Menu

Premium

Preekschets Romeinen 15:1

Romeinen 15:1

Cantate

sterken … zwakken

Schriftlezing: Romeinen 15:1-7

Het eigene van de zondag

Zeven weken om te wennen aan de verwachting van een nieuwe wereld. De dagen worden één voor één geteld. Maar elke dag heeft genoeg aan zijn eigen vragen. Voorlopig beheerst de vraag naar integratie van verschillende culturen in de samenleving het Westeuropese debat. Paulus heeft over zo’n integratie nagedacht.

Liturgische aanwijzingen

LvdK Psalm 98; 149; Gezang 91.

Geraadpleegde literatuur

B.J. Lietaert Peerbolte in: De Bijbel Literair, Zoetermeer 2003, 569-586; C.J. den Heyer, Paulus. Man van twee werelden, Zoetermeer 1998, 260-301; F.-W. Marquardt, Das christliche Bekenntnis zu Jesus, dem Juden. Eine Christologie I, München 1990, 180-297. Ik heb een bewerking van Marquardts gang door de brief aan de Romeinen gegeven in: D. Stegeman e.a., Marquardt lezen. Nederlandse theologen over het werk van Friedrich-Wilhelm Marquardt, Baarn 2003, 43-50.

Uitleg

Het is waarschijnlijk dat de christenen in Rome een probleem hadden toen keizer Claudius in het begin van de jaren vijftig de joden uit de stad verdreef. De niet-joodse christenen bleven verweesd achter en moesten het alleen rooien. Ze waren ernstig verzwakt door dit verlies van kennis, cultuur, theologie en inspiratie. Voor het eerst in de geschiedenis ontstaat er zoiets als een christelijke gemeente zonder joden. Voor een eenvoudige Romein echter went dat gauw genoeg: geen gedoe meer met die joodse gevoeligheden als besnijdenis, hoofddoekjes en voedselvoorschriften. Doe maar gewoon. Zo kan het ook. Dus toen halverwege de jaren vijftig de joden weer konden terugkeren in Rome bleek dat hun positie in de gemeente was verzwakt. Ze waren niet meer echt welkom. Ze vormden ineens een lastige minderheid in een moderne gemeente. Die gemeente had net haar draai gevonden en die verlangde bepaald niet terug naar de oude discussies. De machtsverhoudingen in de gemeente waren op dramatische wijze veranderd. Zij die gisteren zwak waren, hadden nu een sterke positie gekregen en omgekeerd. Zo werden door de politieke ontwikkelingen joden en niet-joden tegen elkaar uitgespeeld. De Jezus-beweging zat daar precies middenin en werd er door verscheurd. Persoonlijke, zakelijke en godsdienstige verhoudingen bezweken eronder. Maar de spanning binnen de gemeente was niet louter een interne kwestie. Het weerspiegelde de grote politieke ontwikkelingen in het Romeinse rijk. De actie van keizer Claudius was immers bepaald geen incident. Het stond in het kader van een groeiende oorlogsdreiging. Er werd in die jaren een oorlog voorbereid, waarbij geëngageerde joden probeerden land en volk te bevrijden van de Romeinse bezetting. Terreuracties werden door hen niet vermeden. De situatie escaleerde van jaar tot jaar in Judea en dat werd overal in het rijk waar joden woonden bespeurd. Nog een jaar of tien en de oorlog zal losbreken. Rome neemt de dreiging serieus en wil de bron van de terreur uitroeien. Jeruzalem, tempel en stad, worden verwoest. De joden worden gedwongen te ‘integreren’ en dat moeten we ons heel letterlijk voorstellen: van de joodse tempelschat wordt het Colosseum in Rome gebouwd. Zo gaan de politiek sterken met de politiek zwakken om. In Paulus’ dagen staat dat alles echter nog te gebeuren. In de jaren vijftig leeft de christelijke gemeente in Rome in de schaduwen van deze komende oorlog. En ze heeft in de tussentijd de handen vol aan interne ruzies.

Paulus zal in die tijd een jaar of veertig zijn geweest, op de top van zijn missionaire werk, en tegelijk goed geïnformeerd over de internationale spanningen. Als hij hoort van de onverkwikkelijke conflicten in de gemeente te Rome maakt hij zich kwaad. Hoe kan deze gemeente ooit de draagster worden van een nieuwe wereld? Er is toch alleen leven mogelijk wanneer sociaal sterken en zwakken elkaar verdragen? Welk recht menen de niet-joden te hebben? Op welk recht menen de joden zich te kunnen beroepen? Voor God kunnen ze zich niet op hun rechten beroepen, tenzij ze wederzijds elkaar zien zitten en wederzijds elkaar aanvaarden. In zijn woede schrijft hij de brief van zijn leven, die culmineert in de opdracht voor de sterken en voor de zwakken: ‘aanvaardt elkander’ (15:7). Het groeit uit tot een klein boekje. Soms lijkt het wel alsof hij reeds bezig is zijn pleidooi voor de Romeinse keizer te schrijven. De brief aan de Romeinen gaat niet alleen over de samenhang binnen de gemeente, maar ook over de cohesie van de wereldbevolking. Het wordt tijd om de brief aan de Romeinen te lezen en uit te leggen tegen de achtergrond van ons eigentijdse debat over ‘ integratie’.

Aanwijzingen voor de prediking

Onderstreep in de tekst eerst het begrippenpaar ‘sterken’ en ‘zwakken’. Elkaar aanvaarden is niet moeilijk, zolang beide partijen even sterk zijn. Maar het wordt een probleem wanneer er sprake is van een ongelijke machtsverhouding. Zij die meer macht hebben delen vanzelfsprekend de lakens uit en dat ervaren degenen die minder macht hebben als bevoogding. Zij die een sterke positie hebben, roepen de anderen op om hun beleid te aanvaarden, maar de anderen voelen zich daardoor niet aanvaard. ‘Neem dat nou toch van me aan’, zegt de één, ‘ik bedoel het zo goed en ik doe mijn best voor jou’. ‘Je neemt me niet serieus’, zegt de ander. En voor ze het weten zitten ze midden in een kluwen van manipulatie en verzet. Nog even en de zwakken tonen zich van hun meest onaangename kant. Die zijn kwetsbaar, zeker, maar ook gemakkelijk te kwetsen, lichtgeraakt en overgevoelig. En daardoor worden zij moeilijk in de omgang. Ze liggen altijd dwars en worden bepaald irritant. De zwakken zijn niet zielig, ze hebben ontegenzeggelijk macht! Omgekeerd voelen de sterken zich bedreigd door deze oppositie. Ze hebben er geen antwoord op. Wat ze ook zeggen of doen, het wekt wantrouwen. De sterken voelen zich tegenover de zwakken zo nu en dan bepaald machteloos! Voor je het weet slaat de verhouding tussen zwakken en sterken om.

Dit probleem werkt door de kerk en door de wereld heen. De beweging die in een christelijke gemeente op dit moment de macht heeft, maakt vanzelfsprekend het beleid, bepaalt de liturgie, de levensstijl en de maatschappelijke opstelling. Dat is hun goede recht, toch? Alleen blijkt dat daardoor anderen worden buitengesloten. Die gaan in de contramine. Als hun protest niet wordt gehonoreerd, gaan ze door en nemen de meerderheid in gijzeling. Daar hebben ze toch het volste recht toe! Paulus had dit heilloze proces door en zag het voor zijn ogen gebeuren in de jaren vijftig van onze jaartelling in Rome. Zijn woede over de arrogantie van de machtigen en over de macht van hun slachtoffers is sindsdien niet meer te blussen. Waar en wanneer in de gemeente zijn brief aan de Romeinen wordt geopend, slaan de vlammen er uit. Zijn woede is te groot voor de gemeente alleen. Het raakt de wereldverhoudingen. Wat is het recht van het welvarende deel van de wereld om de politiek en de cultuur naar zijn hand te zetten? En wat is het recht van de verzetsgroepen om het wapen van de terreur in te zetten? Paulus’ brief weerspiegelt iets van de woede van God: geen van beide partijen kan zich beroepen op eigen recht. Beiden maken slachtoffers. Geen van beiden hebben het morele recht om de ander te dwingen om zich over te geven en zich aan te passen. Paulus keert de beweging om: de sterken moeten niet de zwakken dwingen om hun beleid te aanvaarden, maar de sterken moeten al hun kracht inzetten om de zwakken te aanvaarden in hun culturele eigenaardigheid en met hun godsdienstige gevoeligheden. Wie zijn: ‘de sterken’? Dat zijn wij, zegt Paulus en snijdt daarmee de pas af voor hen die zichzelf zo graag beschouwen als slachtoffer. Hij rekent zichzelf tot de sterken. Hij vraagt niet om begrip voor zijn positie. Hij biedt begrip voor de positie van de ander. En hij roept de lezers op om ook die houding aan te nemen. Zo komt die ijzersterke tekst uit zijn pen: ‘Wij, die sterk zijn, moeten de gevoeligheden van de zwakken verdragen en niet ons zelf behagen.’

Hoe sterk moeten mijn handen zijn om de gevoeligheden van de ander te kunnen verdragen? Dat is een karwei! Dat wil je niet weten. Maar hoor, hoe de brief aan de Romeinen iedere heroïek vermijdt. Als er genezende kracht in de gemeente aanwezig is, dan is het de kracht van Jezus Christus zelf. Die heeft niet het zwaard opgenomen voor een kruistocht om betere normen en waarden over de wereld te verspreiden, maar die heeft het kruis opgenomen en is in eenzaamheid een bittere weg gegaan. Hij heeft aan den lijve het onrecht ondervonden dat de sterken de zwakken aandoen in zijn samenleving, maar hij heeft ook geleden onder de subversieve kracht, waarmee de zwakken hun recht proberen te halen bij de sterken. Zo gaat hij zijn weg, vóór Pontius Pilatus en mét het volk van Abraham en Mozes, naar de nieuwe wereld. Dat werkt door in het netwerk van de gemeente. Allen krijgen iets van zijn genezende kracht mee in hun rugzakje.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken