Menu

Premium

Preekschets Psalm 130:5,6

Psalm 130:5, 6

Drieëntwintigste na Pinksteren

Ik zie uit naar de Heer,
mijn ziel ziet uit naar hem
en verlangt naar zijn woord,
mijn ziel verlangt naar de Heer,
meer dan wachters naar de morgen,
meer dan wachters uitzien naar de morgen.

Schriftlezing: Psalm 130

Het eigene van de zondag

De laatste drie zondagen van het jaar staan van oudsher in het teken van de voleinding.

Uitleg

Psalm 130 wordt geteld bij de boetepsalmen (6, 32, 38, 51, 102, 130, 143). Het was Luther’s lievelingspsalm, omdat hij naar zijn inzicht paulinisch was: de tonen van zonde en genade klinken ongemeen helder. Maar daarmee doet zich gelijk het eerste probleem voor. Wat wordt er bedoeld met: ‘Uit de diepte (de profundis) roep ik tot u, Heer’? Is dit de diepte van het schuldbesef, van de kloof tussen God en mens, van het oordeel? Zo las Luther het, omdat hij vers 1 vanuit vers 3 teruglas: ‘Als u de zonden blijft gedenken, Heer, Heer, wie houdt dan stand?’

Het is een lezing met oude kerkelijke papieren, maar het probleem wordt zichtbaar als we er een andere lezing naast plaatsen. Uit de diepte is de vertaling van maamaq (zie Ps. 69:2, 14; Jes. 51:10; Ez. 27:34). Het wijst op een diepe put of diepe wateren en is een metafoor voor ondergaan in de nood van ziekte, dood, vijandschap of onrecht. Is die veroorzaakt door de zonde? Zo leest Luther. Of: de dichter roept om uitkomst uit de nood, waarbij hij hoopt dat God niet, wegenszijn zonde, af zal zien van verlossing. Zonde is dan geen oorzaak van de ellende, maar blokkade voor verhoring. Zo leest Barnard in Lofzang is geen luxe (93-95). Volgens hem hoort de Psalm meer tot ‘de orde van het kyrieleis dan tot die van het confiteor’. En wat chargerend voegt hij toe: Hier vindt bepaald niet het wentelen in ‘schuldgevoelens, die bijna masochistische zelfvernedering’ plaats, ‘waar het christendom zich nogal eens aan overgeeft’. De Schrift is doortrokken van ‘een oneindige eerbied voor de Allerhoogste, zonder zichzelf tot het allerlaagste te rekenen’. En met dat laatste heeft hij een punt. Dit neemt niet weg dat vers 8 (Hij zal Israël bevrijden uit al zijn zonden) laat zien dat Luther’s papieren er ook mogen zijn. De doordenking kan de keuze van de tweede lezing beïnvloeden: wordt het Lucas 18:9-14 (de gelijkenis van de farizeëer en de tollenaar) of Romeinen 8:1830 (het zuchten van de schepping)? Zelf ga ik voor het laatste. De verwachting betreft de verlossing, de bevrijding van Israël.

De diepte brengt tot de hartstochtelijke vraag of Jhwh wil horen. In vers 2 geeft hij drie synoniemen: Hoor, wees aandachtig, luister. Verhoring spreekt niet vanzelf wegens de zonde (vs. 3). Tegelijk is Jhwh het enige adres waar hij terecht kan. Brengt hij geen redding, waar moet hij dan naartoe? Vers 3 (de zonde gedenken, in gedachte houden, in rekening brengen, sjamar), leidt tot verlies van onze standplaats voor de Heer. Amad is: rechtop staan, op je plaats blijven, je grond vasthouden. Wat ons redt, is de vergeving. Volgens Gesenius komt vergeving (selecha) van een stam die aanduidt dat iets licht wordt, opgeheven wordt. ‘Maar nee, daar is vergeving, altijd bij U geweest’, berijmt 1773 en markeert daarmee de tegenstelling: de dichter houdt niet stand, de Heer houdt de vergeving staande. De reactie van de dichter op de vergeving is de vreze des Heren. Deze vreze ontvouwt zich in de verzen 5, 6 in de verwachting.

De werkwoorden voor verwachting zijn qava en yachal en zij zijn gericht op: a. Jhwh, b. hem, c. zijn woord, d. de Heer (Adonai). Bij Adonai wordt het werkwoord weggelaten en stilzwijgend yachal verondersteld. Waar God zijn Naam openbaart, wordt de verwachting geboren. Zijn Naam betekent vergeving. De Naam schept verwachting. Ook waar de verwachting uitwaaiert over heel de schepping, begint zij in de Naam. Deze concentratie op de Naam is allesbepalend. De beide werkwoorden worden door de nbv vertaald met ‘uitzien naar’ en ‘verlangen’. Eenmaal is het de ‘ik’-figuur (vs. 5) die uitziet, daarna tot driemaal toe de ziel (vs. 5, 6). De vertaling met ‘uitzien’ en ‘verlangen’ geeft een emotionele ondertoon. Andere vertalingen kiezen in het geval van qava voor ‘wachten’ (to wait) of ‘verwachten’ (to expect) en voor yachal voor ‘hopen’. Zij geven een wat zakelijker vertaling, terwijl de herhaling de emotie toch al onderstreept. Zo Calvijn: ‘De herhaling van een woord is altijd van gewicht, terwijl het woord ziel er nog meer kracht aan geeft, alsof hij zegt dat hij op God hoopt vanuit het diepst van zijn ziel.’ Om de intense hoop en verwachting van de ziel te tekenen, maakt de dichter een vergelijking. Zoals de soldaten die in de nacht de stadsmuur bewaken, uitzien naar de morgen en het einde van hun wacht, zo, maar dan nog meer, wacht de ziel op God. Het beeld van de wachter zet ons op de grens van nacht en dag, duister en licht. Wie hoopt, is op weg van het duister naar het licht. Maar de wachter rekent ook met een lange wachttijd. De wachter heeft volharding en geduld nodig. Verwachting geeft duur aan het geloof. Calvijn: ‘Daarna toont David aan dat het geloof van geen enkele betekenis is, als het geen geduld en lijdzaamheid voortbrengt.’ Geloof en hoop zijn als broer en zus, onafscheidelijk. Het is een variatie op Miskotte’s openbaring van de Naam die de weg van de verwachting schept.

In de laatste twee verzen van de Psalm wordt wat de enkeling verwacht, verbreed naar Israël. Er wordt opgeroepen tot hoop op Jhwh, bij de Heere is chesed, genade (zie vs. 4: bij U is vergeving). En dan valt het woord bevrijding. Tot twee keer toe. Padah is losmaken, loskopen voor een prijs, bevrijden uit de slavernij, vrijmaken van boeien. Blijkbaar is het ‘de profundis’ van de dichter niet vreemd aan Israël. Waar de hoop van de dichter is vervuld, zal dat voor het volk ook opgaan. Tegelijk kan de verlossing van Israël niet onopgemerkt blijven voor de volken en is zij een prelude op het Koninkrijk.

Aanwijzingen voor de prediking

Hoe kan Miskotte homiletisch vruchtbaar zijn voor Psalm 130?

  • Waar de Naam wordt gekend, wordt verwachting geleerd. Schepping en geschiedenis hebben een doel. ‘En deze geschiedenis heeft een Midden, want zij heeft een begin en een einde. Het Midden is de komst van Jezus Christus’ (zie Bijbels ABC, 165-167). Zijn komst is een vervulling van wat we lezen in Psalm 130: Mijn ziel verwacht de Heere. De Naam van Jezus Christus in de geschiedenis geeft ons ‘een echt verleden en een echte toekomst’. Verwachting is meer dan een gevoelsstemming van de ziel. Zij richt zich op de werkelijkheid van de geschiedenis, van Israël in de eerste plaats, van daaruit voor de wereld. Van hieruit waait ‘een geur van belofte over de aarde’. Dat alles staat of valt bij Miskotte wel met de Messiaanse gerichtheid van de verwachting.

  • Volgens Miskotte is het scheppingsverhaal reeds geordend met het oog op de sabbat en daarom is het eerste woord van de schepping verwachting. En het laatste woord van de Schrift is: Kom Here Jezus, kom haastiglijk (Op. 22:20). Vandaar dat een mensenziel ook na de zondeval is behept met ‘kleine of grote restanten’ van de hoop. Geen mens leeft zonder verwachting. Miskotte beschrijft hoe het heidendom deze restanten poogt te vernietigen. Dat doet zij vooral door ‘oerwoorden’ te scheppen die de Schrift niet kent. ‘Eeuwigheid, waar de Schrift spreekt van de eindtijd en het leven der toekomende eeuw. Heelal, een gesloten zelfgenoegzaam Al, waar de Schrift spreekt van hemel en aarde, die beide door God geschapen zijn. Religie als een statische gesteldheid, een zekerheid aangaande een in zichzelf rustend rijk van vrede, waar de Schrift spreekt van de vreze des Heren enz. De bijbelse verwachting ontmaskert deze heidense oerwoorden als “droombeelden”, als “speculatie”, als voorbarigheid, als eigenmachtigheid en eigenzinnigheid.’ Verwachting voorkomt dat wij met ‘gesloten’ woorden, begrippen en levens worden belast. Zij houdt het leven open naar het eschaton.

  • Omdat geloof en verwachting onafscheidelijk zijn, is geloof nooit een ‘gesloten’ begrip. Daarin toont Miskotte zich volgeling van Calvijn en Kohlbrugge.De gelovige is hij die in hope zalig wordt. We bezitten als niet bezittende. Daarom heeft het midden van de tijd, de komst van de Messias, de hoop niet opgeheven. Integendeel. Jezus spant de verwachting van zijn kerk door haar te richten op de komst van het Koninkrijk. Geloof zonder verwachting is geen geloof. Wie in Jezus gelooft, maar Hem niet uit de hemel verwacht, kent Hem niet.

Liturgische aanwijzingen

Psalm 130, verder 42 en 79; Gezang19 (Aus tiefer Notvan Martin Luther), 289. De liefhebber moet echt Bachs cantate Aus tiefer Not schrei ich, Herr, zu dir,bwv 131 beluisteren en er dan vooral op letten hoe lang Bach de tenor in de aria de woorden harren en wartenlaat aanhouden. Dat geeft al veel stof tot overdenken.

Geraadpleegde literatuur

K.H. Miskotte, Bijbels ABC, Nijkerk 1941; dez., Kennis en bevinding, Haarlem 1969; dez., Hoofdsom der Historie, Nijkerk 1945.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken