Menu

Premium

Preekschets Psalm 104:30 – Pinksteren

Psalm 104:30

Pinksteren

Zend uw adem en zij worden geschapen, zo geeft u de aarde een nieuw gelaat.

Schriftlezing: Handelingen 2:1-4; Psalm 104:25-35

Het eigene van de zondag

De Paastijd is vervuld. We strekken ons uit naar de komst van de Heilige Geest. Om ons te laten vullen met nieuw leven, nieuwe adem. Nieuwe bezieling. Het is een feestdag die buiten de kerk amper bekend is. Binnen de kerk weten velen evenmin hoe concreet te leven is met de Geest van God. Binnen de kerk is er tegelijkertijd reden tot volle, diepe dank. De gemeente en ieder daarbinnen mag leven met nieuwe geestkracht. Gods Geest belijdend als bezielende adem.

Uitleg

Er zijn twee lezingen. De gebruikelijke lezing op Pinksteren is uit Handelingen, de vervulling met de Geest. En Psalm 104, vol van lof op wat Gods adem vermag. Hij Schepper, bezielende Geest, leven wekkend tot zijn eer. Binnen de psalm is de ontzagwekkende, lofwaardige grootheid van God bezongen. Dat is opmerkelijk voor de Schrift. Want in Israël is er geen verering van de natuur. De jubel in Psalm 104 is betrokken op de heilsdaden van God. De tijd is geen kringloop van seizoenen, maar is gericht op de vervulling van heilsgeschiedenis. Psalm 104 is nergens beschrijving van de schoonheid van de natuur waardoor schoonheidservaringen gewekt worden. Dat is niet de bedoeling.

De natuur is geen doel in zichzelf. De natuur dient een doel. Heeft nut. Ze doet de verbondenheid van alles met alles zien, en de mens wordt erdoor gericht op de Schepper. Alles wat bezongen wordt dankt zijn bestaan aan de wil van de Schepper. In Gods hand is het bestaan. Van Hem is de adem, de geest. Van het grootste tot het kleinste, alles dankt zijn bestaan aan Hem. De mens is levende ziel op kracht van de adem van God. En anders is hij niet. Een enorm kritische gedachte met verstrekkende, bevrijdende gevolgen.

Psalm 103 en 104 beginnen allebei met ‘Prijs de Heer, mijn ziel’. De dichter spoort zijn ziel aan. De mens die hij is op de adem van God. Het loven ontstaat uit het overdenken van Gods weldaden. De beide psalmen zijn verschillende manieren van het loven van de Levende. Het persoonlijke van Psalm 103 is karakteristiek naast het kosmische in Psalm 104.

Adem vult een mens. Adem vult het huis. Vullen is anders dan vervullen. Iets wat leeg is wordt gevuld. Gods adem vult de mens en tegelijkertijd raakt een mens erdoor vervuld. Zo kan de mens tot zijn bestemming komen. Het doel wordt bereikt. In Handelingen lijkt het wel te gaan over optimale vervulling; alles barst uit zijn voegen. Tot de nok gevuld zijn en uit het dak gaan van vervulling. Pinksteren als kroon op Pasen. Voller, vervulder kan het niet. Want de volledige schepping krijgt deel aan de vervulde gehoorzaamheid van de welbeminde Zoon. Herschepping van heel de natuur, de kosmos, de mens.

In het bijbels taalveld is adem nefesj, verwant aan wind en geest, ruach. De overeenkomst is dat ze bewegen in ons, om ons heen. Voelbaar, maar niet tastbaar. De adem waardoor wij een levende ziel worden, is nefesj. Wellicht omdat we levende ziel worden door de naam van de Levende te horen. Ruach moet vooral vertaald worden met ‘wind’ of ‘geest’. Een van de betekenissen van nefesj is ‘adem’. Dat wat in en over de mens geblazen wordt en hem tot levend wezen maakt. Het is op adem komen, opademen. Voor de rust van de sabbat ontvangt de mens de adem van God. Doordat Gods mond de mens beademt worden wij een levende ziel.

Afgoden zijn niet vergelijkbaar met de Levende; zij hebben geen adem. Ze hebben oren, maar kunnen niet horen, er komt geen adem uit hun mond. Zoals zij, zo worden ook hun makers en ieder die op hen vertrouwt. Zie bijvoorbeeld Jeremia 10:14 en Psalm 135:17.

In het boek Job wordt het woord ‘adem’ veel gebruikt. Zowel voor de adem van God als voor die van de mens. Omdat het in Job gaat om de onderscheiding van de geest van waaruit de mens spreekt. Niet elke geest is levenwekkend. Dan is het noodzaak te weten wie beïnvloedt.

Aanwijzingen voor de prediking

De adem is het voertuig waarmee de mens zich naar zijn innerlijk laat voeren. Dat doet ook God. Via de adem komt Hij bij de mens binnen. Dat betekent dat God niet in ons hart is, wat we zo standaard zeggen, maar in onze adem. Behalve ontzagwekkend beeld van inzicht is het ook beeld van rust. Opademen, op adem komen. En beeld van vasthoudendheid: zolang ik leef zal ik., zolang mijn adem in mij is. Veel mensen die aan yoga doen bewegen zich geconcentreerd op adem. Adem in, adem uit. Zo ontstaat meer beweging en focus op de kern van de mens.

De nauwe samenhang tussen de woorden die gebruikt worden voor adem, geest en Gods Geest, nodigt uit om adem, de eigen adem in verband te brengen met God. Het is intrigerend om dat bij de voorbereiding op Pinksteren zo letterlijk en zo concreet mogelijk op te vatten. En opmerkzaam te zijn voor het effect op lichaam, geest en denken.

Als alles goed is dan is adem zo gewoon. Dan gaat een kind bij de geboorte huilend ademen om daarmee de hele stofwisseling op gang te brengen. Gewoon én verwonderlijk. Hoe schokkend verwonderlijk wanneer het ademen stokt, bij het sterven. Het ontbreken van adem, opeens, raakt diep. De adem teruggekeerd in God. Van bezield en levend naar ontzield. Levenloos. In één enkel zuchtje. Dat broze onzichtbare zuchtje ons ingeblazen: Gods Geest. En in de laatste adem blaast de mens die geest uit. God geeft ziel, adem en die adem keert terug in Hem. Jouw adem, jouw ziel, zijn adem, zijn ziel zijn terug. Die ene alles bepalende adem, die maakt dat je ‘er’ bent. Dat zijn beeld in jou is.

Adem maakt dat je er bent. Dat je verwelkomd wordt in het midden van mensen. Adem maakt dat je ‘er’ niet meer bent. Niet meer hier, te midden van mensen, wanneer jouw ziel, zijn beeld, weer opgenomen is in zijn trouw en liefde. Thuiskomt, terugkeert. Mensen die pas een geliefde uitgedragen hebben of een kindje hebben gekregen zijn bijzonder gevoelig voor deze taal van adem, leven, geboorte, sterven. En soms wordt sterven ervaren als een opnieuw geboren worden. Het kan troostrijk zijn om de eigen adem in verband te brengen met Gods levenwekkende adem. Het maakt het leven verwonderlijk groot en verwonderlijk teer.

Bewust van bezieling met Gods adem kan een mens open worden voor zijn Geestkracht in hem: barmhartigheid, moed, vrede, vreugde, trouw, tact, geduld. Opdat God zijn beeld in ons kan lezen. Pinksteren wordt het feest om zijn mens te worden. Kerst het feest van Góds menswording. Met Pinksteren gaat het over de waarde, de kracht, de betekenis van de Geestesadem. We kunnen optimale menselijkheid terugvinden in de Zoon, de belichaming van de Geest van God. De eigen kracht is te schamel. De eigen kracht is te gauw bevreesd en bibberig.

Ooit was Adam, adem in zijn neus geblazen, levensadem. ‘Levende ziel’ wordt Adam ervan. Hij blies, God. Als een smid de blaasbalg, als een wind in de schoorsteen, als een moeder die zachtjes tegen de haartjes van haar kind blaast. Geweldig en zachtaardig, dat woord.

Adam, de eerste schepping. De evangelist Johannes beschrijft een nieuwe schepping, nieuwe adam. Herschepping. Pasen en Pinksteren vallen op één dag. Aangeblazen door Geestesadem worden mensen opstandingsmensen. Nieuwe schepping, in deze wereld van chaos. Jezus ontleende zijn kracht aan God, zijn adem is Gods adem en bezielt mensen met kracht. Kracht van de Heilige is speciale kracht, die het verschil maakt en je laat zien waar het op aankomt. Daarom is die Geest Heilige Geest. Want ‘Heilig’ betekent: apart gezet. Je kunt gaan zien wat op deze wereld hoort bij de Geest van God en wat niet. Met heel ons menselijk falen en feilen worden we geschikt bevonden om in de lijn van Jezus Gods liefde rond te bazuinen. Je bent als een aangeblazen trompet geworden.

Er zit muziek in jou, met Gods adem over jou heen geblazen. Je wordt ingeschakeld. Zoals je bent word je ingeschakeld. Op jouw manier geef je taal, handen en voeten aan Gods heil. Op jouw manier belichaam jij Gods Geest. Ingeschakeld bij het werk op deze wereld. Je krijgt er vuile handen van, doorboorde voeten, je raakt gehavend en gekwetst, maar je bent bekleed, aangestoken in vuur en vlam door Gods tederheid, zijn vreugde, zijn mededogen.

Wanneer wij de volle vreugde kunnen toelaten, opademend door de belofte van de komst van de Geest die werkelijkheid wordt in Christus, dan vult zich als vanzelf onze adem met een loflied vol jubel. Concreter kan de ervaring van Gods werkzame tegenwoordigheid niet belichaamd zijn: een met zang, adem vervuld mens.

Liturgische aanwijzingen

Psalm 92, 103, 104, 144, 146, 150; Gezang 21, 86, 247, 252, 323, 426, 437; Tussentijds: Lied 174; 175; Gezangen voor Liturgie: Lied 381; 584; 586; 640; Evangelische Liedbundel: Lied 205, 209; Geroepen om te Zingen: Lied 53; Liederen & gebeden uit Iona & Glasgow: Lied 6.

Geraadpleegde literatuur

K. Waaijman, Mystiek in de psalmen, Kampen/Gent, 2006; M.H. van der Zeyde, Spiritualiteit, vreugde van de psalmen, Nijmegen /Brugge, 1984.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken