Menu

Premium

Preekschets Romeinen 8:15 – Pinksteren

Romeinen 8:15

Pinksteren

U hebt de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn, en om Hem te kunnen aanroepen met ‘Abba, Vader’.

Schriftlezing: Romeinen 8:12-17

Het eigene van de zondag

Het Pinksterfeest, de vijftigste dag na Pasen, getuigt van een overvloed aan Geestkracht; een kracht die angsten doet overwinnen doordat de Geest Zelf meehelpt om de Vader biddend te blijven aanroepen vanuit de geschonken genade Gods kinderen te mogen zijn. Geen weeskinderen meer, maar aangenomen als kind, geadopteerd, mogen wij in de verhouding staan van kind tot Vader. Deze bevrijde kinderen mogen ieder voor zich ervaren dat Gods belofte werkelijkheid is. Dat verlossing doorwerkt in de heiliging, dat de Geest ons helpt Hem in ons te laten werken.

Uitleg

Als slaven, letterlijk ‘een geest van slavernij’. Het verwijst naar de wettische kant waarin (religieuze) waarden hun kwaliteit verloren hebben, maar alleen uit plichtsbesef of angst voor straf worden gerespecteerd.

Opnieuw geeft aan dat die periode heel recent en levend is geweest; dat het een existentieel menselijk tekort is dingen te doen omdat een goddelijke wet zegt dat het moet, en men uit angst voor repercussies gehoorzaamt. De Geest van God leert daardoorheen te blazen.

Gods kinderen. Elk leven mag worden gezien als door God geschapen leven en in die zin is devoot gesproken elk mensenkind ‘kind van God’. Maar hier gaat het om een specifieker kindschap (letterlijk: zoonschap). Het begint met Abraham en zijn nageslacht, de kinderen Israëls, waar de Heer het volk als kind heeft verkoren. Met ‘mijn volk’, ‘mijn kinderen’ (zoals vele malen vermeld), gaat God een heilshistorische weg; een liefdeskeuze, een onherroepelijke daad van vrije liefde. Mozes verwoordt het in zijn toespraak na veertig jaar woestijn. ‘Zoals een vader zijn kind draagt heeft de Heer u gedragen’ (Deut. 1:31); een tedere, liefdevolle vaderhouding spreekt ook uit Psalm 103:13. Israël wordt de eerstgeboren zoon genoemd (Ex. 4:22). Gods liefde wordt weliswaar keer op keer door het volk getart en beschaamd, maar dat doet geen afbreuk aan de liefdeskeus. De Vader blijft liefdevol en jaloers werven om zijn eerstgeborene, hoezeer het volk ook andere wegen kiest en zich verhardt. Onze tekst zou kunnen suggereren dat de apostel de term ‘kinderen van God’ nu exclusief voor de Jezus-gelovigen heeft gereserveerd, een misverstand dat dramatisch heeft gewerkt in de geschiedenis. Daarom is het goed te bedenken wat Paulus enkele hoofdstukken verder over de positie van deze eerstgeborene schrijft. Hij ziet Israël als een olijf, een vruchtbare boom. De christenen uit de heidenen moeten hun plek weten; zij zijn slechts een wilde loot die op de oude olijf is geënt. ‘Beroemt u dus niet tegen de takken – niet gij draagt de wortel, maar de wortel draagt u!’ ( 11:13-24). In het Nieuwe Testament wordt regelmatig het verband tussen Abrahams zaad en de heidenchristenen gezocht, door de apostel geformuleerd als ‘door het geloof en in Christus Jezus bent u allen kinderen van God’ en ‘omdat u Christus toebehoort, bent u nakomelingen van Abraham, erfgenamen volgens de belofte’ (Gal. 3:26-29). Het is nu niet meer collectief, maar persoonlijk geworden, ieder apart geënt.

We zijn dus geen natuurlijke, maar geadopteerde, aangenomen kinderen. In de Romeinse wereld gebeurde het vaker dat ook volwassenen werden geadopteerd. Daarmee verwierven zij een wettige status, ouders en burgerschap. Tegen de achtergrond van wezen zondag in de vorige schets is het heel bijzonder dat verloren en verweesde mensenkinderen als wij iemand Vader mogen noemen. Daarmee wordt beleden dat niet alleen de Vader het kind erkent, maar tevens dat dat kind Hem als Vader erkent en eert en leeft van zijn bescherming.

De apostelen verkondigen dat God degenen die Hij verlost heeft aan het kruis (de ‘uitverkorenen’) zo lief heeft dat Hij hen heeft aangenomen tot erfgenamen (kind met alle rechten van dien). Zo kunnen wij deelhebben aan de heerlijkheid, die zijn eniggeboren Zoon al ontvangen heeft (Gal. 4:4; Ef. 1:5; 1 Joh. 3:1).

Het ‘kind-zijn’ draagt ook een aspect van wedergeboorte, opnieuw geboren worden (Tit. 3:5). Wij zijn gestorven aan onszelf en opgewekt in Hem. Hij leeft voortaan verder in ons (Gal. 2:20; 4:1-7). Het is dus niet een zaak van verdienste om Gods kind te worden en te zijn, het is enkel en alleen genade. Hij wil ons aannemen, wij mogen Hem aanbidden en danken.

Aanroepen met Abba, Vader. Jezus is de ‘eniggeboren Zoon’, maar door Hem worden wij gezien als kinderen van zijn hemelse Vader en is Hij onze Broeder (Marc. 3:35). In ons leven mag de hemelse Vader verheerlijkt worden in ons doen en laten. Hierin volgen wij de Joodse traditie waar Abinoe (Onze Vader) in tal van gebeden klinkt. De Bergrede (Mat. 5-7) geeft een diepingrijpende schets hoe we dicht bij de Vader het leven kunnen heiligen en daarin God eren. Door het contact met Hem te voelen, zijn vaderschap, leef je dicht bij Hem. Bidden is dé weg om dicht bij de Vader te komen. Prayer is the key, prayer is the masterkey! In het Gebed des Heren komt dat sterk tot uiting in de aanhef waarin wij als aangenomen kinderen kunnen bidden: ‘Onze Vader’. Abba is letterlijk nog intiemer: ‘Papa’, of ‘lieve Vader’. Bidden is je als kind overgeven, je hart openstellen voor die Vader: je mag alles met Hem delen!

Gods kinderen. De Geest geeft inzicht in onze aanneming tot kinderen (Mat. 17:24-27). Wat een genade dat God ons als zijn kinderen wil en dat Hij ons ook alle rechten hiervan wil schenken (Rom. 8:17)! God adopteert uit liefde, niet omdat wij het waard zouden zijn. Integendeel, ondanks het feit dat wij het onwaardig zijn, neemt Hij ons aan. Wij zijn van nature niet geschikt om deel te nemen aan zijn gezin. Maar in Jezus Christus worden we geschikt gemaakt. We zijn een son/daughter in law (een kind ‘volgens de wet van de genade’).

Deze aanneming geeft werkelijk hoop! We zijn mede-erfgenamen van Christus om ook te delen in zijn verheerlijking (Rom. 8:17). Als kind van God weet je dat het beste nog moet komen. Dan kunnen we werkelijk bij Hem zijn, voor altijd! De rijkdom van de Vader is onmeetbaar en wij mogen hier zonder hindernis in delen.

Aanwijzingen voor de prediking

  • Pinksteren is een overwinning op de geest van slavernij. Gods Geest bindt en niet vast, maar verbindt en opent ruimtes. Het helpt om situaties te schetsen waarin wij, bewust of onbewust, in slavernij verkeren. De angst voor onzekerheid is een voedingsbodem voor vastgepind gedrag en stereotype denkbeelden. Denk aan Israël in de woestijn, waar het ‘gemurmureer’ opklinkt om naar de vleespotten van Egypte terug te keren. Liever slaaf dan de onzekerheid van de woestijn. De ruimte van de Geest betekent overigens niet dat elke geest heilig is. Het helpt hier om de diepzinnige relatie te leggen met het Joodse Pinksterfeest waar de wetgeving op de Sinaï centraal staat. Gods helpende tien Woorden om te leren leven, geven ruimte en richting.

  • Voor sommige mensen is ‘God als Vader’ heel moeilijk te accepteren, want zij hebben schrijnend nare ervaringen opgedaan met hun eigen (stief- of pleeg)vader. Vaders kunnen, zelfs goedbedoeld, ernstig tekortschieten als het gaat om wijsheid, geduld en tederheid. De cultureel bepaalde machtspositie van mannen is hier ook in het geding (financiële sleutelpositie, fysieke overmacht, ‘hoofd van het gezin’). De impact van het seksueel misbruik van kinderen in (pleeg)gezinnen en in (kerkelijke) instellingen is even verborgen als schrijnend en beschadigend. Voor anderen met een harmonieuze jeugd is het vaderbeeld gelukkig juist heel helpend en het zelfs in een bepaalde levensfase samenvallen met het Godsbeeld.

  • Noodzakelijk is hier ook het beeld van de moeder ter sprake te brengen. Is God ook moeder? Het vaderbeeld is weliswaar dominant, maar er zijn ook treffende moederbeelden. De psalmist vergelijkt de moederlijke bescherming met de hoop op de Heer (Ps. 131). En de profeet spreekt namens de Heer: ‘Zoals een moeder haar zoon troost, zo zal Ik jullie troosten’ (Jes. 66:13). Juist de troostfunctie heeft vanaf de oorsprong van het christendom gelovigen geïnspireerd de vrouwelijkheid van de Heilige Geest te benadrukken.

  • Veel van de Geest is voor ons onduidelijk en daarom kunnen velen niet omgaan met Pinksteren. Het is inderdaad een gelovige kunst om door de dingen en stemmen heen te luisteren en de toonhoogte van de Geest te bespeuren. Het is alsofje geboeid een tv-programma volgt, maar in de kamer wordt er voordurend door anderen gepraat. ‘Praat er nu niet zo doorheen!’, zijn de woorden die het meest gebruikt worden bij een avond tv-kijken. Zo ontgaat je de essentie. Je hebt wel veel beelden gezien en wat gehoord, maar weinig inzicht gekregen. Zo zien we veel kijken zonder echt de ander te zien, is er veel luisteren, maar niet echt horen. Gods Heilige Geest wil ons helpen door alles heen zijn stem te horen. Dat vereist groei, dat vereist gelovige discipline. Soms in de stem van een ander de stem van de Ander meeklinken; evenzeer is het van belang de stilte te zoeken en je open te stellen voor de stem van de Allerhoogste.

  • Wat doet de Vader voor zijn kinderen? Allereerst: Hij heeft lief (Joh. 5:20). Hij heeft Christus lief, maar ook ons als we in Hem blijven (Joh. 15:1-17). De Vader zet zich onophoudelijk in (Joh. 5:17). Hij beschikt en beveelt ( Joh. 15:117). De Vader garandeert dat we niet alleen zijn (Joh. 8:29). Hij wil deelnemen in ons (Joh. 16:32). De Vader zorgt voor ons, Hij beschermt en bewaart ons (Joh. 16:27; 17:15). Hij is betrouwbaar en dat blijkt uit zijn niet-aflatende zorg (Ps. 68:20-22). Hij neemt zijn kinderen aan, van ‘onechte’ kinderen tot ‘eigen’ kinderen. Denk ook aan de kerkelijke benaming ‘aannemen’ bij de belijdenis des geloofs. De kerk neemt niet aan, maar de aannemeling beaamt dat de Vader hem/haar tot kind aanneemt!

  • Wat doen de kinderen voor hun Vader? De Vader verdient onze eer (Joh. 17:1). In en door Jezus Christus worden wij aangenomen, geregeerd, geliefd, bijgestaan en verzorgd door de hemelse Vader. Als we Hem willen liefhebben, moeten we zijn geboden onderhouden. Het is vooral de eerste Johannesbrief die daar nadruk op legt. Hij spreekt van Gods vaderliefde als grootste gave (1 Joh. 3:1). Die liefde roept tot wederliefde, liefde voor de naaste. God liefhebben en de naaste vallen hier uitdrukkelijk samen en kunnen niet los van elkaar bestaan (1 Joh. 4:11-12). op die weg te komen, is het nodig eigen trots af te leggen en bescheiden toe te geven dat we veel verkeerd hebben gedaan. Door de Geest leer je meer en meer jezelf kennen en kun je leren omgaan met moeilijke en schuldige dingen in je leven; je zoekt vergeving bij God en de mensen en vraagt gedurig naar Gods wil in je dagelijks leven. Biddend het aangezicht van God zoeken vanuit kracht van de Heilige Geest zal je helpen zijn kind te blijven en te weten dat je niet alleen bent. Het uiteindelijk uitzicht op het aangezicht van God als Hij ‘alles in allen’ (1 Kor. 15:25) zijn zal, geeft moed om veel te leren op de levensweg. Door de doop zijn we met God verbonden. Hij roept ons op om met Hem verbonden te blijven. Juist door in Hem te blijven er zoveel blijdschap in ons hart komen (Joh. 15:11). Tegelijk is blijdschap ook een opdracht, alsof we elke dag opnieuw de blijdschap bij de Vader mogen afhalen (Fil. 4:4-7). Zo zien anderen iets van Hem in ons!

  • We mogen zo zeker zijn als een kind! Hij wil Vader zijn en dat is onopzegbaar, Hij kiest voor een duurzame en intieme relatie en dat is onverbrekelijk. Kinderen mogen de Vader vertrouwen, meer nog dan hun natuurlijke vaders (Luc. 11:11-13). De Vader in de hemel weet wat wij nodig hebben en Hij laat ons niet los, we kunnen Hem altijd vertrouwen (Ps. 138:8)! De Vader laat het aan zijn kinderen merken dat Hij van ze houdt. Enerzijds gaat dit ‘middellijk’, bijvoorbeeld als we met goede dingen bezig zijn. Anderzijds zijn er ook ‘onmiddellijke’ ervaringen van de Geest, namelijk dat de Vader werkelijk zo dichtbij is, dat Hij je aanraakt of je iets geeft.

  • De Heilige Geest van God, door de menselijke gedaante van Christus binnengebracht in onze leefwereld, in ons mens-zijn, wil ons heiligen en bedauwen, vruchtbaar maken en dingen leren over Hem. Hij wil Gods inwoning onder de mensen gestalte geven en voorbereiden (Op. 21:3).

  • Op de Pinksterdag in Jeruzalem zette Gods Geest zich als vuurvlammetjes op het hoofd van alle apostelen en mensen van allerlei volken hoorden in hun eigen taal spreken. Het evangelie gaat van Jeruzalem naar . De kring wordt wijder en wijder, wereldwijd. In veel kerken is Pinksteren ook het feest dat je iets mag uitdragen, dat je een missie hebt, juist in deze geseculariseerde wereld, die niettemin de aarde des Heren is en blijft (Ps. 24).

Liturgische aanwijzingen

Ezechiël 36:25-27; Handelingen 2:1-11; wetslezing uit Efeziërs 4:17-32; Gezang 237:1 t/m 6 (bij voorkeur in wisselzang); 242:1, 2, 6, 7; 249; Psalm 119:3 (nh1938); Gezang 87:1-3 (NH1938); 382 (elb); kinderlied: Elly & Rikkert Zuiderveld, ‘Door de kracht van de Heilige Geest’.

Geraadpleegde literatuur

A. Murray, De Geest van Christus, Den Haag z.j.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken