Menu

Premium

Preekschets Psalm 20:10

HEER, schenk de koning de overwinning.

Psalmen 20: 10a

Schriftlezing en preektekst: Psalmen 20.

Het eigene van de zondag

Tussen Kerst en Pasen ligt het voor de hand om te preken over Jezus’ weg op aarde. Daarover spreken natuurlijk de evangeliën; de twee volgende preekschetsen hebben hierop betrekking. Maar er is ook oudtestamentisch materiaal dat in deze tijd past: natuurlijk de liederen over de dienaar van de HEER, maar ook Psalmen geven verrassend licht op de Redder.

Uitleg

Wat betekent het opschrift ‘Van David’? Lange tijd is er de nadruk op gelegd dat David niet zelf de auteur hoeft te zijn en dat dat soms niet mogelijk is. Tegenwoordig wordt weer meer positiefs met dit opschrift gedaan (de slingerbeweging gaat samen met die van de houding van exegeten tegenover de Schrift in het algemeen). Zo’n psalm heeft met David te maken; recent las ik ergens de typering ‘David-achtig’. In ieder geval passen vele van deze psalmen duidelijk in Davids levensgang, zij het dat ze door hun algemene karakter veelal niet aan een bepaalde situatie kunnen worden toegeschreven. Dat algemene karakter is tegelijkertijd van belang voor onze toepassing van dit deel van de Bijbel, ons gebruik ervan. Ze zijn ons kennelijk niet gegeven om van een afstand te horen hoe vromen ergens in de tijd van het Oude Testament hun geloof beleefden. Jezus heeft deze psalmen soms zelf op de lippen genomen, toegepast op zichzelf (Psalmen 22: 2, 31: 6a). Hij heeft dat gedaan als de grote zoon van David, de koning van het volk van God.

De psalmen zijn ons gegeven om ons eigen te maken en zelf te zingen, toegepast op ons eigen leven. Zo zijn ze de eeuwen door, en worden ze nog, gebruikt. De koning van Gods volk is in zijn dichten en zingen van deze psalmen dat volk voorgegaan. Hij spreekt daarin over zichzelf, maar op een manier dat wij ze op onszelf in onze eigen situatie kunnen toepassen. Het genoemde algemene karakter heeft hij ze opzettelijk met het oog daarop meegegeven. Hij heeft de psalmen aan zijn volk gegeven om ze te leren en met hem te zingen. Zo zijn en blijven ze meer dan de individuele expressie van een individuele emotie. Wij kunnen ze zingen in gemeenschap met de koning van Gods volk, onze koning.

De Psalm is niet zozeer een gebed, eerder een zegenwens aan het adres van de koning. De volgende personen zijn te onderscheiden: de koning, op het punt om uit te rukken; God, van wie het voorspoedig verloop wordt verwacht; ‘wij’, de mensen om de koning heen, de sprekers in de psalm.

De structuur is niet al te strak: na een zeker vooruitzicht op de overwinning (vs 6ab) wordt in vs 6c de zegenwens voortgezet. Vs 7 drukt dan weer de zekerheid uit. In vs 8 en 9 krijgt dit vooruitzicht een uitdagend karakter door de vergelijking met ‘anderen’, die op aarde militaire macht vertrouwen en daarmee bedrogen uitkomen. Hier spreekt een superioriteitsgevoel: niet van eigen superioriteit, maar van de persoon die de basis van het vertrouwen is.

Wel eindigt de psalm met een gebed. Opvallend: de doorlopende opgewekte toon wordt afgesloten met een nederige smeekbede, om de overwinning waarvan de zangers zo zeker waren. Dat onderstreept dat het vertrouwen geen zelf-vertrouwen wordt en geen bravoure. Vergelijk voor deze merkwaardige opbouw het ‘Te Deum’.

In vergelijking met de geschiedschrijving in de boeken Samuël en in de evangeliën geeft deze psalm, als gedicht, van de weg van de koning (1) een samenvatting, (2) vanuit een subjectief standpunt en (3) met een emotionele, persoonlijke betrokkenheid. Het is, kortom, lyriek. Samengevat wordt hier de oorlogvoering van de koning, die in verschillende fasen en slagen gevoerd wordt. Toegepast op Jezus Christus, is het een samenvatting van zijn weg op aarde, uitlopend op Pasen. Het subjectieve standpunt is dat van leden van het volk, die met de koning meeleven in zijn voorbereiding op de strijd, onder andere in het heiligdom, in het gebed. De emotie is blijde spanning: spanning omdat de strijd nu gevoerd gaat worden, blij vanwege het vooruitzicht op de overwinning.

Anders dan de meeste David-psalmen, die in de ik-vorm staan, is deze vanuit het omstander-perspectief. Met deze verbonden is de direct volgende Psalmen 21, die zingt vanuit het standpunt van ná de behaalde overwinning – een slag die als beslissend wordt bezongen, terwijl de oorlog nog niet ten einde is. Die psalm past als preektekst in de tijd na Pasen. Voor het ‘toeschouwer-perspectief’ op de koning kunnen de Psalmen 45 en Psalmen 72 vergeleken worden.

Aanwijzingen voor de prediking

De ‘expository preaching’-methode, gebruikelijk en onderwezen in de Angelsaksische, presbyteriaanse wereld, lijkt hier, zoals zo vaak, voor de hand te liggen en kan, bekwaam gehanteerd, tot een gelukkig resultaat leiden. Daarbij wordt de tekst cursorisch doorgenomen en per onderdeel toegepast. Om retorische redenen geef ik voor de preek als toespraak de voorkeur aan een meer synthetische aanpak. Ik probeer de inhoud van de preek te vangen in drie samenhangende punten die naast elkaar in één kader passen. Het getal drie lijkt willekeurig gekozen maar heeft een belangrijke retorische waarde.

Als thema kunnen we formuleren: Onze Koning leert ons voor Hem te bidden. De drie punten zijn: bidden 1 om hulp in zijn nood, 2 om verhoring van zijn gebed, 3 om vervulling van zijn plannen.

In de inleiding gaan we uit van de spanning die eigen is aan de situatie in de psalm: zou de strijd, het plan, van de koning wel lukken? We zetten dat midden in de situatie van de gemeente door dat direct toe te passen op Christus en zijn project, waaraan Hij op aarde kwam werken – de eerste, beslissende slag is al gewonnen – en waarmee Hij nu nog bezig is: zijn werk aan zijn kerk en zijn koninkrijk. Er moet nog heel wat gebeuren. Hier kunnen we aansluiten bij de spanningen en onzekerheden van de hoorders met het oog op de toekomst van zichzelf en de wereld.

  • Wij wensen elkaar succes. Zo roept deze psalm de koning toe: we wensen u toe dat het u lukt! We geloven dat God dat zal geven en zien al uit naar het feest van uw overwinning! Zo zongen de vrouwen en meisjes David toe (1 Samuël 18: 7); ze zagen de contouren van de toekomstige koning in hem.

    Toch begint deze psalm over ‘dagen van nood’. En ook verderop blijkt: er moet nog strijd gevoerd worden. En David, de koning van Gods volk, blijft de gewone man die midden tussen het volk staat. Het succes stijgt hem niet naar het hoofd, zoals bij zoveel leiders in de wereld. Weliswaar kijken mensen vaak ook op naar een ‘sterke man’. Maar David is open over de nood. En hij leert mensen liederen die ze zelf ook kunnen zingen in tijden van nood.

    Onze Heer Jezus kent ons in onze strijd. En Hij gaat ons erin voor om niet bang te zijn dat het verkeerd zal aflopen, maar op God te vertrouwen. ‘De God van Jakob’: die man die berooid moest vluchten; die geestelijk stuntelige man, maar toch de stamvader van Gods volk. ‘…Uit zijn heiligdom, uit Sion’: Hij wil op aarde wonen, we weten waar we Hem kunnen vinden

    Van daaruit moedigen we als predikers de gemeente aan om te vertrouwen in de goede afloop van Jezus’ werk in de wereld, aan ons: opkijkend naar boven én terugkijkend op Golgota.

  • ‘Moge de HEER u antwoorden’: (natuurlijk) op uw gebed. De koning vertrouwt niet op zichzelf, zijn eigen kracht en charisma. Hij brengt offers (vs 4). Dat is niet maar een status en glans verhogend ritueel, maar een gebed. De heiligdomgangers, nu de kerkgangers, zijn daarbij. In vertrouwen zien ze de overwinning al voor zich, maar tegelijkertijd eindigt deze psalm in een smeekgebed. De koning moet er doorheen. Jezus worstelde in gebed in Getsemane en drong er bij zijn leerlingen op aan met Hem mee te bidden.

    Anderen vertrouwen op aardse krachten; ook binnen Davids volk blijkbaar – we zien dat in Israëls geschiedenis inderdaad vaak. Maar wij leggen het biddend in de hand van God, en dat kunnen wij dan vertrouwend doen, zo dat het zelfs uitdagend klinkt.

    We kunnen hier aansluiten bij de gewoonte en de drang van de hoorders om voor anderen te bidden. We zetten die voorbede in het kader van het gebed mét Christus voor zijn werk.

  • Onze Heer heeft een plan. De gemeente is vertrouwd met de gedachte: wij kennen het plan van God niet. Met begrip hiervoor, zullen we spreken over het plan en doel van Christus: zijn koninkrijk, en dat wij daar binnengaan, dicht bij Hem zijn en gelukkig worden. Daar heeft Hij op aarde zich aan gegeven, en daar werkt Hij nu aan. De soldaat overziet weliswaar het plan van zijn opperbevelhebber niet, maar deze communiceert zijn bedoelingen wel met zijn mensen. Zo nodig vinden we in de geschiedenis in het boek Handelingen handvatten om de lijn door te trekken.

    In de afsluiting van de preek sluiten we nog een keer aan bij de onzekerheid van de kerkgangers en van onszelf over onze eigen plannen, waar we wel voor bidden, en terecht. We kunnen vertrouwen hebben in het welslagen van zíjn plan, met ons en anderen. Laten we dat doen in vertrouwend gebed: laat de Heer van Golgota overwinnen, laat het met zijn koninkrijk goed komen!

Ideeën voor kinderen en tieners

Iconisch is de wandplaat van Isings, ‘Willibrord, apostel der Friezen’, die je kunt gebruiken om het verhaal van de preek te vertellen in gesprek met de kinderen. Je kunt ook een gesprek beginnen over het thema ‘bidden’. Een plaatje of maquette van de tempel kan helpen als startpunt: hoe baden ze in het Oude Testament? Vervolgens, naar de kinderen toe: waar bid je voor? Voor wie? Of over Jezus: wat deed Hij op aarde, en wat doet Hij nu? Voor de tieners denk ik ook aan een gesprek over het nieuws, wat er in de wereld gaande is, en dan de vraag: wat moeten wij hiermee aan? Maakt het wat dat betreft verschil of je christen bent? Ze zullen oplossingen aandragen. Misschien kan dan ook iets van onzekerheid bovenkomen. Je kunt vervolgens het gebed ter sprake brengen.

Aanwijzingen voor de liturgie

Psalm 20. Ps. 45. Ps. 72. Liedboek vdK (1973) 229 vs 4 en 5.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken