Menu

Premium

Preekschets Micha 1:2

Micha 1:2

Vijfde zondag na Pinksteren

Luister (…) hoe God de Heer tegen jullie getuigen zal.

Schriftlezing: Micha 1

Het eigene van de zondag

De zomer leent zich goed voor korte series over relatief onbekende stof. Profetische teksten hebben de kracht om de gemeente wakker te schudden met hun aanklacht en appèl. Ze verkondigen een ‘profetisch alternatief, een andere wijze van samenleven met God en met elkaar. Dit men eventueel verbinden met het leven uit de Geest (Gal. 5).

Uitleg

Gewoonlijk onderscheidt men in het boek Micha de hoofdstukken 1-5 van de hoofdstukken 6-7. De laatste twee hoofdstukken worden toegeschreven aan een Deutero-Micha die men vaak verbindt met de deuteronomistische theologie uit het noorden van Israël. Hier vind je thema’s zoals het verbond met Jhwh, de lange geschiedenis daarvan (sinds Egypte), de verbondsverlating en als tegenwicht de chesed van de Heer. In de eerdere hoofdstukken ligt het accent op Sion: de stad en de tempel fungeren als plek van Gods heiligheid en als proefpolder voor het leven met de tora (zie Micha 3 en 4).

De woorden van Micha worden gesitueerd in de dagen van Jotam, Achaz en Hizkia, koningen van Juda. Dit betekent dat Micha een latere tijdgenoot van Jesaja is. Hij maakt mee dat de Assyrische koning Salmanassar de stad verovert, hetgeen het einde betekent van het noordrijk Israël. Micha spreekt zijn woorden voor het zuidrijk dus in een tijd van dreiging en ondergang. Het afschrikwekkende voorbeeld van wat er met hen is gebeurd, dient als waarschuwing voor Juda. Micha richt zijn woorden blijkens het opschrift tot en Jeruzalem, Israël en Juda, maar uit het vervolg blijkt dat het accent op Juda ligt. De aanduiding komt na 1:5-9 niet meer voor. Toch is er een inclusieve scopus die het hele land betreft.

De aanleiding voor zijn profetie bestaat uit misstanden in Jeruzalem en die zowel cultisch als ethisch zijn. Het land lijkt ontspoord: de leiders van het volk misdragen zich (Micha 2-3) en krenken het recht en bezit van elk mens. Er staan beelden en palen, symbolen van afgodendienst, men blijft niet trouw aan het verbond met de Eeuwige. Micha uit overigens niet alleen aanklachten, maar er zijn ook profetieën van heil waarin de volkeren zullen willen leren van de tora in Jeruzalem (zie Micha 4).

Micha 1 bestaat behalve uit het opschrift uit twee perikopen: de verzen 2-7 vertellen hoe Jhwh komt ten gerichte; de verzen 8-16 vormen een klaagzang van de profeet over de dreigende ondergang van Juda. Het slot van deze klaagzang (vs. 15-16) richt zich direct tot Jeruzalem (2e fem.sing.) en schildert de schande, vernedering en rouw (kale hoofden) die over de stad zullen komen wantje kinderen c.q. bevolking ‘gaan in ballingschap van je heen’. Hier staat het uiterst geladen Hebreeuwse woord gala – in ballingschap gaan. De profeet heeft dus een dramatisch visioen van hoe het met Juda zal aflopen.

De toon wordt gezet door de oproep: let op, de Heer zal optreden als getuige! ‘Getuige’, ed, is een woord uit de rechtsspraak en heeft hier de betekenis van: aanklager. Bij ons is de getuige een bijrol, omdat de zaak gaat tussen de aanklager (officier) en de verdachte. Hier is de getuige degene die de zaak aanhangig maakt, mogelijk omdat hij ‘getuige’ is geweest van het beraamde onheil. Belangrijk is mijns inziens om te zien dat de Heer niet optreedt als een soort universele ‘aanklager’ – maar optreedt uit betrokkenheid bij het bestaande verbond en de barmhartige gerechtigheid die daarin op het spel staat. Het gaat om covenantal justice vanuit ‘de tempel van zijn heiligheid’ (Micha 1:2). Jhwh voltrekt geen neutraal soort richterschap.

Dit gaat gepaard met een theofanie – de Heer daalt af uit de hoogte en de kosmos illustreert de kracht van zijn komst. Het Hebreeuwse jarad is een terminus technicus in het genre theofaniebeschrijvingen – vgl. Exodus 3:8; 19:18; Psalm 18:10. Parallellen zijn te vinden in Psalm 97:1-6, 18:8-16 en Habakuk 3:3-6, 9-13. Gunkel en de zijnen beschouwen ‘theofanie’ als een Gattung die verbonden is met het koningschap van Jhwh (zie ook de gekoppelde thematiek van rechter-koning in de koningspsalmen 93-99). Brueggemann ziet het als een decisive and transformative optreden van God in zijn majesteit. Hij komt majestueus van zijn troon om zijn aanklacht jegens het volk kracht bij te zetten.

Wat is er aan de hand? Het gaat om godenbeelden en beelden (pesel en atsabe) die ’s hoerenloon zijn. Met hoerenloon wordt bedoeld: opbrengst/resultaat/zichtbaar teken van haar geflirt met andere góden (vgl. Ez. 16:31-41; 2 Kon. 17:9-18). Met driemaal het woordje col wordt onderstreept dat al die beelden in gruzels zullen gaan – wordt gereduceerd tot kale grond.

In het tweede gedeelte van Micha 1 vinden we een klaaglied van de profeet dat de rampzalige ellende van Juda beschrijft. Dit genre vindt men onder meer in Joel 1:13 en Jeremia 9:19w; Amos 5:lw. De klacht is een dodenklacht, alsof de dood al heeft toegeslagen (zie Ez. 24:17 voor het ritueel). De jakhals en de struisvogel worden vaker geassocieerd met verwoesting en onreinheid. Schuman wijst erop dat de langgerekte ee-klank in vers 8 doet denken aan het eenzame gejank van de jakhals. Het gaat erom dat de ondergang van ook raakt aan het lot van Juda, ja: al bijna voor de poort staat. Vanaf 10-16 volgt dan een profetische rondgang langs verschillende dorpen in Juda ( totaal!) waarbij verschillende onheilsbeelden schilderen hoe het deze plaatsen zal vergaan vanwege hun misdaad en verbondsbreuk. Het getal tien duidt aan dat het om het vol-komen kwaad van Juda gaat. Vijf keer komt het woord ‘bevolking’ voor. Lachis (vs. 12) neemt een bijzondere plaats in: hier ligt de oorsprong van de zonde van Sion. Lachis was een militaire vestingstad met een uitvalsbasis van wagens en paarden – speelt hier het motief dat we uit Jesaja kennen om niet te vertrouwen op paarden en wagens? De vier daarna genoemde plaatsen maken deel uit van een verdedigingsgordel steeds dichter naar Jeruzalem toe. Met de meeste plaatsnamen vindt een woordspel plaats, in de sfeer van: in Vreeland is geen vrede, in Zoetermeer alleen brak water. Schuman probeert dat in zijn vertaling weer te geven. Twee voorbeelden daarvan zijn: wentel je in het stof in Stofhuizen en de bevolking van Buitenpost waagt zich niet naar buiten (vs. 10 en 11).

Aanwijzingen voor de prediking

Het optreden van de Heer als richter en zijn machtsvertoon zijn zaken die tegenwoordig niet zo eenvoudig liggen. Het is goed als de prediker deze elementen uit de tekst duidelijk naar voren haalt en de problematische kanten ervan laat zien. Mensen kunnen bang worden van zo’n straffende God, temeer omdat dit motief in de traditie erg vertaald is naar het persoonlijke vlak: God die mij ziet en mij straft voor mijn fouten. In deze tekst gaat het niet om persoonlijke misdaden maar om het verbond dat de Levende met Israël is begonnen. Op grond van die bestaande relatie probeert Jhwh recht te zetten wat scheef ging – niet om zijn macht te tonen maar om het project van het beloofde land (zeg ik nu maar even) te redden. Daarbij komt, naar het inzicht van Deurloo, dat profetische woorden bedoeld zijn om aan te komen en niet om uit te komen. Er zit altijd de hoop in van ommekeer: dat het volk zich bedenkt en opnieuw kiest voor het leven met God. De teksten zijn niet descriptief maar evocatief en persuasief: ze roepen iets op en ze roepen om verandering van gedrag. Op deze manier wekken profeten steeds weer ons geweten; ze doen een beroep op de verantwoordelijkheid van ieder mens om keuzes te maken, en om in het voetspoor van de Levende te kiezen voor wat het leven en het samenleven bevordert. De homileet verschillende elementen uitwerken:

  • De macht van God – het is duidelijk dat het Oude Testament geen tandeloze god presenteert maar anderzijds ook geen machogod. Wel is er een sterk besef van de majesteit en de goddelijke glans die zijn menselijke kanten vergezellen. Wat doen wij met dat besef van Gods majesteit? Zijn we het kwijt? Willen we het terug? Misschien in de richting van mystieke denkers die spreken over grond van bestaan, donker geheim dat ons overstijgt?

  • Wat is ‘richten’ precies? Niet beoordelen naar fatsoensnormen en dan afstraffen. Maar dingen rechtzetten vanuit de partijdigheid van het verbond, ‘want als het recht niet gehandhaafd wordt, gaat het volk te gronde, gaan mensen aan elkaar te gronde’.‘God roept mensen toe naar zijn gerechtigheid, opdat niet chaos het leven zal beheersen’ – zo Netty de Jong-Dorland. Wijselijk en pastoraal zegt zij ook dat het rechtzettende werk van de Eeuwige niet altijd zichtbaar is – maar je kunt er wel in blijven geloven.

  • Hoe zijn de zonden die Micha aanklaagt te concretiseren? Ik zou niet grijpen naar het algemene fatsoen – maar naar zonden als: elkaar klein houden, jezelf overvragen en als een god willen zijn (in werk en wereld), het te veel hangen aan bezit en carrière, het niet erkennen van de goddelijke vonk in jezelf.

  • De bemoediging? De profeet is in zijn klaaglied bewogen om de stad. Evenzo zoekt Jhwh samen met zijn volk de ommekeer, de bevrijding van het kwaad – Hij staat aan onze zijde, zelfs wanneer de woorden confronterend en pijnlijk zijn. Kritiek komt alleen aan als er een relatie en een draagvlak is.

Liturgische aanwijzingen

Teksten om mee te combineren: Mattëus 5:13-16 (zout der aarde) of Galaten 5 (leven uit de Geest). Liederen: Psalm 97:1-3; 99; 119:2; Gezang 19:1 en 3; 280: liederen over het richten van de Heer. Zie ook ZG 4-49 over de profeten, Tt 212 (te doen gerechtigheid) en 217.

Geraadpleegde literatuur

N. Schuman, Micha. Verklaring van een bijbelgedeelte, Kampen 1989; K.A. Deurloo, het recht lief te hebben. Verhalen over de boerenprofeet Micha, Baam 1983; Van God los. Over oude en nieuwe godsbeelden, Zoetermeer 1997 (daaruit hoofdstuk 5 van N. de Jong-Dorland, getiteld ‘God als rechter’).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken