< Terug

Preekschets Romeinen 8:27

…maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten.
Romeinen 8:27b

Schriftlezing: Romeinen 8: 12 – 27
Thema: Zuchtend bidden of biddend zuchten

Bidden is hard werken. Elke christen weet in principe hoe belangrijk het is, maar ook dat de praktijk weerbarstig is. Vaak komt het er niet van. Zuchtend proberen we te bidden. Maar langer dan vijf minuten houden we het niet vol. Wat leren we in Romeinen 8 over gebed?

Notities bij de tekst

Romeinen 8 is een van de mooiste hoofdstukken in de Bijbel. Paulus zingt in dit hoofdstuk over het leven door de Geest en over het feit dat we kinderen van God mogen zijn. Laten we de tekst wat nader bekijken.

Vers 12,13: Broeders en zusters, we hoeven ons niet langer te laten leiden door onze eigen wil. Als u dat wel doet, zult u zeker sterven. Als u echter uw zondige wil doodt door de Geest, zult u leven.

Hier stelt Paulus de vraag: waar laat je je door leiden? Door je eigen wil of door de Geest. In het Grieks is er de tegenstelling tussen ‘vlees’ en ‘Geest’, sarx of pneuma.

‘Vlees’ staat daarbij voor de eigen, zondige wil, die ons voert naar de dood. Het gaat erom dat we in de kracht van de Geest die zondige wil overwinnen. Want de Geest geeft leven.

De Bijbel in eenvoudige taal schrijft het als volgt: ‘Vrienden, wij mogen ons niet langer laten leiden door onze slechte verlangens. Want wie luistert naar zijn slechte verlangens, eindigt in de eeuwige dood. Maar wie dankzij de Geest een eind maakt aan zijn slechte gedrag, die zal voor eeuwig leven’.

Vers 14: Allen die door de Geest van God worden geleid, zijn kinderen van God.

Wie zo door de Geest van God geleid wordt mag weten (zekerheid!) een kind van God te zijn. Elders in de Bijbel (bijvoorbeeld in Johannes 3) wordt het beeld gebruikt van het ‘opnieuw geboren worden’: God is nu je Vader en jij bent zijn kind!

In het Grieks staat niet het woord ‘kinderen’ maar het woord ‘zonen’ (huios). In een tijd van emancipatie geeft dat woord verwarring. Toch is dat woord beter. Want het gaat erom, dat God ons adopteert, doordat wij ‘in Christus’ zijn: Hij heeft maar één Zoon, maar door het geloof worden wij als het ware opgenomen in die eenheid met Christus. God ziet ons ‘in Christus’ niet als zondaren, maar als zonen. Efeziërs 1:5 zegt het als volgt: ‘Hij heeft ons naar zijn wil en verlangen voorbestemd om in Jezus Christus zijn kinderen (huiothesian = zonen) te worden’. De NBG-vertaling gebruikt wel steeds letterlijk het woord ‘zonen’ (zie ook bij vers 16).

Vers 15: U hebt de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn, en om hem te kunnen aanroepen met ‘Abba, Vader’.

Waren we vroeger ‘slaven’ van de zonde, van onze eigen driften, nu zijn we bevrijde mensen. Het Grieks spreekt over de ‘geest van slavernij’ contra de ‘geest van adoptie’. Wie Jezus volgt, zich laat leiden door de Geest, mag weten dat hij/zij niet langer als slaaf in gebondenheid hoeft te leven. We zijn in Gods gezin geadopteerd. We mogen God als Vader leren kennen.

In die zin is het belangrijk dat we het beeld van God als Vader zuiver houden. Als je een aardse vader hebt gehad die het niet zo goed gedaan heeft in zijn vaderschap, kan dat een belemmering zijn om God als goede Vader te zien. Als de Bijbel hierover spreekt, duidt het vaderschap van God en het kind van God zijn op een prachtige, gave, intieme relatie die veilig is, waar geen angst is, geen dwang. We mogen God dan ook aanspreken als ‘Abba’. Letterlijk betekent dat woord zoiets als ‘pappa’. Het vaderschap van God moet dus niet bepaald worden door het beeld dat wij hebben van onze aardse vader, maar het vaderschap van mijn aardse vader moet bepaald worden door het vaderschap van God. Ook mijn eigen vaderschap mag ik steeds weer toetsen aan het beeld van God als Vader.

Vers 16: De Geest zelf verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn.

God heeft maar een eniggeboren Zoon, Jezus Christus. Toch zijn ook wij kinderen van God: hoe kan dat? Het woord ‘adoptie’ is al gevallen. Wij worden geadopteerd in Gods gezin. Mogen er helemaal bij horen. Daarom spreekt de Bijbel ook vaak over het feit dat wij ‘in Christus’ zijn. Hij is in onze plaats gaan staan door mens te worden en onze schuld te dragen, zodat wij in zijn plaats mogen staan en kind van God mogen zijn.

In feite mogen we dus – in alle eerbied – zeggen, dat Jezus onze grote Broer is. En dat wij allemaal broers en zussen van elkaar zijn. Er is een nieuw gezin geboren op aarde: Gods gezin. Fantastisch dat we dus honderden miljoenen broers en zussen op deze wereld hebben rondlopen. Wie veel reist, komt ze overal tegen!

We zijn dus geadopteerde kinderen. Opvallend in de verzen 14-16 is dat er tot drie keer toe benadrukt wordt dat de Geest van God ons ervan verzekert, dat we kinderen van God zijn. Soms hebben geadopteerde kinderen extra behoefte aan bevestiging dat ze echt geliefd zijn en er mogen wezen. Vandaag verzekert de Geest van God ons ervan dat we echt geliefd zijn en kind van God mogen wezen!

Vers 17: En nu we zijn kinderen zijn, zijn we ook zijn erfgenamen, erfgenamen van God. Samen met Christus zijn wij erfgenamen: wij moeten delen in zijn lijden om met hem te kunnen delen in Gods luister.

Als we – samen met Jezus – kinderen van God zijn, dan betekent dat, dat we ook een deel van de erfenis zullen ontvangen. Maar een erfenis ontvang je toch pas als er iemand gestorven is? Sterft God? Ja en nee. Toen God in Jezus Christus op aarde kwam, heeft Hij voor ons geleden en is Hij voor ons gestorven. Toch kun je niet zomaar zeggen, dat God gestorven is. Hier lopen we tegen het geheim, het mysterie, van de drie-eenheid van God aan: Vader, Zoon en Geest. Waar de Zoon ten onder ging in het lijden, bleef de Vader heersen en deed Hij Hem door zijn Geest op de derde dag weer opstaan uit de dood.

De erfenis heeft twee kanten. In feite zegt Paulus in dit vers: we krijgen allemaal ons portie: zowel van het lijden – wat kan het leven soms moeilijk zijn; maar ook van de opstanding, van de overwinning: wat mogen we nu al ten dele en straks ten volle delen in zijn heerlijkheid.

Over die erfenis kun je veel zeggen, maar lees Romeinen 8:38,39 maar: niets kan ons scheiden van Gods liefde, die we in Jezus ontdekt hebben.

Vers 18: Ik ben ervan overtuigd dat het lijden van deze tijd in geen verhouding staat tot de luister die ons in de toekomst zal worden geopenbaard.

Het woord ‘lijden’ staat in het Grieks in het meervoud. Het gaat dus om alle soorten van lijden die we in deze tijd ervaren: geloofsvervolging, maar ook ziekte, tegenslag, verdriet, enzovoorts.

De Bijbel zegt: Als je een weegschaal neemt en aan de ene kant het lijden van deze tijd legt, dan is dat een zwaar gewicht. Maar als je aan de andere kant van de weegschaal de luister legt die ons wacht in de toekomst, dan slaat de weegschaal toch door naar de andere kant. Het lijden van nu weegt niet op tegen de heerlijkheid van straks. Juist in moeilijke situaties is dit voor veel gelovigen een enorme troost en kracht.

Wat is het belangrijk dat we leven met het juiste perspectief voor ogen. Als mijn perspectief is, dat er na de dood niets meer is, wat heeft lijden dan nog voor zin: waarom zou ik volhouden? Maar als ik weet, dat wij door lijden heen op weg zijn naar heerlijkheid, dan kan ik het volhouden. Zoals Jezus door lijden en sterven heenging naar opstanding (zie ook Hebreeën 12:2).

Paulus doet er stellig over: Ik ben ervan overtuigd. Ik weet het zeker! Ook in vers 28 spreekt diezelfde stelligheid: Wij weten dat voor wie God liefhebben alles bijdraagt aan het goede. God laat alle dingen meewerken ten goede. Dat is iets heel anders dan ‘alle dingen zijn goed’.

In vers 38 komt voor de derde keer die zekerheid om de hoek kijken: Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die Hij ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer.

Vers 19: De schepping ziet er reikhalzend naar uit dat openbaar wordt wie Gods kinderen zijn. Die drievoudige zekerheid heeft Paulus midden in een wereld die zucht en in barensnood is (vers 22).

Zoals er verlossing is voor Gods kinderen, zo zal er verlossing zijn voor de hele schepping. Jesaja profeteert daar al van, zie Jesaja. 11:6 vv.

Wat betekent dat ‘openbaar worden wie Gods kinderen zijn’? Wie zijn dat? En waarom ziet de schepping reikhalzend uit naar het openbaar worden van die kinderen? In Romeinen 8:14 staat: “Want allen die door de Geest van God geleid worden, zijn kinderen van God”. De schepping ziet dus reikhalzend uit naar het openbaar worden van de kinderen van God, naar mensen, die zich door de Geest van God laten leiden. De kinderen van God bevinden zich in een situatie, die vooruitloopt op de situatie die bedoeld is voor heel de schepping. Ze hebben een voorschot gekregen van hun hemelse Vader (vers 15). Ze weten van de verlossing in Christus. Een verlossing die niet alleen de mens aangaat, maar de hele schepping (vers 21).

Vers 20, 21: Want de schepping is ten prooi aan zinloosheid, niet uit eigen wil, maar door hem die haar daaraan heeft onderworpen. Maar ze heeft hoop gekregen, omdat ook de schepping zelf zal worden bevrijd uit de slavernij van de vergankelijkheid en zal delen in de vrijheid en luister die Gods kinderen geschonken wordt.

De schepping is ten prooi aan zinloosheid, vruchteloosheid, nutteloosheid, doelloosheid (zie Titus 3:9). Dat is het gevolg van de zondeval. Adam is schuldig (Genesis 3:17). Maar in Adam elk mens! Dat verdiept voor ons wellicht de uitdaging om bewogen te zijn, niet alleen met het leed van mensen om ons heen, maar met de totaliteit van Gods schepping. Hoe gaan wij er vandaag mee om? Toch is er hoop! Want ook de schepping zal bevrijd worden uit de macht van dood en verval en dezelfde heerlijke vrijheid krijgen als de kinderen van God. Nu is de schepping nog slaaf van de vergankelijkheid. Alles komt en gaat (Prediker). Maar ze zal vernieuwd worden. God maakt álle dingen nieuw!

Vers 22: Wij weten dat de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt.

Veel mensen worstelen met de schijnbare onverschilligheid van God, die ondanks zijn liefde, niet ingrijpt. Natuurrampen vergen duizenden doden, de schepping zucht. Waarom houdt God zich afzijdig? Kán Hij niet ingrijpen? Wíl Hij niet ingrijpen? We weten dat de zonde de oorzaak van het lijden is. Toch blijft het voor ons een mysterie. We kunnen het niet verklaren of begrijpen. We kunnen slechts terugvallen op de troostwoorden van Paulus in vers 18. En we kunnen, als kinderen van God, als burgers van Gods koninkrijk, ons inzetten om in deze wereld een deel van de oplossing te zijn in plaats van een deel van het probleem.

De hele schepping zucht en lijdt als een vrouw, die in barensnood is. Dat is een prachtig beeld. Een vrouw in barensnood heeft échte pijn. En vaak niet zo weinig ook! Toch is ze in ‘blijde verwachting’. Zo kun je van de schepping, van deze wereld zeggen, dat er echte pijn is, maar het is wel ‘pijn in blijde verwachting’ Zo zet de Bijbel het lijden van deze tijd in het perspectief van de hoop.

Vers 23: En dat niet alleen, ook wijzelf, die als voorschot de Geest hebben ontvangen, ook wij zuchten in onszelf in afwachting van de openbaring dat we kinderen van God zijn, de verlossing van ons sterfelijk bestaan.

Wij zijn burgers van Gods koninkrijk. Wij zijn kinderen van God. Wij hebben de heilige Geest ontvangen als de eerste gave van God. Op het Pinksterfeest viert men in Israël het feest van de eerstelingen van de oogst, het Shavuotfeest. In de synagoge wordt dan het boek Ruth bestudeerd. Op die dag van de eerstelingen van de oogst zond God zijn heilige Geest. De volgelingen van Jezus werden vervuld met de Geest. Ze werden bekleed met kracht uit de hoge. Vandaag mogen wij nog steeds leven in de kracht van de heilige Geest. Toch ervaren wij ook elke dag de spanning tussen Gods koninkrijk dat er al is – we zíjn burgers van dat rijk – en Gods koninkrijk dat nog moet komen – ook wij zuchten in onszelf in afwachting van dat moment waarop de volheid van God zichtbaar wordt in de kinderen van God.

Het is de spanning tussen het ‘reeds’ en het ‘nog niet’. We zien nu nog in een wazige spiegel (1 Korinthe 13:12). We zien verlangend uit naar het moment dat ons lichaam wordt verlost. Het gaat er dus niet om dat we van ons lichaam worden verlost, maar dat ons lichaam wordt verlost van haar beperking en gebrokenheid. De NBV vertaalt met ‘sterfelijk bestaan’. De Bijbel in gewone taal zegt het als volgt: ‘God heeft ons de heilige Geest al gegeven, maar we wachten nog op een lichaam dat nooit zal sterven. Dat is het grootste geschenk dat God ons zal geven. Dan zullen we leven als Gods kinderen. Maar tot die tijd hebben we het moeilijk en zwaar.’

In afwachting van dat moment zuchten ook wij, samen met de schepping. In vers 26 wordt gezegd dat ook de Geest ons te hulp komt en voor ons pleit met woordloze zuchten. Naast de drievoudige zekerheid van Romeinen 8 is er dus ook het drievoudige zuchten in de gebrokenheid. Wat zou dat zuchten kunnen betekenen? Bij de zwangerschap leert de vrouw op een bepaalde manier adem halen (zuchten) zodat de bevalling zo voorspoedig mogelijk verloopt. Het blijft een pijnlijk gebeuren, maar door het zuchten wordt de pijn wel vermindert.

Zou hier de vergelijking gemaakt mogen worden met de rol van het gebed? Bidden is uitademen (onze nood bij God brengen) en inademen (zijn kracht en bemoediging ontvangen). Bidden is zuchten. Het verlost ons niet van alle pijn in dit leven, maar maakt het wel dragelijker. Want Hij is bij ons. Als we dat beseffen, hoeven we niet meer ‘zuchtend te bidden’, maar mogen we ‘biddend zuchten’. Onze nood bij God brengen en zijn kracht ontvangen.

Vers 24,25: In deze hoop zijn we gered. Als we echter nu al zouden zien waarop we hopen, zou het geen hoop meer zijn. Wie hoopt er nog op wat hij al kan zien? Maar als wij hopen op wat nog niet zichtbaar is, blijven we in afwachting daarvan volharden.

In deze hoop zijn wij gered, verlost, genezen, hersteld. Nee, we zien het nog niet. Maar is dat niet juist een kenmerk van ‘hoop’: geloven in wat je (nog) niet kunt zien. Het toch al stellig verwachten. Dat is ook de definitie van geloof, die we in Hebreeën 11 vinden en waar in dat hoofdstuk een groot aantal voorbeelden van wordt gegeven.

Vers 26: De Geest helpt ons in onze zwakheid; wij weten immers niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen, maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten.

Als wij zuchten omdat het ons niet lukt te bidden; als wij woorden tekort komen – we weten niet wat we tegen God moeten zeggen: dan komt de Geest ons te hulp. In Efeziërs 6: 18 lezen we: ‘Laat u bij het bidden leiden door de Geest, iedere keer dat u bidt’. Dat is de uitdaging voor ons. De heilige Geest wordt in de Bijbel vaak de ‘Trooster’ genoemd, de Parakleet. Letterlijk komt dat woord uit de rechtspraak. Het is je advocaat; iemand die naast je staat om het voor je op te nemen. Als ik niet meer weet wat ik bidden moet, dan komt de Geest mij te hulp in mijn zwakheid. Hij zucht met me mee. Zodat ik niet langer hoef te zuchten in gebed, maar zuchtend mag bidden: mijn noden mag brengen voor de troon van Gods genade en zijn kracht mag ontvangen om te leven.

Suggesties voor de preek

•Het is altijd goed om aansluiting te zoeken bij de actualiteit. Welke natuurrampen zijn op dit moment actueel; waar lijden mensen op ernstige wijze? Vanuit dat lijden kom je bij de basisvraag van veel mensen: waarom laat God het toe? Hoe lang gaat dit nog door?

•Vanuit het wereldlijden kun je naar het lijden van individuele mensen gaan: wat speelt er bijvoorbeeld in jouw woonplaats; omgeving? Welke concrete situaties kun je benoemen?

•Als er een beamer is, kun je dit onderdeel ook visueel maken door een YouTube-filmpje te laten zien. Als je zoekt op ‘natuurrampen’ kom je (helaas) genoeg filmpjes tegen.

•De vraag is zo oud als de Bijbel. Paulus schrijft erover aan de christenen in Rome: vervolgd door Nero omwille van hun geloof. ‘Waar is God in dit lijden’ is ook hun vraag.

De Bijbel zegt nergens: het valt wel mee. Kop op, houdt de moed erin. De Bijbel spreekt over de ellende, de zonde, de gebrokenheid van de wereld. Daarom staat in vers 22: Wij weten dat de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt.

•We zien het lijden toen; we ervaren het lijden nu: maar hoe moet je daar nu voor bidden?

•We vinden het moeilijk om woorden te vinden. Vragen ons af of het helpt. Gunnen ons ook vaak niet de tijd voor gebed. We weten dat het zou moeten, maar we doen het niet. Zuchtend proberen we er toch iets van te maken.

•Van hieruit kun je naar het thema: Zuchtend bidden of biddend zuchten.

•Een prachtige uitdrukking van Paulus is, dat hij het lijden omschrijft als ‘barensnood’. die gedachte kun je zeker uitbouwen. Het is echte pijn in blijde verwachting.

•Het ‘zuchten’ als gebedsvorm kun je de mensen laten ervaren: vraag of ze intens willen uitademen en dan te wachten met inademen. Op den duur krijgen ze een enorme behoefte om in te ademen. Als wij onze noden ‘uitademen’ (zuchten) krijgen we enorme behoefte om in te ademen (nieuwe kracht van de Geest te ontvangen). Het is het ritme van ons geestelijk leven. Dat is biddend zuchten in plaats van zuchten te proberen te bidden.

Paulus spreekt over de weegschaal: Vers 18: ik ben ervan overtuigd dat het lijden van deze tijd in geen verhouding staat tot de luister die ons in de toekomst zal worden geopenbaard.

De heerlijkheid die ons wacht doet de weegschaal doorslaan. Het leven is niet gemakkelijk, het leven is wel de moeite waard!

•Er is ook het belang van het leven met perspectief. je zou het voorbeeld van een hardloopwedstrijd (wedloop – Hebreeën 12) kunnen gebruiken. Een wedstrijd over 10 meter is de moeite niet waard. Maar bij een marathon van 42 km. zijn ook de eerste 10 meter van belang. Het gaat om het perspectief. Gaat het in het leven alleen om het hier en nu: dan is het de moeite vaak niet waard. Maar de Bijbel geeft ons prachtige vergezichten. De Bijbel zingt over een nieuwe hemel en een nieuwe aarde: Openbaring 21 en 22.

•Eeuwig leven begint hier en nu: als je Jezus Christus leert kennen. Dan ‘word je opnieuw geboren’: krijg je een nieuw leven. Eigenlijk zijn christenen ‘vreemdelingen’; allochtonen. Want we zijn burgers van Gods koninkrijk én we verblijven in het koninkrijk der Nederlanden. We staan met onze beide voeten in een gebroken wereld. Maar we weten van die andere werkelijkheid: de werkelijkheid van het koninkrijk van God.

Aanwijzingen voor de liturgie

  • Een aanvangslied uit ELB zou kunnen zijn ELB 161.

  • Psalm 51 geeft iets weer van het zuchtend bidden. het kan heel goed als lied van verootmoediging gezongen worden. Vers 5 leidt toe naar het gebed om verlichting met de heilige Geest.

  • Ook Psalm 22 geeft de wanhoop aan van iemand die bidt, maar zich door God verlaten voelt.

  • ELB 403 past in dit rijtje.

  • Gezang 294 (LB) zou ook goed passen als lied van verlangen.

  • Na de verkondiging kan er een lied van toewijding zijn, bijvoorbeeld het ‘Abba Vader’ (ELB 376). Ook zou je kunnen zingen ELB 180, waarin je bevestigt, dat we kinderen van God zijn.

  • Daarna mag de lofzang aangeheven worden, bijvoorbeeld Gezang 477, ELB of ELB 341. Het laatste ook als geloofsbelijdenis.

  • Als toeleiding naar de gebedstijd zou je kunnen zingen ELB 297 en/of 298.

  • Als slotlied zou ELB 507 gezongen kunnen worden.

Deze preekschets maakt onderdeel uit van het 50-dagenproject van het Evangelisch Werkverband in de Protestantse Kerk in Nederland. In dit document is alleen de preekschets opgenomen, het verdere pakket rond het project is te bestellen via het Evangelisch Werkverband.

< Terug