< Terug

Preekschets Psalm 33:5

Psalm 33:5

Misericordia Domini

Van de trouw van de heer is de aarde vervuld.

Schriftlezing: Psalm 33

Het eigene van de zondag

Specifiek het vijfde vers van deze psalm heeft ook de tweede zondag van de Paastijd zijn specifieke naam gegeven: Misericordia Domini, zondag van de goedheid van de Heer.

Uitleg

De oproep

De 22 verzen corresponderen met de 22 karakters van het Hebreeuwse alfabet. De psalm laat zich duidelijk indelen: 1-3 introïtus, 4-19 hoofddeel en 20-22 afsluiting.

De oproep om te juichen en te zingen, waarmee de psalm opent, is niet een algemene uitnodiging, maar heeft hier een specifieke doelgroep: zij geldt niet Israël als volk, ook niet heel de aarde met al haar volken, maar specifiek de rechtvaardigen. Zij met name zullen vooropgaan in de lofzang.

Het zijn degenen die heel hun bestaan hebben georiënteerd op jhwh. Zij leven met Hem, ‘in voor- en tegenspoed’. Vanaf vers 18 worden zij bedoeld, ook al worden ze niet meer met name genoemd. Maar hun levenshouding om hun heil enkel en alleen van jhwh te verwachten, wordt daar getypeerd.

Al in Psalm 1 wordt zo’n tsaddiq getekend; hij wordt tegenover de rasja gezet, de mens die in alles leeft voor zichzelf, ten koste van ieder ander (zie ook Ps. 15 en 24, waar het profiel van de rechtvaardige geschetst wordt). Tezamen vormen deze twee als in een zwart-wit de ‘rolmodellen’, de identificatiepatronen, die de Psalmen zullen beheersen. Nogal eens is de rechtvaardige daarin ook de onderliggende, de verdrukte, die alleen nog bij God zijn heil kan zoeken (zie bijv. Ps. 73).

In het parallellisme van vers 1 is van deze rechtvaardigen het synoniem ‘de oprechten’. Eerlijk en transparant leven zij voor Gods aangezicht, zonder kwalijke bijbedoelingen.

Zij nu zullen vooropgaan om te zingen en te spelen, met stem én instrument, en hun muziek is een eerbewijs (vs. 1), maar ook een dankzegging (vs. 2). Daarbij is de hoogst mogelijke kwaliteit alleen goed genoeg voor jhwh (vs. 3).

De fundering

Wat zo veel reden tot juichen geeft, wordt benoemd vanaf vers 4, dat opent met het karakteristieke ki (want). Opvallend, dat het eerste wat van jhwh gezegd wordt, is dat hij ‘oprecht en betrouwbaar’ is. Zo oprecht als de rechtvaardigen zijn (vs. 2), zo geldt dat allereerst ook voor jhwh. Dat is het specifieke dat hen verbindt. Daarin zijn zij wederzijds op elkaar betrokken.

Hij heeft gerechtigheid (tsedaqa) en recht lief (vs. 5), die primaire eigenschappen van de rechtvaardigen (tsedaqim). Die liefde uit zich in zijn solidariteit met hen: zijn chèsed (goedertierenheid, vriendschap, trouw, solidariteit) vult de aarde. Namelijk de erets, de goede aarde, het beloofde land. Dat bestaat alleen bij de gratie van deze solidariteit.

Verbond en schepping

De lofprijzing begint bij de meest karakteristieke eigenschappen van jhwh, zoals Israël die heeft leren kennen. Centraal staat de kracht van het Godswoord, de dabar, in het parallelisme ‘de adem zijner lippen’. Als een betrouwbaar woord. Maar pas in tweede instantie is het ook een scheppend woord. Systematischtheologisch gezegd: het verbond gaat aan de schepping vooraf. Juist om de ‘gunst aan Israël bewezen’ erkennen wij de universaliteit van deze God, die daarom ook de bron van al het zijnde is, de Schepper.

Schepping als scheiding en bevrijding

Opvallend is dat als gevolg van dat scheppende woord dan niet het verwachte ‘hemel en aarde’ volgt, maar ‘de hemelen (meervoud!) en heel hun (sterren?)leger/heir (tseba’a) én de wateren en de oervloeden’. Juist de beide sferen, waartussen zich de aarde der mensen bevindt, en die in Genesis 1 als strijdende machten worden getekend. In dat hoofdstuk is het terugdringen van het water, ook juist het water ‘onder én boven de aarde’ de scheppingsdaad bij uitstek. Het water wordt in verzekerde bewaring, in de kluis opgeborgen. De aarde wordt als ‘het droge’ gecreëerd als het podium waarop de mensengeschiedenis haar beslag gaat krijgen.

Maar de ‘wateren als een muur’ herinneren ook aan de doortocht door de Schelfzee (Ex. 14). Ook daar wordt een halt toegeroepen aan wat Gods kinderen bedreigt. Ook de bevrijdende uittocht is een scheppingsdaad. Met dank aan Willem Barnard: genesis is exodus, en exodus is genesis.

Doel van dit alles is dat heel de aarde (erets)jhwh eerbiedigt, ‘vreest’, goede aarde zal zijn, vindplaats van gerechtigheid en recht; want daartoe is zij geschapen. Daartoe is er ruimte ‘vrij gemaakt’.

jhwh heeft niet alleen de chaotische oermachten overwonnen, maar ook de volkeren – die ook vaak als een zee worden gezien – beteugeld. Hij heeft hun plan verstoord, en daar zijn eigen plan tegenover gezet. Omdat hier sprake is van de gojim, weten we dat het om de volken buiten Israël gaat. Te denken valt aan Amalek en Edom, die in de woestijn juist de doortocht van Israël wilden verhinderen en daarmee de vestiging van de goede aarde blokkeerden.

Met het plan of de raad van jhwh, dat daartegenover staat, wordt Israël zelf bedoeld: het is het woord geweest, dat dit volk heeft geroepen en verkozen, en jhwh ‘trekt zijn eigen plan’ met dit volk. Daar is Hij ook niet vanaf te brengen, en daarom is het dan ook een gelukwens waard (vs. 12).

Schepping als onderscheid, als oordeel

jhwh schept en regeert, én Hij is ook degene die oordeelt. Zijn kritische (= onderscheid/scheiding makende) blik ziet vanuit de hemel. Die is, evenals bijvoorbeeld in Psalm 113 en Psalm 115, de beste ‘uitkijkpost’ om heel de aarde in het vizier te krijgen. Van daaruit onderscheidt hij de harten der mensen.

In dat oordeel worden juist de ‘machtigen der aarde’ bekritiseerd. Zij immers vertrouwen op hun macht en kracht. Maar die kunnen hen niet redden. Zelfs geen ‘paard’, de cavalerie, de militaire macht, kan redden. Dat te denken heet een leugen (vs. 17).

Nu wordt des te duidelijker waarom juist de tsedaqim werden opgeroepen om te juichen: zij immers verwachten hun redding van heel andere dingen. Zij wachten op en rekenen met de chesed, de trouwe solidariteit van jhwh. Die bestaat eruit dat Hij hun ziel, hun ‘hachje’ heeft gered.

Vers 20-22 zingt in de wij-vorm: de in vers 1 uitgenodigden stemmen nu zelf in en beamen wat tevoren is gezegd. Het intens op elkaar betrokken zijn van de rechtvaardigen en hun God wordt hier zingend en biddend onderstreept.

Aanwijzingen voor de prediking

Ook deze psalm, gelezen in de Paastijd, roept de vraag op waar zijn woorden ons kunnen helpen Christus te tekenen en te typeren. Hij laat zich dan herkennen als de Rechtvaardige, die afzag van elk geloof in macht en geweld en alleen in het volste vertrouwen op Gods trouw zijn weg ging. Op die weg was hij het vleesgeworden erbarmen en de uiterste solidariteit, de fundamenten van de door God gewilde wereld. Daarom heeft Hij Hem gered van de dood.

Tegelijkertijd stelt de psalm onszelf voor de vraag welke prioriteiten voor ons van belang zijn. Het verlangen om in Gods ogen een rechtvaardige te zijn, vraagt wel de overgave aan en het vertrouwen in de wegen die Hij wijst. Deze God alleen laat zich kennen als de Oorsprong van een wereld, waar er voor mensen bevrijdende ruimte ontstaat. Wie Hem zoekt, moet delen in zijn ‘kritische blik’.

Liturgische aanwijzingen

Lezingen: Ezechiël 34:11-16 en Johannes 10:11-16. Liederen: Lvdk Gezang 183 vers 4 en 5; Gezang 223; ZG, deel 5, Gezang 75.

< Terug