Menu

Premium

Preekschets Psalm 29:3

Psalm 29:3

Eerste zondag na Pinksteren Trinitatis

De stem van de Heer…

Schriftlezing: Psalm 29

Het eigene van de zondag

Gezang 100 begint met de regel: ‘Er heeft een stem gesproken, de Heer was daar!’ Die pinksterervaring laat zich goed verkennen met behulp van de psalmen, zeker ook met de antwoordpsalmen die voor deze eerste zondag na Pinksteren zijn gekozen voor het gemeenschappelijk leesrooster zoals dat in de arrangementen voor het C-jaar te vinden is in het Dienstboek I (1205). In deze tijd van het kerkelijk jaar gaat de aandacht uit naar het leven van de christelijke gemeente en de christen: hoe werkt de Geest van Pinksteren door in het concrete bestaan? Spiritualiteit kan dan een trefwoord zijn, zoals dat in de gemeente leeft en wordt gepraktiseerd. Dat woord spiritualiteit mag dan wat sleets zijn geworden, maar verstaan als geloofsverdieping kunnen de psalmen bij uitstek daaraan dienstbaar zijn.

Uitleg

Psalm 29 is oeroude religieuze poëzie, misschien wel de oudste uit het psalmboek. Een voorfase van de psalm was een hymne, gewijd aan de weergod Baal die in Kanaan werd vereerd. De naam van deze god werd echter niet zomaar vervangen door die van Israëls God, jhwh. Deze Kanaanitische god werd eerder toegevoegd aan het pantheon, de bene elim (zonen van de góden, vs. 1), dat ondergeschikt was aan de oppergod, Jhwh. Hij troont als koning over deze machten boven de hemeloceaan (vs. 10). De macht die hun in de Kanaanitische cultus werd toebedeeld moeten ze afleggen. Als Israël tussen 1250 en 1000 voor Christus zich te midden van de Kanaanieten vestigt, vindt er natuurlijk ook een zeker assimilatieproces plaats, waarin religieuze feesten en gebruiken en teksten worden overgenomen en aangepast.

Dat is in de (vennoedelijke) ontwikkelingsgeschiedenis van deze psalm aan te wijzen. Kraus (235) en Waaijman (Verklaring, 33v.) geven voorbeelden uit Kanaanitische en Ugaritische bronnen. Baal, de god van het land, van de natuur, wordt niet ontkend, maar geïntegreerd.

Dat kan een ‘baalisering’ van de jhwh-cultus ten gevolge hebben, waarvan 1 Koningen 18 (Elia op de Karmel) een treffende illustratie is, ondanks het feit dat decentralisering van de eredienst rond jhwh in de tempel te Jeruzalem, die rond het jaar 1000 voor Christus onder David en Salomo gestalte krijgt, een poging is om die ontwikkeling tegen te gaan. De over het land verspreide heiligdommen moeten worden vernietigd.

Zo zal dus deze Psalm 29 opgenomen worden binnen de tempelliturgie nadat de nodige veranderingen zijn aangebracht. Vers 1 l(b) veronderstelt een liturgische situatie die het mogelijk maakt de psalm vanuit dat perspectief te verstaan; alle machten en krachten, alle eer en glorie die oorspronkelijk werden toegekend aan de natuurgoden vallen nu jhwhtoe. De zee en de woestijn, de godenbergen Libanon en Siijon (= Hermon, Deut. 3:9) en de bossen, de donder en de bliksem, de vruchtbaarheid van het vee – alles gehoorzaamt aan jhwh, die hier wordt gepersonifieerd met ‘zijn stem’, die groter is dan alle andere stemmen. De psalm beslaat eenentachtig woorden waarvan de NAAM achttien keer en het woord ‘stem’ vervolgens nog eens acht keer.

Vers 3-9 beschrijven een verschijning van jhwh; dat gaat gepaard met donder en bliksem en andere natuurverschijnselen (vgl. bijvoorbeeld Ps. 18:14; Job 37:4; Jer. 25:30). Aan die geweldige verschijning moet eer gebracht worden.

Mensen kom je in de psalm niet tegen, afgezien van vers 9c waar het hele paleis diep onder de indruk blijkt en ‘Majesteit’ uitroept, en van vers 11, waar het volk mag rekenen op zegen. De nbv volgt in de vertaling de Septuaginta die jebarech (zegent) met een futurum weergeeft en daarmee de ‘psalm naar het einde van de tijd wil verplaatsen’ (Waaijman, 40).

Mogelijk heeft de psalm een plaats gevonden in de tempelliturgie bij bepaalde feesten of gewoon als een liturgisch gebed tijdens de tempeldiensten. De heerlijkheid (kabod) van jhwhwordt aangeroepen als de heerlijkheid van de Schepper die rechter over de wereld is, die de wereld in stand houdt en aan wie alle góden of machten hulde bieden.

Men kan zich voorstellen dat de zangers in de tempel (het paleis van jhwh, vs. 9c) die neerbuigen in hun liturgisch gewaad (vs. 2b), zich bij het zingen van de verzen 3-4 naar het westen keerden, waar de zee is; bij 5-6 naar het noorden, waar de bergen zijn en bij 7-9 naar het oosten en zuiden, waar het Jordaandal is, de woestijn en de oases (Kades, Num. 13:26 en 20:1); 10-11 vormen de acclamatie en zijn ook een nieuw element in het lied.

De dichter spreekt de bede uit dat jhwh zijn macht zal uitoefenen, zodat het laatste woord ‘vrede’ (shalom) is.

Preken over de psalmen roept de vraag op naar de boodschap ervan voor de christelijke gemeente. Psalmen is misschien wel het meest ‘christelijke’ boek van het Oude Testament. In hun berijmde vorm hebben de psalmen een grote plaats ingenomen in de liturgie en in het geloofsleven binnen de protestantse traditie in Nederland. Eeuwenlang – in sommige protestantse kerken nog – vormden de psalmen het enige liedboek voor de gelovigen.

De gemeente van Christus heeft het Oude Testament van meet af aan tot haar Heilige Schrift gerekend, ook nadat het schisma met de synagoge een feit was. De psalmen horen daarbij en de gemeente heeft altijd ook in die oude liederen van Israël de Stem van de Enige vermoed. Preken over de psalmen is dan die stem voor de gemeente hoorbaar maken.

Aanwijzingen voor de prediking

De vele malen dat het woord ‘stem’ in de psalm klinkt – wat bijna synoniem is met de NAAM – nodigt uit tot een preek over het spreken van God. Natuurverschijnselen die de psalm beschrijft aanduiden als spreken van God is ons vreemd. Dat maken wij niet zomaar mee met de beelden van de tsunami op ons netvlies, de overstromingen in New Orieans en allerlei andere natuurrampen met verbijsterende gevolgen. Zelfs al staan veel van die natuurbeelden in geliefde psalmen en gezangen, toch maakt zich een zekere ambivalentie van ons meester om met deze metaforen om te gaan. Niet in het minst overigens door de klimaat- en leefmilieu verstorende gevolgen van ons eigen menselijk gedrag. Misschien gebeurt bij ons daarom wel het tegendeel en worden we verscheurd door het zwijgen van God in die gebeurtenissen. Al valt er misschien toch meer te horen dan we soms denken. Noordmans (84v.) schrijft daarover ‘dat de zonde niet buiten God om gaat… De zonde is meer dan storing, door mensenhand aangesticht. De machten die daardoor ontketend worden zijn niet door onszelf in het aanzijn geroepen’. Religieuze oplevingen in onze tijd zijn zeker niet per definitie ervaringen van mensen met het spreken van de Heer die in Psalm 29 wordt geprezen. Ze zijn eerder uitingen van zoeken naar God, omdat men de stilte niet (meer) verdragen kan.

De secularisatie als vrucht van de verlichting heeft veel zegen gebracht, onze relatie tot de natuurfverschijnselen) ingrijpend veranderd en niet in het minst ook het christelijk godsbeeld.

De ontwikkelingsgeschiedenis van Psalm 29, in de Uitleg kort verwoord, is te duiden als een analoog proces. Israël ontmoette het Kaanitische geloof in Baal toen het zich daar vestigde. Ze brachten hun geloof mee zoals zich dat had ontwikkeld in de eeuwen daaraan voorafgaande. Het Oude Testament vertelt daarover op vele plaatsen. Als voorbeeld daarvan zou je kunnen zeggen dat deze oude baalhymne is geïntegreerd in een nieuw lied voor Jhwh en wordt opgenomen in de liturgie.

Voor Israël speelde dat lied in de ontwikkelingen die het doormaakte in verschillende historische omstandigheden de rol dat de God die het volk bevrijdde ook de Schepper was van hemel en aarde, die het werk van zijn handen niet loslaat.

Voor de gemeente die verkeert in de ambivalentie van de (post)modeme tijd kan dat ook de boodschap van de psalm zijn.

Het feestelijke van zondag Trinitatis is daarin gelegen dat het ons grote vreugde kan geven dat God heeft gesproken en dat wij over zijn grote daden horen in onze eigen taal (Hand. 2:11). Als actualisering kan dan het volgende dienen: in een tijd waarin veel discussie gaande is over inburgering en integratie van moslims in de samenleving met het bijbehorende debat over de plaats van de islam, biedt deze psalm een verrassend aanknopingspunt voor de dialoog. Israël, het jodendom, heeft grote ervaring opgebouwd met het leven in de verstrooiing en het zich integreren in samenlevingen overal op aarde en tegelijk een maximum aan eigen (religieuze) identiteit zien te behouden. Het is er vaak wonderwel in geslaagd, ook al heeft dat ook geleid tot assimilatie. In veel culturen is joods leven bewaard. Het is onvermijdelijk dat zich in dergelijke processen conflicten voordoen. Ook als nieuwe opvattingen een plaats zoeken in kerkelijke tradities is dat het geval. Het ontstaan van de Protestantse Kerk in Nederland heeft eveneens te maken met deze sociologische ‘wetten’. Secularisatie als proces van ontkerkelijking en afname van de invloed van godsdienst in en op het openbare leven, vraagt van kerk en theologie en van de gelovige christen zich daarmee te verhouden en de vraag onder ogen te zien hoe het eigene van het christelijk geloof maximaal kan worden bewaard en tegelijk ook het leven in deze geseculariseerde wereld kan worden ‘omarmd’.

Een heel andere manier van ‘prediking’ zou kunnen zijn om de nadruk niet te leggen op het gesproken woord, maar door de beweging van de tekst (zie wat bij Uitleg geschreven is over de verschillende richtingen waarheen de tempelzangers zich wendden bij het zingen) uit te beelden met groepen – geef vooral ook de jongeren hierbij veel ruimte – op verschillende plaatsen in de kerk, die in beurtzang zingen; liederen genoeg! Het is wellicht mogelijk daarbij passende natuurbeelden te projecteren. Overige gemeenteleden kunnen in de acclamatie betrokken worden.

Liturgische aanwijzingen

De lezingen op deze zondag Trinitatis zijn volgens het gemeenschappelijk leesrooster Spreuken 8:22-31 en Johannes 3:1-16, waarbij Psalm 29 als psalm is genoemd. Zie hiervoor Dienstboek I, Zoetermeer 1998, 1204 (de vier eerste zondagen na Pinksteren). Als gekozen zou worden voor een alternatieve vorm voor de verkondiging is ook nog te denken aan uitbeelding in een liturgische dans.

Liedsuggesties: Tt nr. 90 en 101; Psalm 29; Gezang 22; 255; 399; 479; 480.

Geraadpleegde literatuur

Hans-Joachim Kraus, Die Psalmen, BK XV/1, XV/2, Neukirchen 1966; Kees Waaijman en Laetitia Aarnink, Psalmschrift, Kampen 1988 e.v.; Kees Waaijman, Psalmen. Verklaring van een bijbelgedeelte, Kampen 1990 e.V.; Kurt Marti, Die Psalmen Davids: Annäherungen, Stuttgart 1991; Willem Barnard, Gepeins bij psalmen, (vier delen) Zoetermeer 2003-2005; G.Th. Rothuizen, Landschap, (drie delen), Kampen 1966. O. Noordmans, Herschepping, Amsterdam 1956 (ook in O. Noordmans, Verzamelde Werken II, Kampen 1979, 214 vv.).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken