Menu

Premium

Preekschets Romeinen 10:12

Romeinen 10:12

Immers, één en dezelfde is Heer over allen, rijk voor allen, die hem aanroepen.

Schriftlezingen: Deut. 30:1-20; Luc. 18:9-14; Rom. 10:4-13

Het eigene van de zondag

Algemeen

Zevende zondag na Trinitatis.

Specifiek
De tekst in Deuteronomium is deel van de afscheidsrede van Mozes. Hierin houdt hij het volk Israël een scherpe keuze voor tussen leven en dood, heil en onheil. In de tekst uit Lucas draait het om de vraag wat nu eigenlijk echt geloof is. En in Romeinen houdt Paulus zijn lezers voor dat echt geloof de keuze voor het leven is.

Uitleg

In de brief aan de Romeinen introduceert Paulus zichzelf bij een gemeente die hem nog niet kent. Hij heeft haar niet gesticht en wil haar aandoen op doorreis naar Spanje. Ter introductie van zichzelf schrijft Paulus een ‘geloofsbrief’. Waarschijnlijk moet Paulus’ uiteenzetting ook worden gelezen tegen de achtergrond van getroebleerde verhoudingen tussen de joodse en niet-joodse christenen in Rome. Paulus’ antwoord daarop luidt, dat zij allen gelijk zijn tegenover God en dat er in Christus geen verschil bestaat. Allen zijn gelijk in zoverre, dat geen mens uit zichzelf rechtvaardig genoemd kan worden tegenover God. Paulus ziet het geloof in Christus als enig bepalend criterium voor heil. Jood en niet-jood zullen beide uit zichzelf niet rechtvaardig bevonden worden. Het enig wezenlijke is, of zij ‘in Christus’ zijn. Als dit het geval is, vallen verschillen weg. In dit verband stelt Paulus de ‘gerechtigheid uit het geloof’ tegenover de ‘gerechtigheid naar de wet’. In de onderhavige passage schetst Paulus de houding en inhoud van het geloof nadat hij heeft uiteengezet dat de wet niet langer leidt tot redding.

In vers 4 stelt Paulus de these die hij verder uitwerkt: in Christus heeft de wet afgedaan. Christus brengt gerechtigheid voor een ieder die gelooft. Dit is geen algemene, tijdloze opmerking, maar een pastorale insteek: Paulus stelt in de boven vermelde situatie uitdrukkelijk vast dat voor de christenen slechts één zaak geldt, namelijk het geloof in Christus. ‘Gerechtigheid’ is hier een eschatologisch begrip. Het gaat erom ‘rechtvaardig’ bevonden te worden bij het oordeel. Volgens Paulus zal dit gebeuren voor wie Christus belijdt, niet voor wie zich probeert aan de wet te houden. Met de komst van Christus is er een definitieve verandering opgetreden van Godswege.

Paulus stelt in de verzen 5-7 de beide vormen van gerechtigheid tegenover elkaar. volgens de wet van Mozes (Lev. 18:5) gaat het om het ‘doen van de gerechtigheid’ van de wet, met andere woorden: het vervullen van de geboden. Hier tegenover stelt Paulus de houding van het geloof. Hij beschrijft deze met termen uit Deuteronomium 9:4 en 30:12 (in vs 6) en Psalm 107:26 (vs 7). Beide citaten drukken uit dat de gelovige geen halsbrekende toeren hoeft uit te halen om gered te worden: hij hoeft niet naar de hemel op te klimmen en evenmin in de onderwereld af te dalen.

De reden hiervoor geeft Paulus in vers 8. Hij legt uit, met een citaat uit Deuteronomium 30:14, dat de weg die naar het leven leidt, niet moeilijk is. Het is opmerkelijk dat Paulus kort nadat hij aangaf dat de wet van Mozes heeft afgedaan, nu juist de afscheidsrede van Mozes citeert om zijn eigen punt duidelijk te maken. Dit punt is, dat de mens in het geloof de redding voorhanden heeft.

In vers 9 verwoordt Paulus de twee kernpunten van het geloof: belijden dat Jezus Heer is en geloven dat God hem heeft opgewekt uit de doden. Beide belijdenissen stammen onmiskenbaar reeds uit de christelijke beweging vóór Paulus. Het eerste element neemt vers 6 weer op: Jezus is Heer, omdat hij uit de hemel is neergedaald. Het tweede element verwijst naar vers 7: God heeft hem uit de onderwereld teruggehaald. Het belangrijkste woord van vers 9 is evenwel het futurum soothèsèi, ‘zal gered worden’. De gelovige is niet nu al gered, maat dit zal later gebeuren, bij Gods oordeel over de wereld. ‘Redding’ is bij Paulus een toekomstige gebeurtenis, die zich wel nu al aftekent in het heden’ ln vers 11 onderbouwt Paulus zijn voorkeur voor het geloof met een citaat uit Jesaja 28:16. Hij verandert de betekenis daarvan enigszins: de ‘hem’ uit vers 11 is waarschijnlijk Christus (= auton in vs 9), terwijl Jesaja God bedoelt.

Paulus komt uit bij de voor zijn visie centrale notie, dat er tegenover de Heer geen verschil is tussen jood en Griek. In vers 12 spreekt hij uitdrukkelijk uit, dat dit verschil is weggevallen. Er is voor allen slechts één Heer. Paulus bedoelt hier met ‘Heer’ Jezus Christus (vgl. vs 9). In Paulus’ ogen heeft de komst van Christus een volstrekt nieuwe situatie in het leven geroepen. Er is een nieuwe gemeenschap ontstaan, waarvan joden en niet-joden beiden deel uitmaken. En binnen deze nieuwe gemeenschap vallen de verschillen tussen mensen weg. Daarom ook geeft hij aan dat deze ene Heer ‘rijk is voor allen die hem aanroepen’.

Vers 13 geeft aan deze laatste opmerking nog wat meer gewicht, door in een citaat uit Joël 3:5 juist de redding aan te zeggen voor allen die de naam van de Heer aanroepen. In Joël is de Naam van de Heer bedoeld als ‘JHWH’; Paulus laat deze uitdrukking verwijzen naar Jezus Christus.

Aanwijzingen voor de prediking

  • Wie over deze passage preekt, staat voor een aantal problemen. Zo is Paulus’ terminologie bijvoorbeeld sterk eschatologisch. Onze hedendaagse theologische terminologie is dat veel minder. ‘Gered worden’ wijst bij Paulus vooruit naar het moment waarop het oordeel wordt voltrokken en de gelovigen aan de goede kant terecht komen. Tegelijk ligt hier een mogelijkheid. De gemeenschap van gelovigen is voor Paulus een groep van mensen, verenigd rond de belijdenis van Jezus Christus als opgestane Heer (vgl. vs 9), die nu al een nieuw leven mogen leiden, omdat zij straks gered zullen worden. Deze spanning kennen wij ook in onze kerken. Nu al zou onze kerkelijke gemeenschap het nieuwe leven moeten weerspiegelen, ook al heerst ook in ons leven de oude orde nog. Leven als gelovige houdt dus niet in dat je lid bent van een ‘vereniging van mensen die gered zijn’. Het is veeleer een opdracht om zó te leven dat de nieuwheid van onze verhouding tot God erin tot uitdrukking komt.

  • Het kan in dit verband vruchtbaar zijn om een vergelijking te maken tussen een hedendaagse opvatting van geloven en Paulus’ visie daarop. Voor veel mensen is geloven ‘iets voor waar houden waarvan je niet weet of het waar is’. Die kant zit eraan. Maar in de woorden van Paulus valt geloven samen met het ‘aanroepen van de naam van de Heer’. Aanroepen is een actieve daad. Paulus drukt met deze terminologie uit, dat de gelovige de Heer – Jezus Christus – als hoogste macht erkent. Een dergelijke belijdenis (‘Jezus Christus is Heer’) is geen passief voor waar houden, maar een actieve ontkenning van alle andere machten. Paulus insisteert erop, dat deze belijdenis het leven van de gelovige ingrijpend verandert.

  • Het belangrijkste element in de visie van Paulus is, dat tegenover de Heer alle verschillen wegvallen (vs 12). Ook elders in zijn brieven maakt hij dit duidelijk (vgl.1I Kor. 12:13; Gal. 3:28).Deze visie heeft radicale consequenties. Niet dat er geen verschillen meer bestaan tussen de gelovigen, maat deze verschillen doen er niet toe. In de kerk mag het niet uitmaken of iemand een ongeschoolde arbeider is of hoogleraar, straatarm of schatrijk. Tegenover Christus is iedereen gelijkwaardig. Het valt in de praktijk niet altijd mee om daarnaar te leven, maar dit uitgangspunt is cruciaal voor onze kerken.

  • De woorden van vers 12 kunnen gemakkelijk worden misverstaan als een uitspraak over de ene God die heerst over alle mensen. Daarover spreekt het vers niet, Het gaat om de ene Christus die Heer is over alle christenen. Al lijkt het tegendeel, Paulus doet hier een uitspraak over de verhoudingen binnen de christelijke geloofsgemeenschap. Deze benadering laat ruimte voor een gesprek met andere godsdiensten. In onze maatschappij is dat gesprek broodnodig. Vanuit de onderhavige tekst zou men in dat gesprek kunnen inbrengen, dat tegenover God ieder mens gelijkwaardig is en dat geloven geen passieve, maar een actieve levenshouding is.

Liturgische aanwijzingen

  • Psalm 121

  • Gezang 7

  • Gezang 50

  • Gezang 343

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken