Menu

Premium

Preekschets Titus 2:11 – Kerst

Titus 2:11

Kerstnacht

Gods genade is openbaar geworden tot redding van alle mensen.

Schriftlezing: Titus 2:11-14

Het eigene van de kerstnacht

In de kerk zijn vanavond veel mensen die je de rest van het jaar niet of nauwelijks ziet. Zij komen vanavond voor het kerstverhaal, voor herkenning, traditie, maar ook zoeken ze het Licht. Deze groep mensen geeft je als voorganger de kans om te laten zien wat het evangelie vandaag de dag te bieden heeft. Dat is een uitdaging, maar tegelijkertijd kun je het ook ervaren als een beperking, omdat je daardoor geneigd bent om bij het oude, bekende te blijven. Kerstnacht biedt echter voldoende mogelijkheden om te midden van het krachtige bekende wat nieuws te laten horen. Bijvoorbeeld door naast de bekende liederen en vertrouwde lezingen Titus te laten klinken.

Uitleg

We vallen met dit tekstgedeelte midden in een korte, duidelijke brief over het alledaagse leven van christenen. In de brief probeert de auteur (Paulus?) een antwoord te geven op vragen over de manier waarop je als gelovige je leven vorm kunt geven en als kerk zichtbaar kunt zijn in de wereld. In de brief wordt het begrip ‘kerk’ niet expliciet genoemd, maar de tekst staat vol ecclesiologische motieven en beeldspraak. De kerk wordt neergezet als pijler en grondslag van de waarheid, als ‘volk dat vol ijver is om het goede te doen’ (Tit. 1:1,14; Tit. 1:9,13; 2:8). Als tegenover van de dwaalleraars, als plaats om het ware geloof van Jezus Christus te verkondigen en daarbij richtlijnen te geven voor het dagelijks leven. En als huis van God, waar de christelijke familie bijeenkomt, die bestuurd wordt door een leider (Tit. 1:7; 2:1-10). De kerk, de gemeenschap is dus belangrijk, zij helpt je vorm te geven aan je leven als gelovige.

Onze passage is een veel geciteerd, karakteristiek gedeelte. Het is als het ware een samenvatting van de christelijke leer en vertelt hóe je je leven als christen moet invullen: ‘het volk van God moet streven naar goede werken’. Daarbij, zo horen we, is de verschijning van Christus het fundament van een christelijk leven waarin men streeft naar die goede werken.

De kern van de brief zit in vers 11, in de genade van God. Die genade van God heeft een dubbele betekenis. Allereerst is de genade zichtbaar in de geboorte van Christus, die aan ons is verschenen. Anderzijds hebben door die geboorte, door de menswording van God, alle mensen het licht ontvangen. Die geboorte én het gevolg ervan, het ontvangen van het licht tot redding van alle mensen, vormen gezamenlijk de genade.

‘Gods genade is openbaar geworden.’ Het ‘openbaar worden’ komt van ‘epifanie’.

Het is een sterkere aanduiding dan het meer gebruikte phainoo, dat vaak gebruikt wordt om de verschijning van Jezus aan de leerlingen weer te geven, alsof de auteur wil zeggen: deze verschijningen zijn wérkelijk bijzonder! Epiphainoo komt twee keer voor in dit tekstgedeelte, in vers 11 en vers 13. De eerste verschijning wijst naar de geboorte van Jezus, maar richt zich ook op de rest van zijn leven, op de manier waarop Hij zichtbaar is geworden in de wereld (prachtig: de genade is dus te zien!). De ‘epifanie’ in vers 13 is anders, zij is eschatologisch, het is de verschijning die wij nog verwachten. Tussen die twee ‘verschijningen’ speelt het leven van de gelovige over wie de brief gaat zich af. De eerste, de geboorte, heeft de genade openbaar gemaakt (vs. 11), zodat we kunnen leren hoe we moeten leven (vs. 12). De nog komende verschijning geeft ons hoop, omdat we weten van de belofte die komt (vs. 13).

De genade van God is de basis voor een christelijk leven, ze is didactisch (vs. 13), zodat we als christenen richting, houvast krijgen. Er wordt hier verwezen naar het leven van Jezus, dat als voorbeeld heeft gediend. Hij leerde ons om goddeloosheid en de wereldse verlangens af te wijzen, omdat deze laatste (de kosmikas epithumias) ons beperken tot wat de wereld ons te bieden heeft (‘wereld’ is hier ruimtelijk bedoeld, niet ethisch of moralistisch) en de verwachting naar wat komt in de weg staan. Juist dat verlangen naar het grote geluk is zo belangrijk, dat geeft je hoop, houdt je gaande. Tot de tijd van de verschijning van ‘de grote God en van onze redder Jezus Christus’ krijgen we te horen goed te leven (bezonnen, rechtvaardig etc.). Het zijn praktische termen die hier klinken, waardoor de schrijver van de brief voor zijn lezer de hermeneutische vertaalslag maakt van het evangelie (de genade van God die zichtbaar werd in de verschijning van Jezus) naar het alledaagse leven, in afwachting van de op handen zijnde wederkomst. De gelovigen die tussen die twee verschijningen in leven, maar weten van wat was en van wat komt, krijgen dus praktische (en realistische!) aanwijzingen hoe ze in de tussentijd als ‘volk van Christus’ kunnen leven, en worden bemoedigd: de redding is voor alle mensen. Hij heeft zich voor ons allen gegeven, dankzij hem kun je altijd verder, tot de dag van de verschijning!

Aanwijzingen voor de prediking

Het is kerst. We vieren de geboorte van Jezus. Wat betekent die gebeurtenis van lang geleden voor ons? Wat betekent het praktisch voor ons leven, voor ons geloof, voor ons als gemeenschap van gelovigen? Dat zijn vragen die bij een groot deel van de hoorders leven en die de insteek van de preek kunnen zijn.

Juist in de kerstnacht denken veel mensen aan vrede, aan liefde en gerechtigheid. Daarover gaan de kerstliedjes (in de kerk, maar ook in de popmuziek), dat willen we ervaren als we samen zijn met familie en tijdens de dienst. Maar tegenover al die mooie ervaringen (het samenzijn, de gezelligheid, de warmte, het licht) staan de pijn en de eenzaamheid die sommige mensen juist deze dagen voelen en wordt de gebrokenheid in de wereld nog duidelijker zichtbaar. Het verlangen naar een wereld van vrede, gerechtigheid en liefde, die hoop op een andere wereld is juist ook vanavond een thema dat mensen begrijpen. Die hoop die ons mensen, ons gelovigen, gaande houdt te midden van alles wat misgaat, te midden van de fouten die we maken, de pijn die we voelen en de ellende die we zien in de wereld ver weg en dichtbij. De hoop op een wereld van vrede, liefde en gerechtigheid laait op de avond van kerst weer even op: licht te midden van het duister. In de brief horen we hoe we als christenen in de donkere tijd tussen de geboorte van Jezus en zijn wederkomst het licht en de hoop vast kunnen houden, hoe we kunnen werken aan een andere, betere wereld. Hoe we kunnen zoeken naar wegen en het evangelie daarbij als wegwijzer kunnen gebruiken.

In de brief krijgen we een tweeledig antwoord op de vraag wat kerst voor ons mensen nu betekent. Allereerst wijst de auteur op de genade die zichtbaar is geworden in de verschijning van Jezus op aarde, in zijn geboorte en leven. Die geboorte die we vanavond vieren, heeft ons duidelijk gemaakt dat er redding is voor alle mensen. Er gaat wat veranderen. Tegelijkertijd laat de auteur zien dat kerst, de verschijning, ons leert hoe we praktisch als gelovige kunnen leven, hoe we invulling kunnen geven aan de toekomst die God voor ogen heeft. Dat kunnen we leren (vs. 12). Jezus heeft het ons immers voorgedaan, Hij heeft ons laten zien wat goed is: een leven waarin samenleven, medemenselijkheid centraal staat, of zoals we in de brief lezen: als christen leef je een nuchter, rechtsgevoelig en respectvol leven. Als we zo leven als gelovigen, dan zijn we een volk van Christus. Een nieuw volk, dat niet rust bij het zien van wat er allemaal mis is in de wereld, maar een volk dat in beweging komt. Dat zich inzet voor een betere wereld. Dat verschil maakt, gered is.

De tweede verschijning, die nog op handen is, geeft ons hoop, omdat we vast kunnen houden aan de belofte (vs. 13). Zij zorgt ervoor dat we, ondanks de gebrokenheid, pijn en alle tegenslag in het leven toch kunnen en durven blijven dromen over en werken aan een andere wereld. Deze twee verschijningen kleuren ons leven als gelovige, maken dat we elk jaar weer vol hoop, geloof en vertrouwen kerst kunnen vieren. Omdat we weten: er is wat gebeurd en er gaat wat gebeuren. Dat houdt ons gaande!

Liturgische aanwijzingen

Natuurlijk klinkt het kerstevangelie (Luc. 2), een krachtig, prachtig verhaal, en wellicht nog een profetenlezing, bijvoorbeeld Jesaja 9. Beide teksten kunnen best een jaartje niet uitgelegd worden, op zichzelf blijven staan. Als er behoefte is om ze te verbinden met Titus, dan zijn er uiteraard genoeg mogelijkheden. In alle teksten klinkt de verwachting, de hoop op een verandering, op de komst van een redder door. Een nieuwe wereld, waarin alles anders zal zijn.

De liederen in de kerstnacht zouden over het algemeen bekende liederen moeten zijn. Zij geven sfeer en roepen herkenning op bij de mensen die weinig in de kerk komen.

Liederen die aansluiten bij de tekst zijn: Gezang 160 (LvdK), een prachtig lied van Huub Oosterhuis, waarin de verwachting, de verschijning en het samen leven thema’s zijn. Het lied ‘Trektocht door de tijd’ van Alfred C. Bronswijk (uit de bundel Rakelings Nabij, Gorinchem 2003) legt de nadruk op het licht waarnaar wij zoeken, dat ons de weg wijst naar een toekomst waarvan wij dromen. Het is te zingen op de bekende melodie van Gezang 173. Het lied ‘Uit uw verborgenheid’ van Sytze de Vries (uit de bundel Tegen het donker, Zoetermeer 2002) is wat lastiger te zingen voor de gemeente, maar de tekst sluit prachtig aan bij de boodschap uit de brief. Het gaat over de genade van God die verschenen is, die ons mensen de kracht geeft om tegen het donker in te gaan, op weg naar het licht.

Geraadpleegde literatuur

Internationaal Commentaar op de Bijbel; A.F.J. Klijn, De brieven van Paulus aan Timoteüs, Titus en Filemon, Nijkerk 1994.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken