< Terug

Preekschets Psalm 97:11

Psalm 97:11

Negende zondag na Pinksteren

Licht is uitgezaaid voor de rechtvaardige,
vreugde voor de oprechten van hart.

Schriftlezing: Psalm 97

Uitleg

Psalm 97 heeft verschillende zinnen gemeenschappelijk met andere Psalmen, in het bijzonder met de Psalmen 96-99. Toch heeft deze Psalm een eigen kleur. Inhoudelijk lijkt hij in twee nogal verschillende delen uiteen te vallen. De verzen 1-9 hebben vooral een beschrijvend karakter, waarin de majestueuze grootheid van de Koning wordt geschilderd. In de verzen 10-12 worden de gelovigen rechtstreeks aangesproken, bemoedigd en aangespoord.

De verzen 1-9 vormen een beschrijving van Gods alles overtreffende verhevenheid. Door de uitroep jhwhmlk (1) wordt Jahwe als de tronende en heersende God vereerd (vgl. Ps. 93:2). Met deze huldiging moet de gehele wereld met vreugde instemmen (vgl. Jes. 42:10, 12 en Jes. 49:13).

In de verzen 2-6 wordt de tronende hemelkoning visionair geschilderd. Hij is omgeven door wolken en duisternis. Voor de combinatie zie bijvoorbeeld Joël 2:2 en Sefanja 1:15. In die passages gaat het over Jahwes komst in de nabije toekomst, en dat is slecht nieuws. Hier is de komst van Jahwe al een feit en het is een reden tot vreugde.

Het tweede gedeelte van vers 2 maakt duidelijk hoe het mogelijk is dat Jahwes komst reden voor vreugde is. Hij is weliswaar ontzagwekkend en verheven, maar zijn troon is gevestigd op gerechtigheid en recht (vergelijkbare uitdrukking in Ps. 89:15). ‘Recht’ en ‘gerechtigheid’ zijn belangrijke eigenschappen voor een koning. Psalm 72 begint ermee: het is God die aan de koning zijn gerechtigheid en zijn recht moet geven. In Psalm 97 blijkt dat de standaard voor aardse koningen gegrond is in het koningschap van God zelf.

De verzen 3-6 geven een theofanie weer (vgl. Ps. 18:8-16). De komst van Jahwe betekent bevrijding van de vijanden: God doet recht. Vaak is zo’n theofanie gericht op een ontmoeting van de Jahwe met Israël, hier zien ‘alle volken’ (6) de koninklijke heerlijkheid van Jahwe.

In de verzen 7-9 wordt juichend beleden dat het recht zegeviert. Wie de beelden dienen (‘goden van niets’) moeten zich schamen en zij worden ook beschaamd. Jahwe is de Enige God, voor Hem moeten de afgoden zich buigen (vgl. 1 Sam. 5). Dat is de realiteit in deze wereld, ook al is dat nog vaak verborgen. Tegelijk wordt er soms ook al iets van zichtbaar. Het lijkt erop dat wordt teruggegrepen op een concreet ingrijpen van Jahwe in de geschiedenis van zijn volk, bijvoorbeeld een nederlaag van Assyrië of Babel.

‘Dat dit overwinningslied een bevrijdingslied is, met andere woorden dat het geen machtsgebral is, maar een lied van opluchting en blijdschap na tijden van onderdrukking, lijkt mij duidelijk. De psalm steunt op menig ander, eerder geschreven gedicht, bijna vers voor vers zijn parallellen aanwijsbaar. Het is alsof de gemeente van Jeruzalem de traditie weer opvat’ (Barnard).

De verzen 10-12 beschrijven de relatie van Jahwe tot de rechtvaardigen. Het is een aansporing van iemand (een priester of een andere wijsheidsleraar) die zich richt tot de vereerders van Jahwe. Zoals het kwaad voor hem niet kan bestaan, zo zal ook zijn volk het kwade (niet de kwaaddoeners!) haten. Jahwe heeft een bijzondere relatie met degenen die Hem beminnen: Hij bewaart hen en bevrijdt hen uit de macht van de boosdoeners.

Licht is in de Psalmen een beeld voor leven, bevrijding, zegen (Ps. 27:1; 36:9; 112:4). De uitdrukking ‘licht is uitgezaaid voor de rechtvaardige’ wordt door meerdere uitleggers met een tekstvariant in de masoretische tekst en met verwijzing naar Psalm 112:4 uitgelegd als ‘licht daagt voor de rechtvaardige’. Toch heeft de voorliggende vertaling (de moeilijkste lezing) de sterkste papieren. Barnard legt het vers als volgt uit:

‘Het licht is gezaaid, dat houdt in dat het een tijdlang duister was, want zaad verdwijnt uit het gezicht. Ik ben er altijd weer over verbaasd hoe vaak, hoe kenmerkend in de Bijbel het woord “zaad” voorkomt. De mensen van het geroepen volk zijn zelf “zaad”. Vertalers weten dat weg te schoffelen, maar het staat er onontkoombaar veelzeggend, telkens weer.’

Wanneer licht wordt gezaaid, is vreugde de oogst. Met deze vreugde sluit de Psalm ook af: de rechtvaardigen worden opgeroepen om zich te verblijden in de heer en zijn naam groot te maken.

Aanwijzingen voor de prediking

Vreugde en blijdschap zijn geen woorden die in onze tijd veelvuldig met christenen worden verbonden. Het imago van de kerk wordt eerder gestempeld door schandalen, door krimp en soms ook door vermeend wetticisme (een christen ‘moet’ zo veel). En ook al zijn beelden die leven van de kerk lang niet altijd terecht, ze kunnen je ook als christen in de weg zitten en je de vreugde ontnemen. Ook om andere redenen kan het de vraag zijn of de verbinding van geloof en blijdschap wel terecht is. Nemen we de ernst van de gebrokenheid in deze wereld en ook in ons eigen leven dan wel ernstig genoeg?

De diepste reden voor blijdschap ligt volgens deze Psalm in de regering van Jahwe. Onverschrokken en uitbundig tekent Psalm 97 het koningschap van God. Hij regeert over de volken, Hij is de machtige in zijn schepping. Alles spreekt van zijn grootheid en zijn trouw. Deze belijdenis is gegrond in de geschiedenis van Jahwe met zijn volk. De eeuwen door is Hij zijn volk trouw geweest.

Deze macht en grootheid van Jahwe blijkt ook in zijn zorg voor de enkeling. Zij die Hem liefhebben worden opgeroepen om het kwade verre van zich te werpen. Wie God als Koning heeft leren kennen, zal zich toch ook in zijn wetten voegen.

Vreugde en blijdschap zijn voor een gelovige uiteindelijk gefundeerd in wie Jahwe is en wat Hij doet. Vanuit onszelf weten we niet wie God is en daarom nodigen de Psalmen ons uit om ons al zingend telkens weer op God te richten en om deze daden te bezingen, te overdenken, te hóren! Dat is ook het belang van het lied in de liturgie: we zingen om te ‘innen’. Al zingend eigenen we ons de vreugde toe.

Vers 10 spreekt over bewaring en redding. De dichter heeft ervaren dat God bevrijding gaf uit de hand van de vijand. Dat maakt het licht in zijn leven. Tegelijk maakt de Psalm ook duidelijk dat het volle licht nog niet is doorgebroken. De regering van God is niet onaangevochten. De Psalm spreekt niet voor niets over tegenstanders. Vijanden die zich verzetten tegen Gods heerschappij. Mensen die knielen voor ‘goden van niets’. En wie zou, al mediterend over deze woorden, hierbij alleen naar anderen kijken? Ook in ons leven is het volle licht nog niet doorgebroken en is er telkens ook weer sprake van weerstand en verzet tegen Gods koningschap. Daarom ook de oproep om het kwade uit ons leven weg te doen. Het is spannend om in de preek een poging te doen om dit ook concreet te maken voor de mensen die voor je zitten.

Goddelozen, kwaad: het is duidelijk dat het koningschap van Jahwe nog niet volkomen is. Gods licht is nog niet volledig doorgebroken. Het beeld van het zaaien van licht roept die gedachte ook op: er wordt gezaaid met het oog op de oogst. En die oogst komt: de allerhoogste Koning zal eenmaal verschijnen in heerlijkheid.

Een lied van vreugde. Want wanneer licht wordt gezaaid, is vreugde de oogst. En daarom: ‘Verheugt u, rechtvaardigen, in de ene, zegt dank, zijn heiligheid indachtig!’ (nb).

Liturgische aanwijzingen

Als nieuwtestamtentische lezing is Filippenzen 4:1-9 heel passend (‘Laat de Heer uw vreugde blijven’). Wanneer het eschatologische aspect meer aan de orde komt: 1 Tessalonicenzen 4, over de vestiging van het koninkrijk. Liederen: Psalm 18, 33, 36, 72, 96-99; Gezang 434, 460; elb 357; ZG 113.

< Terug