker zou ook kunnen ingaan op de moeite die het kan kosten om de deur te vinden en om door de deur naar binnen te gaan.

  • Een aanknopingspunt in de prediking, ook ter verdieping, zouden de sacramenten kunnen zijn. Om te vermijden dat het een kinder- of jeugddienst zou worden, is deze verdieping aan te raden, tenzij een dergelijke dienst juist beoogd wordt. De sacramenten hebben hun uiterlijke vorm, maar bovenal een heilige innerlijke zeggingskracht. In het zichtbare teken van het brood ligt een onzichtbare kracht. Van het doopwater kan hetzelfde worden gezegd.

  • Van hieruit kan de sprong naar het gesproken, gelezen en gehoorde woord worden genomen. Kan de hoorder de weg naar de deur vinden en vervolgens ook door de deur binnengaan, waardoor het ogenschijnlijk dode tot leven komt? Kan het woord dat wij lezen tot Woord worden dat wij proeven? Kan de bidder tot de ervaring komen dat de levende God ons bidden verstaat?

  • Van de hoorder wordt veel gevraagd. Door Jezus. Door de prediker. Het andere in ons leven lijkt aangenamer, gemakkelijker en beter. Een dringende oproep, ondersteund door de bijzondere vorm van de dienst, verbindt de prediker met de Heer van alle predikers die aan het slot van zijn bergrede zijn hoorders niet zonder liefdevolle waarschuwing laat gaan.

  • De aandacht van de hoorders, groot en klein, zou vastgehouden kunnen worden door de eerder genoemde Gouden Gids verscheidene keren in de dienst terug te laten komen. Ontdekt kan worden dat een Gouden Gids ons niet echt op weg helpt als het gaat om het vinden van een koster, een organist, of een predikant. De gidsen die wij in ons leven gebruiken, lijken de bijbel te verdringen. De echte gouden gids is de Bijbel, maar ook nu is het de kunst – geloof – om dit onzichtbare goud in het zichtbare Woord te ontdekken. Opnieuw mag duidelijk worden dat het om de ene of de andere gouden gids, de ene of de andere weg in ons leven gaat.

Liturgische aanwijzingen

Als Toralezing wordt Exodus 34:27-29 en als epistellezing 1 Johannes 1:1-4 aanbevolen. Diverse kinderliederen zijn bijzonder geschikt voor een dergelijke dienst. Verder valt te denken aan Psalm 78 en 87 en Gezang 1, 314, 320 en 465. Psalm 78 verbindt de wereld van de groten met die van de kleinen, zowel wat de vorm van een eventuele bijzondere dienst betreft als de inhoud ervan.

Geraadpleegde literatuur

J. van Bruggen, Matteüs. Het evangelie voor Israël (CN), Kampen 1999; U. Cassuto, A Commentary on the Book of Exodus, Jeruzalem 1974; J.T. Nielsen, Het evangelie naar Mattheüs I (pnt), Nijkerk 1993.

Naast recente commentaren en naslagwerken is het aan te raden om gebruik te maken van oude werken. Ze blijken vaak verrassend ‘modern’ te zijn en bij te kunnen dragen aan een hedendaagse interpretatie van de tekst en aansprekende prediking.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken