Menu

Premium

Preekschets Ruth 2:20

Pinksteren

Toen zei Noömi tegen haar schoondochter: ‘Moge de HEER hem zegenen, want hij (Boaz) heeft trouw bewezen aan de levenden en de doden’. En ze vervolgde: ‘Hij is een naaste verwant van ons en kan daarom zijn rechten als losser laten gelden.’

  • Bijbelgedeelte: Passage uit het boek Ruth, (afhankelijk van de gekozen invalshoek)
  • Overige bijbelgedeelten: Romeinen 13:8-14 of 1 Korintiërs 13:1-13 of Galaten 5:22-25
  • Thema: Schuilen onder de vleugels van God

Het eigene van de zondag

Op de vijftigste dag na Pascha wordt in de Joodse traditie het einde van de tarweoogst gevierd (Exodus 34:22), het zogeheten Wekenfeest. Via de Septuaginta is de Griekse aanduiding voor dat feest Pentakosta, de 50e dag ofwel ‘Pinksteren’ geworden. Net als Pasen heeft ook dit Weken- of Pinksterfeest een oorsprong in de landbouw. Later zijn deze feesten verbonden met een episode uit Israëls ‘heilsgeschiedenis’. In die context wordt op het Weken- of Pinksterfeest de gave van de Torah op Sinaï zowel herdacht als gevierd. Bij Sinaï wordt Israël geconstitueerd als verbondspartner van de HEER (Exodus 19-20). De gebeurtenis waar Handelingen 2 van getuigt, is het feest waar de groep volgelingen van de opgestane Heer geconstitueerd wordt als Gods gemeente. En deze volgelingen zijn ‘mensen van de weg’ (Handelingen 9:2), die willen leven in en van haar of zijn Geest.

Pinksteren is het minst bekende van de christelijke feesten. Het heeft niet de ‘aantrekkingskracht’ of bekende (religieuze én seculiere) rituelen van of rondom Kerst of Pasen. De nuchtere realiteit is, dat de tijd van het jaar in Europa meer uitnodigt om er een weekend op uit te trekken. En hoezeer er ook hernieuwde aandacht is voor innerlijkheid en spiritualiteit, het werk van Gods Geest was en blijft toch een ‘lastig’ onderwerp. De prediker (en liturg!) staat dus voor een uitdaging op deze zondag!

Deze schets kiest voor een oudtestamentische lezing, namelijk het boek Ruth. Deze lezing sluit aan bij de joodse traditie, die de lezing van het boek Ruth als feestrol heeft verbonden met het Wekenfeest. Een duidelijke reden daarvoor vinden we in Ruth 2:23: Ruth bleef werken tót het einde van de tarweoogst. En dat wordt feestelijk gevierd op het Wekenfeest. Vanuit dat perspectief kan de keuze voor een lezing uit Ruth op Pinksteren uitgelegd en gelegitimeerd worden.

Nu is het op zich een waagstuk om op één van de christelijke hoogtijdagen te preken naar aanleiding van een oudtestamentische tekst. Praktijkonderzoek wijst uit, dat daar dan steeds de homiletische en/of hermeneutische ´verleiding’ op de loer ligt om het eigene van de betreffende hoogtijdag (uiteindelijk toch) aan de orde te laten komen vanuit het Nieuwe Testament of, breder, de christelijke dogmatiek. Die verleiding kan ontweken worden door te kiezen voor het plaatsen van het werk van Gods Geest in het kader van herschepping en herstel.

Als de prediker voor Ruth kiest, is het te overwegen als tweede lezing niet Handelingen 2 te nemen. Het ligt dan meer voor de hand als tweede lezing en gedeelte te kiezen over de vruchten of ‘uitwerking’ van de Geest in het leven van de volgelingen van de opgestane Heer (Romeinen 13:8-14; 1 Korintiërs 13:1-13; Galaten 5:22- 25).

Uitleg

De verhaallijn van Ruth is niet complex en laat zich beknopt samenvatten. Er zijn in dit boek ook geen belangrijke exegetische knopen of lastige kwesties aanwezig.

De literaire en retorische lagen in de tekst bevatten wel meerdere lagen en details,  die elk eigen openingen bieden voor de prediking. Daarom is het goed om de essentie van het geheel aan de orde te stellen naar aanleiding van één scene uit het boek. Beperk de lezing tot díe betreffende scene. Vanuit het detail kan de prediking inzetten met een terugblik op wat aan de lezing vooraf is gegaan. In het vervolg van de preek kunnen predikers vooruitblikken op wat staat te gebeuren.

Het verhaal van het boek Ruth vertelt van zowel de grandeur als de misère van het gewone leven van gewone mensen. Het vertelt van het leven, waar het kan ‘ruiken naar luiers en aangebrande pap’ (Miskotte). Het verhaal vertelt dat God in dat gewone leven present is, zowel op dagen dat de zon schijnt als op dagen dat er wolken aan de horizon verschijnen.

God is erbij, als mensen in hun bed liggen te draaien zonder de slaap te kunnen vatten om alles wat hen overkomt en is overkomen, momenten waarop een mens zegt, denkt of roept: ‘Noem mij niet langer Lentekind. Noem mij Bitterheid, want zo ervaar ik het leven’ (Ruth 1:21,22). En God is er ook, als mensen vol verwachting in bed liggen en liefde, warmte en bescherming bij elkaar vinden (Ruth 3:6-14). God is erbij als er recht wordt gedaan, als nieuw leven wordt geboren en een heilvolle toekomst begint te gloren (Ruth 4:13-17).

Zo getuigt dit boekje van een God, die onder ons woont in de woorden van de Tora, die onder ons is komen wonen in zijn zoon Jezus en die onder ons werkzaam blijft met haar of zijn Geest. God staat met zijn verhaal telkens weer op in onze levens en blaast ons bestaan steeds vernieuwend aan met haar of zijn Geest.

De werking van Gods Geest uit zich in woorden en daden van chèsèd (Ruth 1:8; 2:11,20; 3:10), te vertalen als ‘goedertierenheid’, ‘goedheid’, ‘trouw’, ‘loving-kindness’. Het is een woord, dat duidt op daden van aanhoudende liefdevolle trouw.

Aanwijzingen voor de prediking

In het boek Ruth zijn drie handelende personages: Noömi, Boaz en uiteraard Ruth. Hun ‘doortastende handelen’ krijgt subtiel reliëf door hun ‘tegenspelers’. Zo krijgt de trouw van Ruth reliëf door de rol van Orpa (1:14) en het optreden van Boaz krijgt reliëf door het (niet-)handelen van ‘meneer Dinges’ (4:2-8). Er is overigens geen reden om deze ‘tegenspelers’ in de prediking te veroordelen!

Zonder dat sprake is van Gods directe bemoeienis, waait Gods Geest door dit boek van begin tot eind. Huub Oosterhuis beschrijft Heilige Geest als ‘hartstocht voor gerechtigheid en vrede, gloed van ontferming (). En dat wij niet ophouden naar woorden te zoeken van bemoediging en van protest ook, dat je je niet met stomheid laat slaan en er niet het zwijgen toe doet; dat je elkaar blijft toezingen en zegenen en niet toegeeft aan de alom heersende schamperheid, de harde taal die mensen onderuit haalt, de spraakverwarring: dat is heilige geest’. Het is een ‘kracht, een inzicht, een intuïtie; een tegenkracht, tegen alles wat hard en rigide en koud en versteend is’. Het is ‘dát in mensen, waarin zij beeld en gelijkenis zijn van Hem. Van Hem die Schepper en Bevrijder heet. Heilige geest: scheppingskracht en bevrijdings- kracht in mensen’. (Alles voor allen, pagina 119).

In het verhaal van Ruth laten de drie handelende personages deze hartstocht voor gerechtigheid, deze gloed van ontferming concreet zien. De bezieling door die Geest was voor Noömi, Ruth en Boaz genoeg om te doen, wat ze deden. Het was voor Ruth genoeg om te zeggen: ‘Jouw God is mijn God’ (1:16-17), het was genoeg om Boaz meermalen aan te zetten tot ruimhartigheid en daden van chèsèd, het was voor Noömi genoeg om de naam Mara weer los te laten en die van Noömi weer te aanvaarden (4:14). In het verhaal zijn meerdere elementen te noemen die daarop rijmen.

De bezieling door die Geest was voor de eerste ‘mensen van de weg’ genoeg om alles wat ze hadden gemeenschappelijk te delen (Handelingen 2:41-47). Het was voor gemeenten in Rome, Korinte en Galatië genoeg om zich aan te laten vuren om vruchten van de Geest voort te brengen. In de preek kunnen woorden uit de nieuwtestamentische lezing ingeweven worden in het narratief van Ruth.

En diezelfde Geest bezielt nog steeds mensen om te doen wat ‘levenwekkend en levenvernieuwend aan hen werkt’. De prediker kan in dat verband concretiseringen benoemen, die zich in de praktijk van de gemeente of in landelijk nieuws voordoen. De preek kan ook verwijzen naar een scene uit een film of roman. Dergelijk concretiseringen zijn dan meer dan een illustraties bij een verhaal. Het is van belang om dergelijke concretiseringen aan te wijzen en te benoemen, juist waar het gaat om het werk van de Heilige Geest: om dat werk niet te laten zweven maar te laten ‘landen’ in de praktijk van alledag. Het gaat erom hoorders te vertellen van concrete ervaringen waarbij mensen elkaar blijven toezingen en zegenen, mensen die niet toegeven aan de schamperheid, die weigeren harde taal te gebruiken. Zó concreet preken is getuigen van het werk van de Geest die waait tot op vandaag.

Het verhaal van het gewone leven van gewone mensen nodigt uit tot het treden in het voetspoor van Gods Geest. Die Geest gaat vaak verder dan wij denken, ook in het gewone leven. En die Geest drijft ons – net als Ruth, Boaz, Noömi en de eerste volgelingen van Jezus – ‘tot meer dan het gewone’.

Liturgische aanwijzingen

Vrijwel alle liedboeken of -bundels bieden veel Pinksterliederen, ook genoeg die goed aansluiten bij Ruth: Gezang 236-252 in het Liedboek voor de kerken (1973), lied 668-702 uit het Nieuwe Liedboek (2013), lied 221-244 uit Hemelhoog.

Geraadpleegde literatuur

Abma H. Ruth. Kampen: Kok; 1981;

Evans MJ. Judges and Ruth: An Introduction and Commentary. Downers Grove Illinois: InterVarsity Press; 2017;

Miskotte K.H. Antwoord Uit Het Onweer; Het Gewone Leven. Kampen: Kok; 1984;

Systematisch-theologische literatuur. Daarbij is te denken aan:

Brink G. van den, Kooi C van der. Christelijke Dogmatiek: Een Inleiding. Utrecht 2020;

Flesseman-van Leer E. Geloven Vandaag. Nijkerk: 1995;

Oosterhuis H. Kok K. Alles Voor Allen: Een Nieuwe Catechismus. Utrecht: 2016.

Deze preekschets is geschreven door Rein Bos.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken