Menu

Premium

Preekschets Openbaring 21:5

Openbaring 21:5

Epifanie

Hij die op de troon zat zei: ‘Alles maak Ik nieuw!’

Schriftlezing: Openbaring 21:1-8

Het eigene van de zondag

Op deze zondag staat de openbaring van Jezus Christus centraal; ‘de hemel gaat popelend open’ (De adem van het jaar). Gods verschijning in lichtglans, onder andere verbonden met de ster van Betlehem, is één van de thema’s. Voor veel kerkgangers is het de eerste keer in het nieuwe jaar dat zij in de kerk bijeenkomen; ook die notie klinkt mee in de dienst.

Uitleg

De oude apostel Johannes kreeg op het eiland , waarheen hij was verbannen, visioenen over de verdrukking van hen die in Jezus Christus geloven. Ook zag hij dat dit alles niet het einde is. De duivel, het beest en de valse profeet worden voor eeuwig verbannen (20:10); de aarde en de hemel verdwijnen in het niets (20:11; 21:1). De zee, symbool van vernietiging en chaos, bestaat niet meer. Alles loopt uit op het majestueuze moment waarop de Here God zelf het woord neemt (vs. 5).

Er zijn veel verwijzingen naar oudtestamentische teksten, die in de meeste bijbeluitgaven te vinden zijn. Het nieuwe is al sinds lang voorzegd.

Niet alleen een nieuwe aarde is nodig, ook een nieuwe hemel. In de oude hemel heeft de opstand van satan tegen de Here plaatsgevonden. Er is geen sprake van vervanging van het oude (dan zou neos zijn gebruikt) maar van loutering (daarom kainos). Dit betekent dat er geen wereldcatastrofe plaatsvindt, zoals in veel godsdiensten werd en wordt verwacht. Genesis 1 en 2 en Openbaring 21 en 22 zijn als het ware negatief en positief van dezelfde foto, waarbij het positief uiteraard mooier en helderder is. Gods oordeel is geen beeldenstorm; alle schatten van cultuur en wetenschap zijn niet voor niets geweest. ‘De zonde in de cultuur staat God tegen, maar niet de cultuur in die zonde’ (Schilder).

Het nieuwe Jeruzalem dat uit de hemel neerdaalt (vs. 2) is symbool van Gods heerlijkheid. Johannes ziet dit nieuwe Jeruzalem op het moment dat het oude Jeruzalem een ruïne is. Het beeld van de bruid duidt de liefdesverhouding aan tussen God en Jeruzalem, als beeld van Gods volk.

De skènè (tent; vs. 3) roept associaties op met de tabernakel. Het werkwoord dat voor ‘wonen’ wordt gebruikt is eraan verwant; zie ook Johannes 1:14. De verwoesting van Jeruzalem was voor velen een bewijs dat de Here zijn volk had verlaten. Hier wordt de belofte gegeven dat dit niet het geval is. Er blijkt niet slechts één volk van God te zijn; ook de heidense volken die tot geloof zijn gekomen mogen wonen in de nabijheid van de Heilige Israëls. Daar bestaat geen verdriet of dood en de zonde wordt zelfs niet meer genoemd. De tranen worden ‘uitgedelgd’: de herinnering eraan is zelfs verdwenen. Dit is de realisering van de sjaloom, de vrede die God geeft.

In vers 5 spreekt, voor de eerste en enige keer in dit bijbelboek, God zelf. ‘Zie’ roept op tot grote aandacht voor wat volgt. God spreekt als koning van de (nieuwe) hemel en de (nieuwe) aarde het laatste en beslissende woord. Wat Hij zegt is letterlijk radicaal: Hij maakt alles – dus ook de mens – nieuw, het kwade is met wortel en tak verwijderd. Dit wordt nadrukkelijk niet als vrome wens of fabel gepresenteerd, maar als betrouwbaar en waar. Ook zijn deze woorden niet louter toekomstmuziek, want ‘zij zijn geschied’ (vs. 6). Dit herinnert aan de uitroep van Jezus Christus aan het kruis: ‘Het is volbracht’ (Joh. 19:30).

De alfa en de omega zijn de eerste en de laatste letter van het Griekse alfabet.

De antieke wereld was nog niet bekend met stapels papieren woorden. Daarom valt vooral te denken aan het gesproken Woord, de viva vox, die alles wat er is omsluit, en vlees is geworden (Joh. 1:14).

Wie dorst heeft naar wat deze koning geeft zal het gratis van Hem ontvangen. Opvallend is het enkelvoud dat in de verzen 6 en 7 wordt gebruikt. Ontvangen en overwinnen is een persoonlijke zaak, die niemand voor een ander volbrengen. Overwinnen is: zelfs tegen vervolging en verdrukking in staande blijven in het geloof in het Lam Gods dat de overwinning al heeft behaald. De overwinnaar is voor eeuwig Gods kind.

Vers 8 is de keerzijde van de belofte aan wie overwint. Wie Christus verloochent voor de mensen, die zal Hij verloochenen voor zijn Vader en diens engelen. De naam van God werd soms door tovenaars als één van hun bezweringen gebruikt. Het gebruiken van deze Naam is dus geen garantie voor het eeuwig heil. De tweede dood is de plaats waarheen satan verbannen is (20:10). Alleen in de liefdevolle nabijheid van God is er leven.

Aanwijzingen voor de prediking

Aan het begin van het nieuwe jaar willen veel mensen allerlei dingen anders en beter gaan doen. De ervaring leert dat er van al die goede bedoelingen vaak weinig overblijft. Hier wordt op radicaal andere manier gesproken over vernieuwing: God zelf maakt alles voor eeuwig nieuw. Dit nieuwe mag menselijke keuzes in het heden beïnvloeden. Dat wil niet zeggen dat de nieuwe toekomst die Johannes aanduidt door menselijke inspanning wordt bereikt. De nieuwe toekomst is door God beloofd én gerealiseerd: ‘Het is voltrokken!’ (vs. 6)

Nieuw betekent op aarde niet altijd beter. Mensen zijn vaak gehecht aan het oude en vertrouwde. Dat bleek bij de reacties op de verkondiging dat de Messias was gekomen (Mat. 2 en Luc. 4). Ook tegenwoordig zien veel mensen weinig in het ‘goede nieuws’ (evangelie) dat christenen doorgeven. Zijn christenen wél bereid het oude los te laten? Vrijwel iedereen heeft een ‘boezemzonde’. Toch is ook daarvoor geen plaats op de nieuwe aarde. Maar niet al het oude is rijp voor de sloop: Jesaja 60 laat iets zien van de rijkdom die aan de Here wordt gewijd. Die gaven worden door God niet als oud vuil terzijde gegooid. Hij zuivert ze, zodat zij verheerlijkt een plaats in zijn toekomst kunnen krijgen. ‘Het ornament van de wereld wordt het fundament van de hemelstad’ (Schilder n.a.v. vs. 18w). Dit concreet worden toegepast op de talenten en verworvenheden van de hoorders.

Op de schaal van de wereldgeschiedenis betekent onze tijd weinig. In het licht van Openbaring blijkt dat juist daarin Gods overwinning doorbreekt. Na het Kerstfeest is alles anders geworden, omdat Gods Zoon op aarde is gekomen. Dat is pas echt iets nieuws; geen mens zou dat bedacht hebben. Er is in eerste instantie weinig bijzonders aan Hem te zien. Maar wie met geloofsogen kijkt ziet in dit Kind de overwinnaar. Met Matteüs 2 is verband te leggen tussen de openbaring die de wijzen van God ontvingen en waardoor zij de Koning der Joden vonden, met de notie van de roeping van gelovigen uit de volken. In Lucas 4 is het Jezus zelf die vertelt dat wat toekomstmuziek lijkt – de profetie die Hij voorleest – al werkelijkheid is geworden voor wie in Hem gelooft. Hij werkte dit uit door zijn overwinning aan het kruis, toen Hij, als echo van de woorden uit de tekst, uitriep: ‘Het is volbracht!’

Het is een andere manier van in het leven staan: niet leven bij wat voor ogen is, maar bij Gods beloften die waar zijn, zelfs al zijn geschied. Voorbeelden uit kerkgeschiedenis en heden kunnen dit concreet maken; denk ook aan getuigenissen van mensen uit de eigen omgeving die ondanks alles zichzelf gelukkig prijzen omdat zij geloven in God.

Vers 8 wordt vaak weggelaten. Het lijkt een koude douche na al het mooie uit de voorgaande verzen. Toch het niet worden overgeslagen; dit geeft een kemmoment van het nieuwe weer. De mens blijft bij het nieuw-maken niet buiten schot. Wanneer de in dit vers genoemden wél in het nieuwe Jeruzalem hun thuis zouden krijgen, zou er niets wezenlijks veranderd zijn. De waarschuwing die hierin klinkt moet mensen die uitzien naar Gods toekomst in beweging zetten; zij hebben een opdracht tegenover God en hun medemensen te vervullen.

Het beeld van negatief en foto worden uitgewerkt, waarbij moet worden aangetekend dat het nieuwe onder andere hierin bestaat dat er geen sprake meer is van kunnen of willen zondigen. De huidige tijd is te vergelijken met de tijd van het ontwikkelproces, waarbij zo nu en dan al iets te herkennen valt van het uiteindelijke resultaat. Toch is er geen sprake van een continu proces, zoals het oude jaar vrijwel ongemerkt overging in het nieuwe jaar. De discontinuïteit tussen Openbaring 20 en 21 geeft dit aan. Ook is de mens niet degene die het proces beheerst, maar God. Hij en zijn belofte zijn de constanten in dit alles.

Liturgische aanwijzingen

Traditionele lezingen voor Epifanie zijn Jesaja 60:1-7; Matteüs 2:1-12 of Lucas 4:14-30. Liederen: Psalm 47, 89, 97; Gezang 1, 114, 160, 168, 169 en 281. Met de kinderen worden gezongen uit AWN, de nummers I 30 en IV 30.

Voorbede voor vervolgde christenen is in deze dienst zeker op zijn plaats.

Geraadpleegde literatuur

K. Schilder, De Openbaring van Johannes en het sociale leven, Delft 1925, 226vv;L. van Hartingsveld, Openbaring (Tekst en Toelichting), Kampen 1991; G. Spilt en H.C. Marchand geven in Postille 37 en 45 veel aanvullende informatie; Prof. dr. G. van der Leeuw Stichting, De adem van het jaar, Amsterdam z.j.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken