Menu

Premium

Preekschets Matteüs 8:2

Matteüs 8:2

Zesde zondag na Pinksteren

Er kwam iemand naar hem toe die aan huidvraat leed.
Hij wierp zich voor hem neer en zei:
‘Heer, als u wilt, kunt u mij rein maken.’

Schriftlezing: Matteüs 8:1-4

Het eigene van de zondag

Een zondag in de zomer. Voor zieke, gewonde, bezeerde en bezorgde zusters en broeders is het geen vakantie. De constatering vraagt zeker van een kerkelijke gemeenschap een reactie. Het woord ‘pastoraal’ mag vandaag alle nadruk krijgen als gewenste houding van iedere christen.

Uitleg

De man die aan huidvraat lijdt, wordt genezen. Het woord ‘melaats’ (NBG) wordt in de nbv met het woord ‘huidvraat’ aangeduid. De man die er niet bij hoorde, wordt door Jezus aangeraakt. Aan onze lezing gaat de bergrede vooraf. De lange prediking van Jezus wordt onmiddellijk door Hem in praktijk gebracht. Na de genezing van de zieke gaat Jezus naar de hoofdman van Kafarnaüm, een heiden. Daarna volgt de genezing van de schoonmoeder van Petrus, een vrouw dus. Vrouwen dienden genoegen te nemen met een minder vooraanstaande plaats in de samenleving, maar Jezus neemt daar blijkbaar geen genoegen mee. Ten slotte volgt nog de genezing van een aantal bezetenen, mensen met een zware handicap, die net als de man die aan huidvraat leed, de heiden en de vrouw, in meer of mindere mate buiten de gemeenschap stonden. De Christus is radicaal in zijn optreden. De tora wordt nieuw uitgelegd en onmiddellijk in praktijk gebracht. Christus’ gezag blijkt, temeer daar het resultaat niet uitblijft.

De priesters voerden de verschillende reinigingsvoorschriften uit en verklaarden iemand rein of onrein. Meer dan de situatie bekrachtigen, konden zij niet. De zieke gelooft echter bij voorbaat dat Jezus meer is dan Mozes en wordt in dit geloof bevestigd. Christus is gekomen om de wet en de profeten te vervullen en is dus in staat te doen wat geen priester ooit kon doen.

Op grond van voorschriften in Leviticus 13 en 14 kon iemand die aan huidvraat leed, buitengesloten worden. (In de Middeleeuwen kennen we hetzelfde verschijnsel in West-Europa.)

Mirjam, de zuster van Mozes en Aaron, kreeg wegens haar zonde deze ziekte (huidvraat) en werd vervolgens buitengesloten. De lezing van Numeri 12:1-2, 10-16 valt aan te bevelen als toralezing in deze dienst. De gemeente kon zich weleens vergissen door stil te staan bij de zonde in deze lezing en het tekort bij de zieke, degene die buitengesloten wordt, aan te wijzen. Het zou tot goedkeuring leiden van het gedrag van de gemeenschap. De zonde zou evengoed of zelfs waarschijnlijker bij de gemeenschap, die de zieke uit haar midden verwijdert, kunnen liggen. De gemeente verkleint en verzwakt zichzelf door mensen uit te sluiten die door Christus in het evangelie juist omarmd worden.

Een profeet, een discipel van Christus, blijkt zowel het goede als het kwade te kunnen representeren. Zowel Mozes, Mirjam als Aaron spelen een bijzondere en belangrijke rol in de heilsgeschiedenis, maar soms ook in meer of mindere mate een bedenkelijke rol. Mirjam en Aaron lijken tegenover Mozes te staan, terwijl Mirjam en Aaron ook weer onderscheiden worden: alleen Mirjam wordt hier ‘gestraft’. Voor de prediking lijken hier kansen te liggen om ieder mens als een uniek schepsel neer te zetten! Mensen kunnen veranderen. Ten goede en ten kwade. Wie kent zichzelf? Psalm 139 zou genoemd kunnen worden.

De zieke en bedroefde, de mens die niet mag meedoen en zich buitengesloten voelt, mag getroost worden door de woorden van Paulus in Filippenzen 4:4-9. Onze smeekbeden mogen gepaard gaan met een dankzegging. God verstaat ons leven en ons gebed immers. Terwijl er nog pijn en ziekte is, mag er toch ook vrede en vreugde zijn, omdat er vertrouwen mag zijn in de genezende werking van Gods liefde en zegen.

Aanwijzingen voor de prediking

  • Genezing is een gevoelig onderwerp. De een wordt wel genezen. De ander lijkt door God vergeten te worden. Zo is het alsof het gebed van de een wel wordt gehoord en het gebed van de ander niet. Mensen kunnen dan afhaken. Laat duidelijk zijn dat God al onze gebeden hoort en al ons smeken verstaat.

  • Misschien is het goed om als prediker nadruk te leggen op de weg die aan de genezing van de zieke voorafging. Neem de hoorder mee in de volgorde van de tekst en daarmee in wat de volgorde van mijn geloofs- en levensweg zou kunnen zijn. Die volgorde van woorden, de tekst alleen al, blijkt meermaals antwoorden te bevatten op uiteenlopende menselijke vragen. Als we de volgorde van onze schriftlezing nader bekijken, dan zien we hoe de zieke man op afstand van de schare bleef, maar wel Jezus volgde. Daarna lezen we hoe hij tot Jezus kwam en dus dichtbij kwam. Hij had blijkbaar een sterk verlangen om bij God te zijn. Hij viel vervolgens voor Jezus neer. Dat is een teken van eerbied, weten dat God groter is dan de mens en jezelf dus klein maken. Als mens je plaats weten. Jezelf totaal afhankelijk maken van Gods bedoelingen met ons leven. Ook al denk ik gering over mijzelf en hebben mensen mij verlaten, dan toch mag ik hier bij God zijn en geloof ik dat Hij naar mij luistert. Geen geringe opdracht. Het vereist een nieuwe houding, bekering.

  • Opvallend is hoe de uitgestotene wel knielt en de schare niet. Als we verder lezen, zien we hoe Jezus de zieke man toespreekt, hem bevraagt en vervolgens zijn hand uitstrekt. De onaanraakbare wordt aangeraakt. God breekt door muren heen die mensen hadden gemaakt. Het falen van de gemeenschap ten opzichte van het individu zou hier genoemd kunnen worden. Wie zijn degenen die door ons worden buitengesloten? In hoeverre is een gemeente in staat warmte, veiligheid en troost te bieden? Steeds meer mensen lijken hun troost via tv- en radiodiensten te ontvangen en missen de gemeenschap niet, omdat ze nog nooit iets van die gemeenschap gemerkt hebben. Tegenover het groeiende individualisme mag een kerk nadruk leggen op het sociale aspect van het evangelie. Het individualisme en de groeiende eenzaamheid lijkenhand in hand te gaan. Individualisme kan ook tot onbegrip leiden, geringere verdraagzaamheid en zelfs verharding van mens, relaties en maatschappij. De rol die Mozes, Mirjam en Aaron spelen -’nu eens een positieve, dan weer een meer negatieve – leert ons het belang van zelfreflectie kennen: Zichzelf kennen en leren beoordelen, kunnen leiden tot een mildere houding naar de ander toe.

  • De mens mag boven zichzelf uitstijgen en toch ook zichzelf vinden, door de autoriteit waarmee Jezus spreekt en handelt te beschouwen als de autoriteit waarin de hoorder zelf mag gaan staan. Dit is een leerweg, een keuze, een mogelijkheid die de mens door Christus wordt geboden.

  • De prediker zou aandacht kunnen schenken aan de toenemende belangstelling voor bijvoorbeeld ziekenzalving, genezingsdiensten, handoplegging en gebedspastoraat.

  • De man die aan huidvraat leed, kan eindelijk tot de dankzegging van Paulus in Filippenzen komen. Met de genoemde lezing uit Numeri kunnen we deze positieve weg ook’in de prediking gaan. Er is veel voor nodig om tot herstel van individu en gemeenschap te komen. De prediker kan deze moeilijke en lange weg de hoorder voorhouden en wijzen op de vreugde die ieder wacht die deze weg kan en wil gaan. Voordat het doel bereikt is, kan al gedankt worden. In het diepe dal van ziekte en pijn kan Gods nabijheid tot nog diepere vrede leiden.

  • Ten slotte nog dit: juist in een’ontspannen zomerse sfeer kan een verrassend moment in de dienst gezocht worden. Te denken valt aan een oproep in de één of andere vorm om in deze zomertijd oog en hart te hebben voor zieken, of anderen die in moeilijke omstandigheden verkeren, in de gemeente of in de buurt. Misschien is er in deze rustige tijd eindelijk een moment om een bezoek te brengen of om iemand uit te nodigen voor een gezamenlijke activiteit. Wellicht dat een of meer diakenen een rol zouden kunnen spelen in deze dienst. Ook zou na de dienst tijdens het koffiedrinken enige voorlichting gegeven kunnen worden over mogelijke vakanties voor zieken en hulpbehoevenden.

Liturgische aanwijzingen

Aanbevolen lezingen zijn Numeri 12:1-2, 10-16 en Filippenzen 4:4-9. Ook valt te denken aan een gedeelte uit Leviticus 13 en 14 en Psalm 139.

Liederen om te zingen: Psalm 18, 139 en 146, Gezang 95, 399,408 en 444. In het bijzonder valt te denken aan Gezang 170, met name vers 2.

Geraadpleegde literatuur

J.van Bruggen, Matteüs. Het evangelie voor Israël (CN), Kampen 1999; H. Jagersma, Numeri I (pot), Nijkerk 1983; J.T. Nielsen, Het evangelie naar Mattheüs I (pnt), Nijkerk 1993. Naast recente commentaren en naslagwerken is het aan te raden om gebruik te maken van oude werken. Ze blijken vaak verrassend ‘modern’ te zijn en bij te kunnen dragen aan een hedendaagse interpretatie van de tekst en aansprekende prediking.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken