Menu

Premium

Preekschets Psalm 14:1

Psalm 14:1

Dwazen denken: Er is geen God.

Schriftlezing: Psalm 14

Het eigene van de zondag

In de zomertijd (ruim genomen) valt vaak een ogenblik van bezinning en evaluatie. Men neemt even afstand van het werk, al dan niet betaald, en de drukte. Waar zijn we mee bezig? Waar beginnen we straks weer aan? Maar ook: hoe gaat het met mij? Hoe functioneer ik? Het is bij uitstek een geschikte tijd om stil te staan bij de psalmen. Wie een poos over een psalm (bij voorkeur compleet) mediteert, komt eerst in een vreemd landschap. Maar wie de tijd neemt om daar goed rond te kijken, ziet steeds meer verbanden met de eigen wereld. Leerzaam en heilzaam.

Uitleg

Deze psalm lijkt op het eerste gezicht nogal ongenuanceerd. Er zijn dwazen en mensen die in God geloven, armen en slechten, Israël en de volken. De hele psalm wordt inderdaad door tegenstellingen beheerst. Toch blijkt bij nauwkeurige lezing dat er meer aan de hand is dan een ongenuanceerde tegenstelling tussen ‘wij’ en ‘zij’, waarbij ‘wij’ altijd aan de goede kant zouden zitten.

De tegenstelling die de eerste twee verzen beheerst, is bijvoorbeeld niet die tussen ‘dwaas’ en ‘wijs’, maar tussen de dwaas en God. De dwaas kijkt alleen ‘in zijn hart’ (helaas wegvertaald in de nbv), God kijkt vanuit de hemel naar de aarde; er is een lichte reminiscentie aan het verhaal van de torenbouw van Babel. Luisterden de torenbouwers in eerste instantie nog naar elkaar, de dwaas gaat alleen bij zichzelf te rade en komt tot de conclusie dat er geen god is, of beter: dat God er niet is. (Vergelijk vers 1b, waar ook niet staat dat degene die goed doet niet bestaat, maar dat iemand die goed doet er niet is.) God weet niet, God zoekt: is er misschien toch iemand die Hem zoekt? Vers 1b is op zichzelf gelezen erg pessimistisch, maar wordt in verband met 1a een stuk genuanceerder: als er één dwaas is die alleen bij zijn eigen gedachten te rade gaat, kan er een situatie ontstaan dat niemand meer goed doet.

In vers 3 en 4 verschuift het perspectief naar de tegenstelling tussen deze dwazen en hun slachtoffers. De één houdt geen rekening met God en is zich van geen kwaad bewust, terwijl dat kwaad door de ander aan den lijve wordt ervaren. Vers 4b kan het best zo letterlijk mogelijk worden vertaald: ‘Onder het eten van mijn volk eten ze hun brood, zonder te bidden’. Zo zijn we weer terug bij de definitie van dwaasheid in vers 1a (God negeren) en wordt duidelijk dat het ‘eten van mijn volk’ voor degenen die dat doen slechts bijzaak is.

Een nieuwe tegenstelling openbaart zich in vers 5: hoogmoed en schrik. Het is niet helemaal duidelijk of hier het moment wordt beschreven dat de dwaas zich realiseert hoe het echt zit (en zo ja, of dit moment in verleden of heden wordt geplaatst, of wordt verwacht in de toekomst), of dat de dichter wil zeggen dat de dwaas eigenlijk (in het diepst van zijn hart) wel beter weet. Misschien ontkent hij Gods bestaan wel uit angst. In beide gevallen wordt het beven van de dwaas niet gepresenteerd als hoop of wens, maar door het gebruik van het perfectum als vaststaand feit. In vers 6b is de traditionele vertaling ‘de Heer is zijn toevlucht’, maar het is ook mogelijk ‘zijn toevlucht’ als onderwerp te nemen. Niet iedereen ziet God als toevlucht, maar wie vlucht, komt uit bij Hem. (Deze mogelijkheid is terecht opengelaten in de nbv.)

Ten slotte is er de tegenstelling tussen vers 7 en de hele voorafgaande psalm: na steeds consequent volgehouden perfecta staan de persoonsvormen nu in het imperfectum. Van het zekere komen we in het onzekere, van de wereld van de feiten in die van de verwachting. Met de feitelijkheid van het kwaad blijkt alles nog niet gezegd; deze wordt juist doorbroken door de schreeuw om verlossing en de verwachting van de vreugde – en die heeft dan ook het laatste woord.

De tegenstelling tussen Israël en de volkeren heeft in deze psalm dus niets te maken met een gevoel van superioriteit. Het gaat ook niet zozeer om Israël en de volkeren als wel om Israël en de wereld. De gang van zaken in de wereld wordt bepaald door dwazen; de slachtoffers heten ‘mijn volk’ (vs. 4). Wie voor het geweld vlucht, zal God als schuilplaats ontdekken (vs. 6): de vreugde om verlossing van onrecht is de vreugde van Israël.

Aanwijzingen voor de prediking

Men kan deze psalm presenteren als een verslag van een evaluatiegesprek tussen God en mensen. Zo’n verslag vraagt een zorgvuldige en aandachtige lezing, net als deze psalm, waarin alles ook niet is wat het lijkt.

Het verslag is geschreven vanuit het gezichtspunt (letterlijk) van God. God komt tot de conclusie dat niemand het goede doet. Dat betekent niet dat er geen mensen zijn die goede dingen doen. Het betekent wel dat iemand die zijn leven zo leeft als God van hem of haar verlangt, niet te vinden is. Het gaat er daarbij niet om de focus te richten op de dwaas, ook al zijn er tal van voorbeelden in de wereldgeschiedenis aan te wijzen waar de waanideeën van één persoon ontelbare mensen in de ellende hebben gestort. Ook gaat het niet om de zonde of het tekortschieten op zich. Het gaat om de slachtoffers die door het feit dat de wereld blijkbaar zo in elkaar zit, worden gemaakt.

Nog belangrijker is, wat men met deze evaluatie doet. Hier is het belangrijk in te brengen dat het de Bijbel niet gaat om hoe de dingen zijn, maar hoe ze worden. Bijbelse wijsheid is niet zozeer weten hoe de wereld in elkaar zit, als wel het maken van de juiste keuzes. Denk aan het houden van de sabbat, of aan het alweer wat gedateerde begrip solidariteit. Dat is ook de roeping van Israël. Berust men in de dingen zoals ze zijn, of verwacht men verandering? Daarbij gaat het niet om een lijdzame verwachting, eventueel van een hemel na de dood, maar om een actieve verwachting, zelfs als de enige actie bestaat uit een vlucht zonder dat men ook maar één aanwijzing heeft dat het ergens anders beter is. Het gaat niet om het doel, maar om het feit van de vlucht. Wie vlucht, zal Gods redding vinden. Uiteraard zijn er ook positievere voorbeelden te bedenken, zoals de Joodse gewoonte op het Paasfeest een stoel voor Elia vrij te houden en de wens uit te spreken: ‘Volgend jaar in Jeruzalem!’ In het Nederlands wordt de uitdrukking ‘een druppel op een gloeiende plaat’ vaak gebruikt als argument om iets niet te doen. Volgens de logica van de psalm zou deze ons juist moeten aanmoedigen iets wel te doen.

In de kerk geloven we dat de redding uit Sion (vs. 7) Jezus Christus is. In die zin delen we niet alleen de evaluatie, maar ook de verwachting van Israël. De wisseling van perfectum naar imperfectum kan men schilderen als een proces van dooi: vaste stoffen veranderen in vloeistoffen, onveranderlijkheid verandert in beweging. Dooi is niet meer dan het toevoegen van warmte, en wat is warmte anders dan liefde? Als Gods liefde wordt ‘toegevoegd’ aan de wereld zoals wij die kennen, komt er verandering. De psalm is uiteindelijk geen negatieve evaluatie met het advies tot discontinueren van de relatie, maar een bemoediging. Gods onzichtbare liefde biedt meer zekerheid dan de vaste orde der dingen. Die liefde is werkzaam in onze wereld en wie daarop vertrouwt, zal lachen en juichen.

Liturgische aanwijzingen

Vers 2 en 3 van Psalm 14 worden geciteerd in Romeinen 3:10- de context van Paulus’ betoog dat Jood en Griek beiden schuldig staan in het licht van de wet, maar het is lastig die passage goed met de tekst te verbinden, omdat in de psalm de gedachte van schuld volkomen afwezig is. Meer raakvlakken biedt de gelijkenis van de huizenbouw op de rots respectievelijk zand (Mat. 7:24-27 en parallellen), waarin ook weer de dwaas wordt genoemd. Deze gelijkenis is goed te verbinden met het thema van schijnbare en echte vastheid. Gezang 326:3 verwijst naar deze gelijkenis en noemt ook weer de dwaas. Ook doorgaans als ‘moeilijk’ ervaren strofen van andere psalmen kunnen in het licht van Psalm 14 tot klinken komen, bijvoorbeeld Psalm 139:12 en 13. Bij de positieve beweging van het zoeken naar God past uitstekend T 1.

Geraadpleegde literatuur

Erg verhelderend met betrekking tot de structuur van de psalm is Fokkelman, Major Poems of the Hebrew Bible 2, Assen, 2000. Over de figuur van de dwaas is Noordmans’ gelijknamige meditatie, Verzamelde Werken 8, 166-168, Kampen, 1980 verplichte kost.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken