Menu

Premium

Preekschets Psalm 45:8 – Tweede Advent

Psalm 45:8

Tweede Advent

U hebt gerechtigheid lief en haat het kwaad.
Daarom heeft God, uw God, u gezalfd met vreugdeolie, als geen van uw gelijken.

Schriftlezing: Psalm 45

Het eigene van de zondag

De koning zal zijn volk grote vreugde bereiden. Die vreugde is bijna tastbaar bij lezing van Psalm 45, een liefdeslied dat zindert van messiaanse verwachting.

Uitleg

Psalm 45 wordt gerekend bij de koningspsalmen (Ps. 2, 18, 20, 21, 72, 89, 101, 110, 132, 144). Opmerkelijk is dat in de andere koningspsalmen David of Salomo bij name genoemd wordt, maar dat Psalm 45 alleen spreekt van de koning. Wie zal het zijn? Het gaat in ieder geval om een koning die in het huwelijk treedt, en liefde, verlangen, vreugde en schoonheid spatten van de regels. Hierin doet Psalm 45 zo nu en dan denken aan het Hooglied. Kohlbrugge stelde al dat het ‘enigermate op een toneelstuk’ lijkt.

Vers 1-2 Als een omlijsting staan de eerste en de laatste twee verzen om de psalm heen. Hier komt de dichter van de psalm nadrukkelijk zelf aan het woord. Na hetopschrift begint het met een persoonlijk woord. ‘In mijn hart wellen de juiste woorden op.’ Het woord ‘opwellen’ wordt ook gebruikt voor het overlopen van kokende ketels. Zo loopt het hart van de dichter over. Hij wil ons iets meegeven. Gezien het opschrift is dat een liefdeslied en tegelijkertijd een lied dat inzicht geeft (maskil). Geeft liefde inzicht? Het is in ieder geval een zeer persoonlijke zaak tussen ik en jij. De dichter zelf blijft niet buiten schot. Zijn liefde voor zijn koning doet de woorden opwellen uit het hart.

Vers 3-10 De koning verschijnt ten tonele en wat voor koning! ‘U bent de mooiste van alle mensen en lieflijkheid vloeit van uw lippen.’ Het is dus te zien én te horen: ‘God heeft u voor altijd gezegend.’ Wij voelen de bewondering van de dichter: wat een gezegend mens! Maar het blijft niet bij bewondering alleen. Meteen volgt een oproep tot de koning om dan ook als een gezegend mens te handelen. De roep om actie: gord uw zwaard, begin de strijd voor waarheid (èmèt) en het gebogen recht (anwah-tsèdèq). Daarin is de ware schoonheid: majesteit en glorie.

Omdat God met hem is, zullen zijn vijanden vallen, maar zijn troon staat tot in eeuwigheid. Weer horen wij hoe dicht deze koning bij God staat: ‘Uw troon is voor eeuwig en altijd, o god.’ Hij wordt aangesproken als god! Dat is bijzonder maar niet uniek. In de tora horen we enkele malen hoe rechters worden aangeduid als góden (Ex. 21:6; Ex. 22:8, 9, 28). Ook wordt van Mozes gezegd dat hij voor Aaron en voor Farao als een god zal zijn (Ex. 4:16; 7:1). Ook in Psalm 82 worden vorsten aangesproken als góden. In deze gevallen gaat het om mensen die God vertegenwoordigen of zouden moeten vertegenwoordigen. In hen is God zelf aan het werk.

Vers 3 en vers 8 hebben een parallelle structuur. Beide verzen besluiten met ‘daarom’ (al-ken) en beschrijven dan wat God gedaan heeft. God heeft deze koning gezegend en God heeft hem gezalfd met vreugdeolie. De meer algemene zegen wordt concreet in de zalving. De zalving duidt altijd op de kracht en de Geest die van Godswege wordt gegeven. Met de zalving wordt een mens gewijd tot een bepaalde taak. Onze koning wordt met vreugdeolie gezalfd. Dat tekent de vreugde die hij zijn volk zal bereiden.

De parallel tussen de zegen in vers 3 en de zalving in vers 8 doet vermoeden dat God in beide gevallen het subject is. Eerst: Daarom heeft God u voor altijd gezegend. Later: Daarom heeft God, uw God, u gezalfd. Maar men kan met Hebreeën 1:8 en met alle kerkvaders tot en met Kohlbrugge ook een vocatief lezen: Daarom heeft u, o god, uw God gezalfd. Dat is weer in lijn met vers 7: uw troon, o god, staat voor altoos en eeuwig. Taalkundig zijn beide lezingen mogelijk. Van de zalving komen we als vanzelf terecht in de beschrijving van allerlei heerlijkheden en kostbaarheden van de koning, waaronder zijn gemalin, bekleed in het duurste goud van Ofir.

Vers 11-16 Onze blik verspringt van de koning naar de bruid, de koningsdochter. Ook zij wordt toegesproken en opgeroepen om te luisteren naar het woord van de dichter. Het ‘sjema’ voor de bruid van de koning: luister, vergeet uw volk en het huis van uw vader. Het heeft wel iets van Abrams roeping. Laat het verleden achter je en richt je op de toekomst: ‘Buig voor hem, hij is uw heer.’ De bruid wordt opgeroepen om hem te aanbidden.

De koning was van grote schoonheid (jafjafita, vs.3) maar zijn bruid mag er ook zijn (jafjek, vs. 12). We horen hoe mooi zij is, hoe zij in feestelijke optocht tot de koning gebracht zal worden.

Vers 17-18 De dichter komt weer te voorschijn. Zijn blik is gericht op de toekomst. Hij belooft de koning zonen: dit koningschap heeft toekomst. Maar wel een toekomst die gebouwd is op deze ene gezegende, gezalfde koning. ‘Ik zal uw naam bezingen’, letterlijk staat er ‘gedenken’. Door te gedenken, stel je iemand present in je geest zodat diegene ook je doen en laten beïnvloedt. Waar dat gebeurt, zal de koning geprezen worden, niet alleen door Israël maar door alle volken. Over welke naam heeft de dichter het hier? Eigenlijk komt in de hele bijbel maar één naam in aanmerking om zo te gedenken en te loven en dat is Gods naam. De koning van Psalm 45 staat dicht bij God.

Aanwijzingen voor de prediking

1.De verwachting van de dichter

Waar het hart vol van is, loopt de mond van over. De dichter pakt flink uit met: ‘U bent de mooiste van alle mensen.’ Is dat niet wat overdreven? Wij staan meestal wantrouwend tegenover al te grote bewondering. Net zoals we verliefde mensen ook met een welwillende glimlach bekijken, maar niet helemaal serieus nemen. Want het leven is nu eenmaal geen rozengeur en maneschijn. Verstandige mensen zoals wij weten dat. Daarom verwachten wij maar liever niet te veel want dan kun je ook niet te veel teleurgesteld worden. De dichter kijkt met andere ogen, hij kijkt verder dan deze werkelijkheid. Zijn stem is de stem van de profetie, van de Heilige Geest. De Geest wiens vruchten liefde, blijdschap en vrede zijn.

In onze psalmdichter klopt een hart vol verlangen naar de koning, die wonderlijke dingen zal leren. Hij die zal opkomen voor de waarheid en het gebogen recht! De dichter kan er nauwelijks op wachten en hij roept de koning toe: treed op in uw glorie! uw koninkrijk kome!

Misschien herkennen wij in ons iets van dat grote verlangen van de dichter. Of misschien zijn wij ook te vaak teleurgesteld door het onrecht in de wereld, door wat anderen ons aandeden of door onze eigen ontrouw. Dan kan alleen de koning zelf ons een nieuwe geest, een nieuwe hoop, een nieuw geloof schenken. De verwachting komt niet uit ons, maar wordt door hem gewekt.

2.Het geheim van de koning

Wie is deze koning? Sommigen zeiden: het is David. Anderen zeiden: het is Salomo. Maar zowel joodse als christelijke uitleggers hebben hier ook altijd iets van het geheim en de verwachting voelen trillen. ‘Die koning en zijn bruid, dat zijn God en Israël’, zeiden sommigen. ‘Dit gaat over Jezus en zijn gemeente’, zeiden weer anderen. De koning blijkt een intrigerende persoon. Iemand die zo dicht tegen God aan staat dat hij soms nauwelijks van hem te onderscheiden is. In de ruimte van de kerk herkennen wij Jezus in hem. Zie ook Hebreeën 1:8-9: Jezus, gezalfd met vreugdeolie. Dat is in lijn met wat Lucas 4:18 vertelt over zijn optreden in de synagoge in Nazaret. Daar leest hij: ‘De Geest van de Heer is op mij, want hij heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden.’ Hier is de koning die het opneemt voor het gebogen recht. Hij zal zijn volk vreugde brengen. Hij blijft een intrigerende persoon. Iemand wiens geheim wij nooit helemaal kunnen doorgronden. Zelf vraagt hij: Wat denkt u over de messias? (Mat. 22:42) Het zijn niet alleen de

Farizeeën die met die vraag worstelen, ook zijn eigen discipelen. Het is een vraag die hij aan ieder van ons persoonlijk stelt: Bereid ik jou vreugde of erger je je aan mij? Heb je mij lief of laat ik jou koud?

3.De roeping van de bruid

Zijn wij als gemeente van Christus de bruid, dan worden ons in Psalm 45 drie grote dingen toegeroepen: Hoor! Vergeet! Buig voor hem!

Het begint met horen. Dat doe je blijkbaar niet zomaar, anders hoefde dat niet zo nadrukkelijk gezegd te worden. Wij zijn van nature slechte luisteraars, snel afgeleid, met een half oor luisterend. En het geloof is nog wel uit het gehoor! Het woord raakt het hart, maar dan moet je wel luisteren.

Het tweede is misschien nog wel moeilijker: Vergeet! Laat het verleden los, laat het achter je om je te kunnen richten op de toekomst. Natuurlijk is dat niet letterlijk vergeten, maar een vergeten dat het tegenovergestelde is van gedenken. Als je iets gedenkt, stel je het present en laatje het je leven beïnvloeden. Vergeten is dan: het verleden niet langer je leven van vandaag en je toekomst laten bepalen, maar het los kunnen laten.

Het laatste is: Buig! Aanbid deze koning want hij is je Heer! Ook dit heb je steeds opnieuw nodig om te horen. Wij zijn namelijk geneigd hem de plek te geven van een constitutionele koning. Jezus mag dan in naam wel onze koning zijn en de nodige ceremoniële functies vervullen, maar in feite heeft hij weinig te zeggen. Hij is niet werkelijk de Heer van ons leven. Ieder mens is van nature geneigd die macht toch maar liever in eigen hand te houden.

Hoor! Vergeet! Buig voor hem! Zo bereidt de bruid zich voor totdat zij bij de koning gebracht zal worden. Zij laat zich van haar beste kant zien. De beschrijving van al die rijkversierde, kostbare kleren wijzen immers op wie deze kleren draagt: een kostbaar, mooi mens, geliefd door de koning. En die mens bent u!

Liturgische aanwijzingen

Als evangélielezing is bruikbaar Matteüs 22:41-45. Liederen: Psalm 72; 149; Gezang 120; 127; 157; 428; 430.

Geraadpleegde literatuur

HJ. Kraus, Psalmen I (BK XV/5), Neukirchen 1978; H.F. Kohlbrugge, Een commentaar op Psalm 45, Utrecht 1995 (herdruk van zijn dissertatie uit 1829); Nic. H. Ridderbos, Psalmenstudie, red. C. van Ginkel en P.J. van Midden, Kampen 1991.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken