Menu

Premium

Preekschets Psalm 77:20

Psalm 77:20

Zevende zondag na Pinksteren

Door de zee liep uw weg,
door de wijde wateren uw pad,
maar uw voetsporen bleven onzichtbaar.

Schriftlezing: Psalm 77

Het eigene van de zondag

De zomertijd leent zich goed voor enkele preken uit het boek van Psalmen. Ik koos enkele psalmen die niet vaak (77, 97) of niet eerder (80) in een Postille aan de orde kwamen.

Als samenbindend thema van de volgende schetsen zou ‘Leven met God’ kunnen worden gebruikt, met als kernwoorden: gedenkend leven (77), verlangend leven (80) en vreugdevol leven (97).

Uitleg

Psalm 77 is een aangrijpend lied. Een klaagpsalm van de enkeling, waarin een mens indringend zijn nood naar God uitroept, maar waarin ook God zelf zich bekendmaakt. ‘De kern van Psalm 77 is de doorleefde eenheid van twee bewegingen, de beweging van de mens naar de Machtige en de beweging van de Machtige naar de biddende mens’ (Waaijman).

Het werkwoord tscq (2a; schreeuwen, klagen) duidt op een emotionele uiting, geboren uit een concrete noodsituatie. Het woord wordt altijd gebruikt om een ander (medemens of God) die hulp zou kunnen bieden, te bereiken. De spanning in Psalm 77 is dat de dichter roept, maar dat God niet luistert naar zijn klacht.

De verzen 2-7 zijn één grote onderstreping van de intensiteit van de klacht. Dag en nacht is de dichter op zoek naar God, hij strekt zijn handen verlangend naar God uit, en weigert zich te laten troosten (zie ook Gen. 37:25 en Jer. 31:15). In vers 4 gaat de klacht van de verzen 2 en 3 over in een ‘nadenken over’. De dichter denkt aan God, maar het brengt geen verlichting, integendeel. Slapen lukt niet, de onrust maakt hem sprakeloos en zijn gedachten malen maar door.

De verzen 8-10 worden gekenmerkt door drie indringende vragen: elk vers begint met het vraagpartikel h. Stoot God ons weg? Is het afgelopen met Gods liefde, met zijn trouw, zijn belofte, zijn genade en ontferming? Kijkt Hij echt niet meer naar ons om?

Deze heftige klachten vertonen duidelijke overeenkomsten met de klachten tot God van het volk, zoals bijvoorbeeld verwoord in Psalm 74:1; 80:5; 89:47 en Klaagliederen 5:20. Steeds staat op de achtergrond van deze aanklacht van God de bange vraag: heeft onze God mij (ons, zijn volk) verlaten? Overigens wordt in de Psalm nergens duidelijk waarom God zo ver is. Er zijn ook bijbelgedeelten waar Gods verberging nauw verbonden is met menselijke schuld, maar dat is hier niet het geval.

In vers 11 ligt de climax van de klacht. De dichter spreekt uit dat hij intens lijdt onder de hand (rechterhand) van de Allerhoogste. Daarmee drukt hij de ervaring uit dat God niet langer betrouwbaar is. Gods rechterhand had wonderen gewerkt bij de uittocht uit Egypte en de doortocht door de Schelfzee (vgl. Ex. 15:12: ‘U strekte uw hand uit en de aarde verzwolg hen.’). Maar wat Hij vroeger deed, is voorbij. De rechterhand van God is machteloos geworden. Tegelijkertijd leidt het spreken over de hand van God tot een hernieuwd terugdenken aan wat er gebeurde rond de uittocht. ‘Ik denk terug aan de daden van de heer – ja, ik denk aan uw wonderen van vroeger’.

Het woord ‘denken’, ‘gedenken’ (zkr; verzen 4, 7 en 12) is in deze Psalm een kernwoord. Het wordt op verschillende manieren gebruikt. In de verzen 4 en 7 leidt het denken alleen tot wanhoop. Het terugdenken aan vroeger, aan tijden waarin de dichter God dichtbij wist en waarin hij muziek maakte en God loofde met muziek. Denken heeft dan iets van ronddraaien in je eigen gedachtewereld. De andere vorm van denken (gedenken) komt in vers 12 aan de orde: de dichter breekt uit zijn eigen kring en gedenkt wat God heeft gedaan. Gedenken is daarbij altijd meer dan zich herinneren. Door te gedenken wat God heeft gedaan, wordt duidelijk dat zijn daden in het verleden ook voor het heden betekenis hebben en van kracht zijn. Dat is waar het steeds weer op aankomt: ‘(…) de gedachtenis levend houden. Gedenken wat van geslacht op geslacht is doorgegeven. Het joodse volk is een volk met een toegewijd geheugen, de jhwh-gemeente leeft van traditie’ (Barnard).

In de strofe die bestaat uit de verzen 14-16 (let op de overeenkomst met Ex. 15:11-13!) worden drie dingen genoemd: God is met niemand onder de goden te vergelijken (14), Hij is machtig onder de volken (15) en een verlosser van de zonen van Jakob en Jozef (16). In dit drievoudige opzicht zijn Gods wegen ‘in heiligheid’ (vgl. Jes. 55:8-9). God is in zijn heiligheid onaantastbaar en ongenaakbaar. Daarom is Hij, in onderscheid met andere goden, een ‘groot’ God. Dit blijkt met name ook uit het feit dat Hij wonderen doet (15).

De verzen 17-19 beschrijven een epifanie: God treedt op tot redding van zijn volk in de strijd met de vijand. Volgens Westermann zijn drie kenmerken typerend voor een epifanie: het optreden van God, kosmische gebeurtenissen die dit optreden begeleiden en Gods ingrijpen vóór of tégen, als doel van zijn optreden. Gods handelen wordt in deze Psalm getekend als een zware strijd met de machten. De wateren als Gods aartsvijanden (vgl. Ps. 18:17, 18; Ps. 29:3) worden door ‘beving’ bevangen en zelfs de ‘diepten’ (tehomot) huiveren. Regen, donder en bliksem (vgl. opnieuw Ps. 29) zijn begeleidende verschijnselen.

Vers 20 neemt vers 17 en tegelijk vers 14 op en spitst het verder toe: Gods weg leidde, voor zijn volk uit, door de Schelfzee. Gods wonderlijke handelen liet echter geen sporen achter. Juist daarin toont zich de heiligheid van Gods wegen.

Waaijman spreekt bij de verzen 14-21 van een ‘paradoxale structuur’: ‘De hand van de Machtige wordt tastbaar ervaren in het bevrijdingsgebeuren, maar toch zo dat diezelfde hand geheimzinnig, onaantastbaar, “heilig” blijft.’

De omslag van de recente Christelijke dogmatiek (Van den Brink en Van der Kooi) verwijst naar Psalm 77:20. In de paragraaf ‘Kennis van God is omgangskennis’ noteren de schrijvers: ‘Gods weg is dus niet objectiveerbaar, hij kan niet in heldere en welonderscheiden begrippen uiteengezet worden – laat staan dat Gods wezen zich daarvoor zou lenen. Maar de weg die God gaat is wel navolgbaar. De tekst van Psalm 77 gaat verder met de vaststelling dat God juist zó, terwijl zijn voetsporen onzichtbaar bleven, zijn volk leidde als een kudde (vs. 21). God baande dus een weg om te gaan. Op die weg is er genoeg licht om de volgende stap te zetten, maar ook niet meer dan dat’ (116).

Aanwijzingen voor de prediking

De vraag ‘Waar is God?’, die de Psalm in allerlei toonaarden herhaalt, zal ook voor de meeste gemeenteleden niet onbekend zijn. Weet God wel van mijn nood? Kent Hij mijn eenzaamheid, dat stille verdriet in mijn leven? En breder: is Hij betrokken op het wereldgebeuren? Gaat het Hem ter harte? Dat is trouwens ook een vraag die mensen buiten de gemeente aan ons kunnen stellen.

Het is treffend dat de Bijbel alle ruimte laat voor de klacht. Zo zijn er heel wat Psalmen waarin mensen hun nood klagen, worstelen met de aanwezigheid van God (bijv. Psalm 10, 13, 22, 74). Onze vragen wordt in de Bijbel niet het zwijgen opgelegd en pastoraal kan dat voor mensen op zichzelf al een heilzame ontdekking zijn.

Intussen kun je je met al je vragen en twijfels steeds verder van God verwijderen. Want als Hij in tegenstelling tot vroeger nu geen daden van redding meer verricht… Als zijn beloftes krachteloos zijn geworden… Als Hij niet meer te vertrouwen is… Waarom zou je het dan nog langer met Hem wagen? Het is zaak om in de verkondiging niet te snel over zulke vragen heen te lopen, maar ze in hun volle gewicht te laten klinken. Juist ook omdat de omslag van de Psalm plaatsvindt wanneer de dichter deze vragen in hun volle zwaarte overdenkt. Wanneer Hij de vraag durft toe te laten of God onbetrouwbaar is geworden, dringen zich plotseling in volle hevigheid de verlossingsdaden van God aan Hem op. Van terugdenken komt het tot gedenken. ‘Gedenken’ is de daden van God in het verleden zó horen dat ze ook in ons heden betekenis hebben.

God gaf redding aan zijn volk. Bevrijding uit Egypte, bevrijding van de macht van de volken. Doorlezend in de schriften zou je kunnen aanvullen: God heeft bevrijding gegeven door zijn Zoon. Jezus overwon de zonde, het kwaad, de dood. Hij geeft verlossing.

Daarmee zijn niet alle vragen opgelost of toegedekt. Want hoe God deze wereld leidt, hoe Jezus reddend in deze wereld aan het werk is – het blijft vaak een open vraag. Het slot van de Psalm wijst wel een weg. God leidde Israël, terwijl de manier waarop Hij dat deed niet was na te rekenen. ‘Uw voetsporen bleven onkenbaar’ (NB). William Cowper zei het zo:

God moves in a mysterious way
his wonders to perform,
He plants his footsteps in the sea
and rides upon the storm.

Daarbij schakelt Hij soms ook verrassend mensen in. Toen Mozes en Aäron, maar evengoed soms ook in onze tijd. ‘Onverwacht geeft God mensen die de verdrukten uitleiden. Dat is iets om ’s nachts over na te denken: dat God in deze wereld met onmenselijke mensen, mensen geeft die leiding geven aan de onderdrukten om hen te bevrijden’ (A. v.d. Beek).

Psalm 77 beschrijft verzet en overgave. Met die twee woorden is het uit te houden in de vragen van het leven. Want ook al is er vaak wanhoop, twijfel en diepe nood – deze belofte blijft gelden: Hij leidt zijn volk als een kudde.

Liturgische aanwijzingen

Als tweede lezing kan worden gekozen voor het lied van Mozes (Ex. 15:1-18). Uit het Nieuwe Testament: Johannes 10:11-16 (over Jezus als herder die zijn kudde leidt). De lezing van Psalm 77 kan ook worden afgewisseld met het zingen van één of meerdere coupletten van de Psalm. Liederen waarin het ‘gedenken’ terugkomt: Psalm 22, 103, 105. Verder Psalm 23, 42; Gezang 432, 447, 466 en elb 224.

Geraadpleegde literatuur

De hoeveelheid commentaren bij het Psalmenboek is overweldigend groot. Ik gebruikte in deze en de volgende schetsen met name John Goldingay, Psalms, Vol. 2 en 3 (Baker cot), Grand Rapids, 2007 en 2008; H.-J. Kraus, Psalmen 1 en 2(bkat), Neukirchen, 1960; Marvin. E. Tate, Psalms 51-100(wbc), Dallas, 1990; C. Westermann, Ausgewählte Psalmen übersetzt und erklärt, Göttingen, 1984 en Kees Waaijman, Psalmen over de uittocht, Kampen, z.j.

Meer meditatieve boeken, behulpzaam om de overgang van exegese naar prediking te maken: W. Barnard, Psalmgetier. Gepeins bij de psalmen, Zoetermeer, 2004; A. van de Beek, Psalmen in de nacht, 1994; G.Th. Rothuizen, Landschap, Kampen, 1966. Bij Psalm 77 las ik ook het mooie hoofdstuk ‘De verborgenheid van God in het Oude Testament’ in: H.G.L. Peels, Wie is als Gij? Schaduwkanten van het Oudtestamentische Godsbeeld, Zoetermeer, 2007.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken