Menu

Premium

Preekschets Psalm 147:7b – Trouwdienst

Psalm 147:7b

Zing voor onze God een lied bij de lier.

Schriftlezing: Psalm 147

Het eigene van een trouwdienst

Wanneer mensen voor het aangezicht van de Eeuwige samenkomen, zetten zij een andere stap dan dat zij naar het stadhuis of naar de notaris gaan. In een trouwviering vragen zij om een zegen over hun samenzijn en spreken zij oprechtuit dat en hoe zij trouw willen zijn aan elkaar. Hier is geen sprake van een juridisch contract. Hier spreken mensen te midden van een kring van getuigen tegenover elkaar en tegenover God over hun betrokkenheid op elkaar. Ook de kwetsbaarheid van een belofte van trouw mag klinken. Psalm 147 hoort niet thuis in het rijtje klassieke huwelijksteksten. Het thema van wederkerigheid waar deze psalm van doordesemd is, maakt dit lied echter zeer geschikt om als loflied te laten klinken tijdens een huwelijksviering.

Uitleg

Het bijbels liedboek eindigt met een aantal psalmen waarin de oproep om te loven veelvuldig klinkt. De Psalmen 146-150 beginnen en eindigen allemaal met ‘Halleluja!’ Binnen deze inclusio wordt steeds een eigen accent gelegd. In Psalm 147 bezingt de psalmist de relatie tussen God en zijn volk. Expliciet worden de ballingen van Israël genoemd. De relatie tussen God en zijn volk wordt gekleurd door de kwetsbaarheid die het volk in ballingschap ervaren heeft. De stijl van Psalm 147 doet denken aan Deutero-Jesaja. De psalm zal in of kort na de ballingschap geschreven zijn.

Over God wordt in Psalm 147 steeds in de derde persoon gesproken. De psalmist zingt over God, niet tot God. Wel roept de dichter steeds op om voor God te zingen. Met drie parallellismen leidt de dichter steeds een nieuw gedeelte van de psalm in.

‘Hoe goed is het te zingen voor onze God, hoe heerlijk hem onze lof te brengen’, klinkt het in vers 1. In dit vers is sprake van ‘onze God’. De dichter maakt deel uit van de zingende menigte. In de verzen die hierop volgen wordt bezongen hoe lovenswaardig God is. Hij heeft Jeruzalem gebouwd. Hij geneest wie gebroken zijn. Hij richt vernederden op. ‘Groot is onze Heer en oppermachtig, zijn inzicht is niet te meten’, klinkt het beschouwend. De relatie tussen degenen die de psalm zingen en God komt niet expliciet ter sprake. Wie zich echter voorstelt dat degenen die voor ‘onze God’ zingen, behoren tot de ballingen, de vernederden, het verwoeste Jeruzalem, proeft de diepe dankbaarheid die achter deze woorden schuilgaat.

Vers 7 leidt het tweede gedeelte van deze psalm in. ‘Hef voor de heer een loflied aan, zing voor onze God een lied bij de lier’. De psalmdichter kiest nu voor een imperatief als hij het heeft over het zingen voor ‘onze God’. Hij gebruikt beelden die Jeruzalem ver te boven gaan. ‘Onze God’ is een God die voor de hele schepping zorgdraagt. Hij bedekt de hemel met wolken, de aarde met regen, de bergen met gras. Hij voedt de jonge raven, die als geen ander een gretige behoefte verbeelden. Om vervolgens opeens voor een heel andere typering te kiezen: ‘Niet de kracht van paarden verheugt hem, niet de sterkte van soldaten geeft hem vreugde, vreugde vindt de heer in wie hem eren en in wie hopen op zijn liefde en trouw.’

Plotseling is de wederkerigheid binnengetreden in de psalm. De God over wie de psalmdichter zingt, is een God die vreugde schept in mensen die Hem eren en hopen op zijn liefde en trouw. Het bouwen van Jeruzalem hangt niet af van de kracht van paarden, maar van het uitzien naar liefde en trouw.

In vers 12 begint het derde en laatste deel van deze psalm. ‘Prijs, Jeruzalem, prijs de heer, loof, Sion, loof je God.’ De psalmdichter schreeuwt het nu bijna uit. Niet meer als deel van de zingende menigte, maar positie kiezend naast zijn volk. ‘Loof toch je God!’, roept hij hen toe. En dan buitelen de redenen hiervoor over elkaar heen. God versterkt de grendels van je poorten. God geeft je vrede en veilige grenzen. God zendt zijn bevelen. Hagel werpt hij in brokstukken neer. God maakt zijn woorden aan Jakob bekend.

In deze beeldenrijkdom komen nieuwe dimensies naar voren. God versterkt niet alleen de poorten van Jeruzalem, maar maakt ook zijn woorden aan Jakob bekend. God toont zich in de schepping als geheel, maar niet alleen maar met natuurverschijnselen die als aangenaam ervaren worden. De woorden, de wetten en voorschriften, worden wellicht door Israël ook niet op ieder moment als aangenaam ervaren. Echter, zo rondt de psalmist zijn lied af: ‘Met geen ander volk heeft hij zich zo verbonden, met zijn wetten zijn zij niet vertrouwd.’ Dat wat God geeft aan Israël toont hoe verbonden God zich weet met dit volk. Het is een verbondenheid die op een antwoord hoopt (‘vreugde vindt de heer in wie hem eren’) en die het meer dan waard is om beantwoord te worden (da capo al fine). Halleluja!

Aanwijzingen voor de prediking

Een viering van trouw vraagt vooral om woorden van liefde en trouw. Oog hebben voor elkaar, vreugde om het gevonden goed, een hoopvolle weg naar de toekomst zullen uitgebreid aandacht krijgen. Vaak spreekt een liefdespaar uit dat beide partners zich in hun liefde door anderen en door God gedragen weten en dat zij er niet alleen voor elkaar, maar ook voor anderen op hun levenspad hopen te zijn.

Psalm 147 lijkt niet zo direct over liefde en trouw te gaan. Alleen in vers 11 komen liefde en trouw ter sprake: daar gaat het om de liefde en trouw van God, waarvan God hoopt dat mensen erop hopen. Toch spreekt Psalm 147 op een bijzondere manier over liefde en trouw. De psalmdichter roept zijn volk op om God te loven. Dat wil zeggen dat de psalmdichter zijn volk actief in relatie tot God plaatst. De reden die de psalmdichter daarvoor aanvoert, is de positieve betrokkenheid van God bij zijn volk die de psalmist aanschouwt. De psalmist ziet wat God voor Israël doet en ziet tegelijkertijd dat God daarbij op een antwoord hoopt. De psalmist ziet bovendien dat wetten en voorschriften onderdeel zijn van alles wat God aan zijn volk geeft. Beantwoording van de liefde en trouw van God zal voor het volk dus ook gelegen zijn in het onderhouden van de geboden.

Sytze de Vries schreef jaren geleden een inleiding op een huwelijksliturgie die ik, in licht bewerkte vorm, al vaak gebruikt heb. Enkele zinsneden uit deze inleiding verwoorden wat ik in Psalm 147 aantref. ‘Door voor elkaar te kiezen weten wij ons ook voor elkaar bestemd.’ ‘Door voor elkaar te blijven kiezen leren wij betrouwbaar te zijn.’ ‘Gaandeweg ontdekken wij wat het zeggen wil: voor elkaar bestemd te zijn, op liefde gebouwd.’ Het leven van verbondenheid doet verbondenheid groeien en laat zien wat er op grond van verbondenheid aan schoons mogelijk is.

‘Zing voor onze God een lied bij de lier’: liefdespartners kunnen dit als voortdurende aansporing met zich mee dragen. ‘Laat ik diegene bezingen die het meest met mij verbonden is, die er voortdurend op gericht is dat het goed met mij komt. Laat ik diegene bezingen. Zij richt mij op als ik terneerlig. Zij geeft mij kracht als ik verzwak. Zij confronteert mij. Zij stelt vragen die niemand anders mij ooit zou stellen. Aan niemand zou zij zulke vragen stellen als aan mij.’

Na lezen en herlezen blijkt Psalm 147 een psalm die doordrenkt is van wederkerigheid. Het is goed te zingen van H(h)aar die mij en de wereld om ons heen goed doet. Zij hoopt op mijn liefde. Zij hoopt ook dat ik op haar liefde blijf hopen. Haar woorden corrigeren en bemoedigen mij. Laat ik haar bemoedigen. Laat ik haar liefhebben en antwoorden.

Liturgische aanwijzingen

Als lezing uit het Nieuwe Testament kan eventueel gedacht worden aan Johannes 15:1-15. Naast Gezang 369 (Lvdk) heeft Tussentijds een fraai huwelijkslied: ‘Liefde, eenmaal uitgesproken’ (met name vs. 3 onderstreept de wederkerigheid). Een klassieker die ook het thema van de wederkerigheid volop vertolkt is ‘Uit vuur en ijzer’ (Huub Oosterhuis, Verzameld Liedboek, Kampen, 2004).

Geraadpleegde literatuur

Karel Deurloo en Karel Eykman, Wat heb je, zee, dat je vlucht? Psalmen gelezen, gehoord en verteld, Baarn, 1986; Tenachon. De Geschriften, deel 4, Hilversum, 1987; Gerhard von Rad, Theologie des Alten Testaments, München, 1960; Sytze de Vries, Op liefde gebouwd. Woorden die trouw toezeggen en om vertrouwen vragen, Delft, 1987.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken