< Terug

Preekschets Psalm 23:6 – Pasen

Psalm 23:6, Matteüs 28:20

Paaszondag

… ik keer terug in het huis van de Heer tot in lengte van dagen.

Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.

Schriftlezing: Psalm 23 en Matteiis 28:1-20

Het eigene van de zondag

De donkerte van de nacht hebben we achter ons. De paasjubel krijgt alle ruimte. Christus is verrezen, halleluja!

Uitleg

  • De meeste vertalingen laten de psalmist de wens uitspreken te willen wonen of te zullen verblijven in het huis van de HEER. Het werkwoord weshabti (vervoeging van shüb) wordt gelezen als weshibti of wejashabti (vervoegingen van jashab). De Septuagint koos er al voor om de eerste variant weer te geven. Ook in onze tijd is er nog een voorkeur voor één van de twee alternatieven boven de Masoretische tekst (Zenger, 153; Craigie, 204). De nbv heeft voor de Masoretische tekst gekozen, zoals ook Schuman doet (Schuman, 27, 49). Waarom een alternatieve tekst vertalen wanneer de oorspronkelijke aannemelijk, zo niet aannemelijker is? De plaats van de psalm pleit eerder in de richting van ‘terugkeren’ dan van ‘verblijven’. De psalm en groep 15 tot en met 24 begint met de vraag: ‘Wie mag wonen op uw heilige berg?’ (Ps. 15:1). Vervolgens ontvouwen zich twee thema’s: de weg van de rechtvaardige en de rechtvaardige koning als gezalfde van de Heer. De lof op de thora die in Psalm 19 bezongen wordt, verbindt deze twee thema’s. Het is immers de koning die recht en gerechtigheid in de samenleving realiseert. De laatste psalm van de groep herneemt de vraag van het begin (‘Wie mag de berg van de Heer bestijgen?’, Ps. 24:3), om vervolgens de poorten wijd open te doen voor de koning (Schuman, 36-40). Psalm 23 eindigt dus als het ware aan de voet van de berg. Terugkeren naar het huis van de HEER is dan een begrijpelijk verlangen.

  • Hij zal de leerlingen voorgaan naar Galilea, zo zegt Jezus al aan het begin van het lijdensverhaal (26:32). Ook in het paasverhaal is de boodschap van de opstanding tot tweemaal toe gekoppeld aan de opdracht om naar Galilea te gaan (28:7, 10). Galilea is een wijkplaats. Wanneer Jozef met moeder en kind uit Egypte terugkeert, gaat hij niet naar de geboorteplaats Betlehem in Juda, maar wijkt hij uit naar Galilea (2:22). Wanneer Jezus de gevangenneming van Johannes de Doper ter ore komt, wijkt Hij uit naar Galilea (4:12). Ten slotte laat Jezus na zijn opstanding het Jeruzalem van de joodse leiders achter zich en kiest opnieuw Galilea als uitgangspunt. Galilea wordt aan het begin van het evangelie door middel van een citaat uit Jesaja getypeerd als land van de ‘heidenen’. Deze toevoeging krijgt z’n volledige betekenis in de opdracht van Jezus aan het eind van het evangelie. Het zijn dezelfde ‘heidenen’ of liever gezegd ‘volken’ die tot leerlingen gemaakt moeten worden (28:19). Niet Jeruzalem is de uitvalsbasis, maar Galilea. Galilea is de plaats waar alles begonnen is, van daaruit zal het ook weer verder gaan.

  • Wanneer Jezus zijn ‘voorgaan’ aankondigt, doet Hij dat in één adem met de voorspelling dat de leerlingen Hem af zullen vallen. Daarbij gebruikt Hij het beeld van de herder (zie Goede Vrijdag). Al vroeg in de uitleggeschiedenis wordt de beeldspraak van vers 31 verlengd naar het volgende vers. Volgens Hiëronymus gaat het hier om de pastor bonus. Na hem zien nog vele anderen het ‘voorgaan’ als een signaalwoord of zelfs als terminus technicus voor herderlijke activiteit (Davies, 486; Luz, 125 noot 17). Luz pleit, mijns inziens terecht, voor een nuchtere interpretatie van het werkwoord: Jezus gaat éérder dan de leerlingen naar Galilea en is daar wanneer de leerlingen daar aankomen (Luz, 125, 126).

  • In de nbv wordt gesuggereerd dat de berg waarop Jezus verschijnt, dezelfde is als die van de bergrede (5:1; 8:1). Een andere vertaling is ook mogelijk (bijv. NB): ‘De berg waar Jezus hen heeft ontboden.’ Wanneer voor die laatste vertaling gekozen wordt, komen er méér bergen in zicht. Kijkend naar de ‘laatste woorden’ van Jezus, hebben drie bergen raakvlakken met de laatste berg. Heeft de duivel alle koninkrijken van de wereld aan Jezus aangeboden op de berg van de verzoeking (4:8-9), hier zegt Jezus dat Hem alle macht gegeven is. Veranderde Jezus voor de ogen van Petrus, Jakobus en Johannes van gedaante op de berg van de verheerlijking (17:1-9), nu wordt de verschijning van Jezus aan zijn leerlingen in een bijzin genoemd. En ontegenzeglijk zal het leren van de volken door de leerlingen, geworteld zijn in het leren van de leerlingen door Jezus in de bergrede (Luz, 437-438).

  • Het Matteüsevangelie vertelt niet over een hemelvaart. Jezus’ verschijning op de berg eindigt niet in een afscheid. De laatste woorden benadrukken juist dat Jezus zal blijven. De uitspraak: ‘Ik ben met jullie’, rijmt op de naam die Jezus gegeven is aan het begin van het evangelie: ‘Immanuël’ (Mat. 1:23). Die naam ligt weer in het verlengde van de verhalen van het Eerste Testament. Zó heeft God zich aan zijn volk Israël laten kennen: ‘Ik ben die er zijn zal’ (Ex. 3, 14). Zo wordt er ook in Psalm 23 over God gezongen: ‘Gij bij mij.’ Tijdens zijn leven heeft Jezus op verschillende manieren zijn trouw aan zijn leerlingen laten zien. Die liefde wordt niet onderbroken door zijn dood. Die gaat door.

Aanwijzingen voor de prediking

  • Verlangen en vervulling strijden met elkaar om de eerste plaats binnen het christelijk geloof. Steeds schrijnt de gebrokenheid, steeds verlangen we naar heelheid en steeds koesteren we de hoop op de komst van het Koninkrijk Gods, wanneer alles anders zal zijn. Tegelijkertijd worden we opgetild door de vreugde van het evangelie: ‘in principe’ is alles al volbracht. De dood is overwonnen en niets kan ons meer scheiden van de liefde van Christus. Heeft in de veertigdagentijd het accent meer op ‘nog niet’ gelegen, Pasen is het moment om de vervulling voluit te vieren. De Matteüslezing sluit daar mooi op aan. Omdat Matteüs niet spreekt over een hemelvaart, komt alle nadruk te liggen op de aanwezigheid van Christus onder ons, nu en tot in lengte van dagen.

  • Omdat Psalm 23 veel klinkt in tijden van ziekte en dood, wordt ‘huis van de Heer’ al snel geassocieerd met ‘hemel’. Alsof de psalm ons erop wijst dat we na onze levensweg voor eeuwig mogen ‘wonen’ bij God. Die blikrichting wordt niet opgeheven door ‘terugkeren’ te vertalen in plaats van ‘verblijven’. De laatste woorden van het Evangelie van Matteüs scherpen echter onze blik voor de paasboodschap. Terwijl wij een weg naar God probeerden te gaan, is Christus al naar óns toegekomen. Het mag zo zijn dat wij ooit in het huis van onze Vader mogen terugkeren, belangrijker is dat Christus nu onder ons woont, dat Hij alle dagen van ons leven bij ons is. Het paas-evangelie doet zo weer andere interpretatiemogelijkheden van Psalm 23 oplichten.

  • Met Psalm 23 staan we onderaan de berg waar God zijn woning heeft. Er was een tijd dat de tempel in Jeruzalem gelijkstond aan het huis van God. Maar daarnaast is er steeds het besef geweest dat God niet op één plek te vinden is, maar meetrekt met mensen. Niet voor niets kon de ark zó weer worden opgepakt om met het volk mee door de woestijn te trekken. God is met ons, wisten zij, waar wij ook gaan. De opdracht die aan de leerlingen wordt gegeven, om niet in Jeruzalem te blijven maar naar Galilea te gaan, zie ik als een opdracht om verder te trekken. Waar vriendschap is en liefde, daar is God. Niet op een vaste plaats, maar waar mensen in vrede wonen. Misschien vraagt dit besef om een heroriëntatie. Christus verschijnt niet in Jeruzalem, niet op een plek waar traditioneel de ontmoeting met God gezocht wordt. De leerlingen moeten naar Galilea. Galilea wordt daarmee niet een nieuw bedevaartsoort, maar staat voor Jezus’ leven. Zoals Hij toen onder de mensen leefde, lerend, helend, zo zal Hij onder de mensen aanwezig blijven, in woorden die onderscheiden, in gebaren die helen. Ook wij moeten naar ‘Galilea’, dat wil zeggen naar de momenten dat we Christus ‘aan het werk’ zien in ons leven. De momenten dat mensen herleven, de plaatsen waar verzoening doorbreekt. Wanneer we dat helder voor de geest hebben, verschijnt Christus. Bijna terloops, in een bijzin, maar onweerstaanbaar en vreugdevol. Wanneer we zó leven, komen we telkens weer terug in ‘huis van de Heer’, tot in lengte van dagen.

Liturgische aanwijzingen

We lezen het hele laatste hoofdstuk van Matteüs. Ook nu overlapt deze lezing met die van gisteren. De paasboodschap mag opnieuw klinken en zich nu ontrollen tot het einde. Een laatste maal klinkt Psalm 23. In tegenstelling tot de andere dagen luistert het op deze ochtend niet zo nauw waar hij een plaats krijgt. Ubi caritas et amor deus ibi est is veelvuldig op melodie gezet. Twee toonzettingen uit Taizé staan op de bladzijden 716 en 718 in het Dienstboek. Een proeve. Schrift Maaltijd Gebed.

< Terug