Menu

Premium

Preekschets Psalm 92:2

Psalm 92:2

Derde zondag na Pinksteren

Het is goed de Heer te loven.

Schriftlezing: Psalm 92

Uitleg

De psalm heeft als opschrift (vs. 1) ‘Een psalm, een lied voor de sabbat’, Heschel schrijft over de sabbat als een heiligdom in de tijd: ‘Die Präsenz der Ewigkeit, ein köninglicher Augenblick, strahlende Freude… Der Sabbat ist der Kontrapunkt des Lebens, die Melodie, die in allen Aufregungen und Wechselfällen des Lebens festgehalten wird; er ist das Bewusztsein von Gottes Gegenwart in der Welt.’

Het eerste woord – na het opschrift – is tof, goed. Dat beheerst de verzen 2-4 waarin gemeld wordt dat er alle reden is voor feestgezang en muziek. De redenen voor de dank liggen in het feit dat de ellendige lotgevallen van de dichter een keer hebben genomen. God heeft ingegrepen in zijn leven. De dichter is op de plaats waar je daarvoor dankt: in de tempel, waar volgens vers 13 en volgende de palmen wuiven en de rechte ceders de dichter tot inspiratie dienen. En het is ook de tijd waarop je dankt: het is sabbat (vs. 1).

De psalm is gedicht als een persoonlijk danklied, maar de ‘ik’ van de psalmen is vaak ook collectief te verstaan. De lofprijzende gemeenschap neemt het lied op de lippen en het wordt van ieder afzonderlijk en van allen gezamenlijk. Vers 2a staat in de derde persoon enkelvoud (is het een aanhef van de ‘liturg’ waarna anderen hem bijvallen?), vervolgens is 2b-12 een soort dialoog tussen de bidder en de Heer in de eerste en tweede persoon enkelvoud, terwijl 13-16 niet meer die gebedssfeer ademen; die verzen vergelijken de rechtvaardigen, tot wie ook de dichter zich rekent, met bomen die groeien bij de tempel en noemen de HEER weer ‘mijn’ rots: wij, rechtvaardigen, kunnen op Hem aan! Dat laatste onderdeel staat in de derde persoon meervoud en heeft iets weg van een reflectie op wat voorafging, ofschoon de hele psalm een ‘constante versmaat’ heeft (Kraus). ‘Met een snelle wisseling van beeldspraak, zo kenmerkend voor de Hebreeuwse poëtische stijl, besluit dan Psalm 92: vers 16 zoekt aansluiting bij Deuteronomium 32:4, bij Mozes dus… die volgens rabbijn Rashi alle psalmen van 90 tot en met 100 zou hebben gedicht. Dat is niet waarschijnlijk, maar dat “Mozes” (de woorden van) telkens in gedachten komt bij deze reeks is duidelijk’ (Bamard, 83).

De hymne bezingt Gods aanwezigheid in de lotgevallen in het leven (van de dichter). Dwazen zien dat niet (vs. 5w.) maar de dichter heeft het zelf ervaren (vs. 5, 11-13); hij moest er wel lang op wachten – de wettelozen en onrechtvaardigen ging het voor de wind (al vergelijkt vs. 8 hun welvaart met de snelle groei van onkruid dat natuurlijk wordt uitgetrokken en verdelgd – zie Ps. 90 bijvoorbeeld) en dat tergde hem. De verzen 13-15 ontlenen hun beelden ook aan de plantenwereld. De goddelozen zijn onkruid, maar de rechtvaardigen zijn als een palm, een ceder van de

Libanon (bomen die bekendstonden om hun rechte stam en hun schoonheid), waarbij valt te bedenken dat bomen langzaam groeien. Het tertium comparationis is de diepe verworteling van deze bomen, hun vastheid, hun frisheid en hun groei. Ceders worden wel 2000 jaar en dragen zelfs dan nog vrucht. Daarop lijkt de tsaddiq. Hij rekent zich ook tot de rechtvaardigen (vs. 13) en wil naar de Thora leven en daarom zijn zfjn vijanden Gods vijanden. Maar dan keert de Heer zijn lot (vgl. Ps. 23:5vv.; 89:18; 148:14) en hij wordt met vreugdeolie overgoten (vgl. Ps. 23:5; 45:8; 133:2; Jes. 61:3) – beelden voor de in het leven ervaren hulp van God. Misschien wijst de olie op een ritueel (in Lev. 2:4 wordt het deegoffer met olie overgoten).

De houding van de dichter, gebeten als hij is op zijn vijanden (zie bijvoorbeeld vs. 10 en 12) en waarvoor stellig alle reden was, al blijft het conflict verborgen in de psalmtekst, strookt niet zo met een gedachte als in Matteiis 5:44 waar Jezus in de Bergrede oproept tot liefde voor de vijanden.

De ontstaanstijd van de psalm is moeilijk vast te stellen. Kraus vermoedt dat de psalm na de ballingschap is te dateren.

Aanwijzingen voor de prediking

Achter dit gedicht, dat wat algemeen van inhoud is, laat zich toch het levensverhaal van de dichter vermoeden. De dichter van Psalm 92 spreekt vrijmoedig over zijn ervaringen met God. En godservaring maakt wijs! Uitgaande van vers 15, waarin de rechtvaardige vergeleken wordt met een oude boom die zelfs in zijn ouderdom nog vrucht draagt, zou de ‘levensloop’ als thema voor de preek kunnen worden gekozen. Ik zou als eerste suggestie willen doen de verkondiging over deze psalm dan in een vorm te gieten waarin iemands levensverhaal centraal staat en dat vertelt over ervaringen met God.

Wie het niet passend vindt om iemand uit de gemeente aan het woord te laten (dat dit prudent zou moeten gebeuren en binnen een duidelijk kader is vanzelfsprekend) kan ook kiezen voor een boek waaruit fragmenten worden gelezen. In Psalmen vanuit ballingschap, gebruikt Kees Waaijman (zie de literatuurlijst) Abel Herzbergs novelle Drie rode rozen als voorbeeld. Men kan ook denken aan (dag)boeken van Etty Hillesum, Dietrich Bonhoeffer, Dag Hammarskjöld. Ik denk zelf aan de roman Gilead, van Marilynne Robinson, die in 2004 verscheen. Een mooi boek waarin een 76-jarige ongeneeslijk zieke predikant aan zijn zeven jaar oude zoon vertelt over zijn leven en zijn geloof en over zijn werk als dominee, over zijn liefde voor de mensen, de kerk, de natuur, over religieuze ervaring midden in het dagelijks leven. Een andere mogelijkheid zou kunnen zijn het boek van Jan Siebelink, Knielen op een bed violen, al gaat dat over een geloofsbeleving uit een specifieke protestantse traditie. Het werk van de dichters Bamard en Gerhardt leent zich er zeker ook voor. Teksten kunnen worden gelezen door verschillende stemmen en meegelezen door projectie via een beamer.

Dat deze psalm zich zo nadrukkelijk afficheert in het opschrift als ‘een lied voor de sabbat’, biedt ook de mogelijkheid om een preek te houden over de sabbat. In onze situatie zal het dan uiteraard gaan over de zondag, als de dag bij uitstek om God te loven (vs. 2) en zijn grote daden te bezingen. De zondag dus als een ‘heiligdom in de tijd’. Het is goed om de betekenis daarvan te overwegen, waarbij dan natuurlijk ook een ander schriftgedeelte kan worden gelezen. Het ligt voor de hand Exodus 20:1-17 of Deuteronomium 5:6-21 daarvoor te kiezen. In deze beide versies van de tien woorden wordt aan het sabbatsgebod de meeste tekst besteed.

Er zit ook muziek in deze sabbatspsalm, die in de gemeente graag wordt gezongen in de mooie berijming van Willem Bamard, die in zijn Gepeins bij de Psalmen schrijft (82): ‘Het is een lied dat uitziet naar een “sabbatssituatie”, een stand van zaken waarin het labeur en de spanning voorbij zijn. De werkdagen zijn afgeteld en de schepping is voltooid…’

Rothuizen (233): ‘Psalm 92 is een zeer beminde en daarom veel gelezen psalm. Ik herinner me, dat mijn vader er op zondag dikwijls naar pakte en hem voorlas aan tafel en dat ik als kleine jongen, hoewel het meeste over mij heenging, onder de indruk kwam van de pracht en de kracht der woorden, die als een sterk, oud woud om je heen kwamen te staan.’ Deze woorden van Rothuizen kunnen ook inspireren om de beide gedane suggesties (‘levensloop’ of ‘zondagsviering’) te combineren, door mensen te laten vertellen over ervaringen met de ‘zondagsheiliging’. Een klein voorbeeld uit mijn eigen leven: uit mijn jongensjaren herinner ik me een gesprek met mijn vader over de kerkgang; ik vond dat niet zo nodig, zeker niet twee keer. Buiten in de natuur is God toch ook. Mijn vader ontkende het niet: ‘Het ruime hemelrond vertelt met blijde mond, Gods eer en heerlijkheid’ (Ps. 19 strofe 1 in de oude berijming), maar hij zette er iets naast: ‘Maar ’s Heren wet nochtans verspreidt volmaakter glans’ (strofe 4 van die psalm). Sindsdien heb ik de noodzaak van de kerkgang begrepen.

Liturgische aanwijzingen

De lezingen voor het C-jaar zijn op deze zondag Johannes 7:1-15 en Lucas 6:39-49, zie Dienstboek I, 1205. Liedsuggesties: in het algemeen vooral liederen waarin het leven wordt gevierd. Verder Psalm 92; Gezang 487; 488; 305; 432; 252; Tt nr. 196 (I) (ZG 4, 27); 207 (GvL 428). Als de zondagsheiliging als thema wordt gekozen is te denken aan: Psalm 119 (I); Tt 1 (ZG 5,1); Gezang 348.

Geraadpleegde literatuur

Abraham J. Heschel, Gott sucht den Menschen. Eine Philosophie des Judentums, Neukirchen-Vluyn 1989.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken