Menu

Premium

Preken met het oog op Christusgelijkvormigheid

Over spirituele homiletiek en spirituele vorming

In deze bijdrage wil ik twee lijnen bij elkaar brengen die mij in mijn praktisch-theologische bezinning en in mijn predikantschap voortdurend hebben begeleid. Dat is allemaal begonnen met de promotiestudie die ik deed bij Kees de Ruijter van 1995 tot 2000. Het thema waar ik me toen mee bezig hield was: de meditatie en het preekproces. Ik onderzocht de rol van de spiritualiteit van de predikant in het homiletische proces door me speciaal te richten op de meditatieve omgang met de heilige Schrift als een essentieel aspect van de preekvoorbereiding. Later ging ik spreken over ‘spirituele homiletiek’ als een homiletiek die zich in al haar aspecten door de thematiek van spiritualiteit laat leiden.

Nog weer later verzelfstandigde mijn aandacht voor spiritualiteit zich door een focus op het belang van spirituele vorming, allereerst van de predikant, maar uiteraard ook van gemeenteleden. Spirituele vorming gaat in de kern over doelgerichte aandacht voor die processen die een bijdrage leveren aan groei in Christusgelijkvormigheid. Daarin speelt in mijn optiek de klassieke spirituele oefening van de lectio divina een centrale rol. Deze lectio divina is een vorm van omgang met de heilige Schrift waarin vier dimensies worden onderscheiden: die van de lezing (lectio), de overweging meditatio), het gebed (oratio) en het aanschouwen (contemplatio). Deze lectio divina zie ik tegelijk ook als een paradigma dat kan functioneren als een instrument dat wezenlijke kenmerken van zowel het homiletische proces als het proces van spirituele vorming in kaart brengt. Daarmee heb ik de belangrijkste thema’s en concepten benoemd die ik in deze verkennende bijdrage nader in beeld en met elkaar in verband wil brengen.

Spiritualiteit en spirituele tijd

Dat ik een pleidooi voer voor een spirituele homiletiek heeft niet alleen met mijn eigen belangstelling voor de thematiek van de spiritualiteit te maken. Er zijn twee belangrijke redenen die het noodzakelijk maken om binnen de homiletiek structureel aandacht te vragen voor spiritualiteit.

De eerste belangrijke reden is eenvoudigweg dat de prediking altijd als doel heeft dat hoorders gevoed worden in hun spiritualiteit. Ik versta onder spiritualiteit: leven in de Geest van Jezus. Dat is een eenvoudige omschrijving die een drietal accenten zet. Het gaat allereerst om leven: spiritualiteit is niet iets vaags, niet een transcendente realiteit die los staat van het concrete leven van elke dag. Spiritualiteit betreft het leven in al zijn volheid: het concreet geleefde leven van dag tot dag waarin we te maken hebben met menselijkheid, kwetsbaarheid, verlangen, verdriet, frustratie, lijden en liefde, recht en onrecht, gelukkige relaties en gebroken relaties. Te midden van dat alles en nog veel meer zijn christenen op zoek naar een manier van leven waarin iets zichtbaar en ervaarbaar wordt van het leven waar Jezus het over heeft als hij zegt: ‘ik ben gekomen om hun het leven te geven in al zijn volheid’ (Johannes 10:10). Het gaat in spiritualiteit vervolgens om de Geest. Het woord spiritualiteit heeft nog altijd wat moeite om goed te landen in de protestantse kerkelijke cultuur omdat het wordt geassocieerd met zaken als new age, wicca, yoga, boeddhisme en andere vormen van religie. Toch is de oorspronkelijke context van het woord een christelijke: de Spiritus waarover het gaat in spiritualiteit is niemand minder dan de heilige Geest van God. Spiritualiteit gaat over leven door de Geest, over geloven, hopen en liefhebben door de Geest, over het werk dat de heilige Geest in mensenlevens doet en dat gericht is op een bestaan dat wordt gekleurd door de aanwezigheid van de Schepper God die zich in Jezus Christus heeft geopenbaard. Leven in de Geest van Jezus is dan ook voluit een trinitarische realiteit: het Vader-Zoon-Geest-leven wordt uitgedeeld en geconcretiseerd in levens van mensen die zich door de heilige Geest hebben overgegeven aan Jezus Christus, tot eer van God de Vader. Dat leven, en dat is het derde accent in mijn omschrijving van spiritualiteit, is voluit zichtbaar geworden in Jezus, de mens-geworden God op aarde. Leven in de Geest van Jezus wordt daarom ook gestempeld door wie Jezus was en is. Hij heeft God laten zien aan mensen: als we hem in de ogen kijken zien we de Schepper in het gezicht. Christelijke spiritualiteit wordt daarom altijd gekleurd door deze radicale belijdenis: ‘Jezus is Heer!’

De tweede belangrijke reden waarom structurele aandacht voor spiritualiteit in de homiletiek mij noodzakelijk lijkt is de tijd waarin we leven. Een contextuele reden dus. De 21e eeuw wordt al wel de eeuw van de spiritualiteit genoemd, een tijdperk dat gekenmerkt wordt door de toegenomen aandacht voor religie en zingeving en door een alomtegenwoordig verlangen naar een betekenisvol leven, een leven van bezinning en verdieping, van verstilling en inspiratie. In deze spirituele tijd zie ik het als een roeping van de kerk om met haar prediking op relevante wijze aanwezig te zijn, allereerst in de levens van de gemeenteleden die allemaal deel uitmaken van deze cultuur van een spirituele tijd. Uiteraard is het van belang om te zien dat het overal levende verlangen naar spiritualiteit in algemene zin niet naadloos aansluit bij de spiritualiteit die in de christelijke kerk gevoed wordt. In de christelijke gemeente gaat spiritualiteit altijd over het zich omhelsd weten door de drie-enige God en het op de manier van zelfverloochening en kruisdragen volgen van Jezus Christus als onze Verlosser. Dat staat haaks op het algemene spirituele verlangen van onze tijd. Tegelijkertijd is het niet alleen een uitdaging maar ook een noodzaak om als kerk in deze een-en-twintigste eeuwse samenleving duidelijk te maken dat de gemeente van Jezus Christus een vindplaats is van spiritualiteit, van een hoopvol leven met eeuwigheidswaarde.

Spirituele homiletiek

De bedoeling van de uitdrukking ‘spirituele homiletiek’ laat zich het beste duidelijk maken door deze te plaatsen naast zoiets als een narratieve homiletiek. Een narratieve homiletiek laat zich in haar doordenking van het preekproces leiden door concepten die ontleend zijn aan de wereld van het verhaal: mensen vertellen elkaar verhalen, Gods heeft een verhaal met mensen, de Bijbel is een boek dat een verhaal vertelt, mensen vinden hun identiteit langs wegen van narrativiteit, verhalen vormen een essentieel communicatiemiddel. Zulke gedachten en ideeën worden vruchtbaar gemaakt voor een specifieke doordenking van de prediking. Zo probeert een spirituele homiletiek de concepten en gedachten die een centrale rol spelen in het werkelijkheidsgebied van de spiritualiteit als vindplaats te gebruiken voor een eigen bezinning op het homiletische proces. Ik bedoel hiermee dan ook geen exclusieve benadering te bepleiten. Naast een spirituele homiletiek leveren bijvoorbeeld ook een narratieve, een poëtische en een hermeneutische homiletiek onmisbare bijdragen aan de reflectie op de prediking zoals die plaats vindt in de gemeente van Christus. Zonder nu naar volledigheid te streven, wil ik enkele thema’s noemen die juist in een spirituele homiletiek het volle pond kunnen krijgen en die binnen andere concepten wellicht minder snel in beeld zullen komen.

In een spirituele homiletiek wordt veel aandacht gegeven aan het werk van de heilige Geest in de prediking. Niet zozeer als een thema om over te preken, maar vooral als een actuele realiteit als de preek wordt voorbereid en als er gepreekt wordt. In het gereformeerde denken worden Geest en Woord altijd al in één adem genoemd (in de Heidelbergse Catechismus Zondag 21 zelfs in déze volgorde). Het Woord kan niet zonder de Geest.

In een spirituele homiletiek is er gerichte aandacht voor het gebed als fundamenteel en onmisbaar aspect van preekvoorbereiding en prediking. In een artikel over de priroiteit die in het kader van de prediking moet worden toegekend aan het gebed, wordt door de auteur James Rosscup aangewezen dat in het merendeel van de homiletische handboeken die hij ingezien heeft het thema van gebed nauwelijks of niet ter sprake wordt gebracht. Daarnaast laat hij vanuit de Schrift en vanuit levens van bekende predikers zien hoezeer juist de kracht van het gebed van belang is voor een effectieve prediking.

In een spirituele homiletiek wordt, naast het gebed, veel plaats ingeruimd voor de geestelijke oefening van de meditatie. De meditatie is in de homiletiek al eeuwenlang een bekend gegeven, maar vaak wordt de aandacht hiervoor eenzijdig homiletisch-pastoraal gekleurd: de meditatie als de fase waarin de prediker overdenkt hoe hij vanuit de gekozen tekst het beste kan preken op een manier die aansluit bij het leven van de hoorders. Als de meditatie vanuit een spiritueel perspectief ter sprake komt, zal veel meer duidelijk worden hoe belangrijk de meditatieve omgang met de Schrift is naast de meer wetenschappelijke en analytische omgang met de tekst zoals die in de exegese tot ontwikkeling komt.

In een spirituele homiletiek kan de thematiek van de mystagogie op een natuurlijke wijze ter sprake worden gebracht. Mystagogie staat voor de inleiding en inwijding in het mysterie van Christus in wie Gods onvoorwaardelijke liefde tastbaar wordt. Een mystagogische manier van preken vertegenwoordigt een eigen preekstijl naast bijvoorbeeld een didactische, een exegetische, een narratieve en een evangeliserende preekstijl.

In een spirituele homiletiek kan ten slotte ook het aandachtsveld van de spirituele vorming in beeld komen. Daarbij denk ik aan de spirituele vorming van de prediker: hoe kan hij of zij de eigen spiritualiteit en spirituele competentie zo blijven ontwikkelen dat de vruchten daarvan geplukt worden in het werk van de prediking? Daarnaast kan de spirituele vorming ook als één van de belangrijkste doelen van de prediking in beeld worden gebracht. Want is dat niet waarop alle prediking uit is: dat mensen worden gevormd naar het beeld van Christus? Paulus spreekt daarover in bijvoorbeeld Galaten 4:19: ‘Kinderen, zolang Christus geen gestalte in u krijgt, doorsta ik telkens weer barensweeën om u.’ En hij wijst ook in deze richting in 2 Timoteüs 3:16-17: ‘Elke schrifttekst is door God geïnspireerd en kan gebruikt worden om onderricht te geven, om dwalingen en fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven, zodat een dienaar van God voor zijn taak berekend is en voor elk goed doel volledig is toegerust.’ In het vervolg van deze bijdrage kom ik hierop terug.

De lectio divina en de preekvoorbereiding

Voor de ontwikkeling van een spirituele homiletiek zie ik de lectio divina als een heel belangrijke inspiratiebron. Allereerst omdat deze spirituele manier van Bijbellezen een belangrijke methode aanreikt voor de meditatie als onderdeel van het preekvoorbereidingsproces. Maar in de tweede plaats ook omdat lectio divina een paradigma biedt voor heel het preekproces: de lectio divina kan een bijdrage leveren aan een preekpraktijk, waarin de spirituele dimensie op een rijkere manier tot uitdrukking komt dan soms het geval is (omdat preken bijvoorbeeld sterk rationeel of een sterk praktisch karakter hebben). Ik geef eerst een beschrijving van deze lectio divina.

De lectio divina, die zich vandaag de dag mag verheugen in een grote belangstelling, gaat terug op een eeuwenoude christelijke traditie. Daarbij moet in het bijzonder de naam van de kartuizer monnik Guigo II (12e eeuw) worden genoemd, die de essentie van de lectio divina heeft samengevat in zijn Scala claustralium (de ladder voor kloosterlingen). Hij spreekt over de vierslag lectio, meditatio, oratio en contemplatio. De lectio komt als eerste, is het fundament, is een zorgvuldig en aandachtig lezen van wat er staat. De meditatio is een zich met het verstand verder verdiepen in de verborgen waarheden van het Schriftwoord. De oratio is het gebed, een verlangende gerichtheid van een vroom hart op God om zijn stem te horen en te beantwoorden. En de contemplatio is tenslotte de aanschouwing, het zien van God, het ervaren van zijn liefdevolle en genadige aanwezigheid, om daarin te rusten.

Er zijn vele manieren om deze vier stappen of dimensies te omschrijven. Op deze plek doe ik dat door een schema weer te geven waarin ik de vier aspecten van de lectio divina nader inkleur met het oog op de preekvoorbereiding en de prediking zelf.

lectio

de tekst

Ik lees en analyseer de tekst zorgvuldig en nauwkeurig.

meditatio

de woordwerkelijkheid

Ik overdenk de woordwerkelijkheid waar de tekst naar verwijst intensief.

oratio

de stem

Ik luister naar de stem die mij aanspreekt en ik antwoord.

contemplatio

het gelaat

Ik aanschouw het heilige en liefdevolle gelaat van de Heer die mij zegenend aankijkt.

In deze vierslag zit een zekere opklimming. Waar het in de preekvoorbereiding allemaal begint met een tekst, die om zorgvuldige analyse vraagt, om aandachtige uitleg met gebruikmaking van de beschikbare exegetische middelen, daar wordt nu ook duidelijk dat die zorgvuldige en aandachtige uitleg niet het einddoel is. Het einddoel is: het aanschouwen van het gelaat van de Heer, een ontmoeting met de God die ons in Christus tegemoet komt. Het doel is dat de prediker in de preekvoorbereiding komt op dat punt dat hij zegt: nu zie ik u, Heer, nu ervaar ik dat u zelf mij aanspreekt en aankijkt, nu merk ik dat het licht van uw gelaat over mij schijnt. Deze ervaring zal telkens een nieuwe en eigen kleur hebben naar gelang van het Bijbelgedeelte dat het uitgangspunt vormt voor de weg die wordt gegaan.

Zo verbinden zich in dit ene proces van de preekvoorbereiding als lectio divina de meer analytische, exegetische kant van de preekvoorbereiding en de meer spirituele, contemplatieve dimensie van de prediking. Dat gaat dus via de twee fases van de meditatio en de oratio. In de meditatio is de prediker niet meer zozeer met de tekst als tekst bezig, maar richt hij zich op de werkelijkheid die door de woorden van de tekst open wordt gelegd: de werkelijkheid van God, van deze wereld, van het eigen leven. Hij doordenkt op een intensieve wijze welk beeld van die woordwerkelijkheid zichtbaar en ervaarbaar wordt. In de oratio begint steeds meer een zielsverlangen te stromen om werkelijk te worden aangesproken door de Heer en om te antwoorden. Er ontstaat een dialoog waarin de stem van de Heer en de stem van de prediker elkaar afwisselen. Totdat er voorbij de woorden een ruimte ontstaat waarin er sprake is van ootmoedige overgave, liefdevolle wederkerigheid, wonderbare wijsheid – een ruimte waar het geheim van de glorievolle nabijheid van de Heer haast tastbaar wordt – een ruimte waar nieuwe passie, nieuwe liefde, nieuwe wijsheid gaan stromen in de prediker die zegt: ‘Nu heb ik u met eigen ogen aanschouwd’ (Job 42:5).

De lectio divina en de preek

De lectio divina biedt niet alleen een waardevol model voor een spirituele preekvoorbereiding maar wijst ook een weg als het gaat om het moment van het preken zelf. De vier momenten lectio, meditatio, oratio en contemplatio kunnen ook als opeenvolgende fases worden gezien van het preekgebeuren zoals dat plaats vindt in de context van de liturgie. De preek zelf zal vooral de momenten van de lectio en de meditatio gestalte kunnen geven.

Lectio staat dan allereerst voor de voorlezing van het Schriftgedeelte waarover de preek gaat als een zelfstandige liturgische daad. Daarbaast gaat de lectio over de inspanningen die worden verricht om het gelezen Bijbelgedeelte of de gekozen preektekst werkelijk tot klinken te brengen. Wat staat er precies en welke ontdekkingen kunnen we doen als we samen zorgvuldig en luisterend lezen, terwijl we dicht op de huid van de tekst blijven zitten?

Het moment van de meditatio komt vooral tot ontwikkeling waar gezocht wordt naar antwoorden op de vraag: Op welke wijze gaat het Schriftgedeelte verbindingen aan met onze levens? Ook de persoonlijke geraaktheid kan in dit kader ruimte krijgen als een wezenlijk aspect van de prediking. Daarnaast zit de meditatio ook dicht aan tegen wat in de homiletiek vanouds de toepassing wordt genoemd: het concreet maken van het gehoorde Woord in de levenssitauties van de hoorders.

Als het om de oratio gaat: het laat zich denken dat de preek zelf elementen bevat die een gebedskarakter hebben. Dat kunnen zinnen of passages zijn waarin God wordt aangesproken. Daarnaast kan de oratio ook gestalte krijgen als de grondhouding van waaruit de prediker preekt en de hoorder luistert: van binnenuit afgestemd op God en het werk van zijn Geest. Ook is het mogelijk om een preek niet af te sluiten met het woord amen of met het aankondigen van een lied maar met het uitspreken van een gebed. Dat is een manier om heel expliciet recht te doen aan de oratio als de fase die volgt op de lectio en de meditatio. Het van meetaf aan in de preek gericht zijn op het gebed waarmee de preek wordt afgesloten levert ook een belangrijke bijdrage aan de spirituele kleur van de preek.

Wat de contemplatio betreft: tegen de achtergrond van het voorgaande zou er dus veel voor te zeggen zijn om na de preek en het afsluitende gebed een moment van bezinning en stilte te creëren. Niet direct een ‘amenlied’ dus, maar wat tijd om stil te zijn, zich in Gods aanwezigheid te bevinden, tot rust te komen bij hem en te vertrouwen op de Geest die het gehoorde Woord in het hart legt. Deze stille bezinning kan een bron worden van vernieuwd leven als kind van God en als leerling van Jezus.

Spirituele competentie

Op welke wijze kan de preek een bijdrage leveren aan de spirituele vorming van de hoorder? Deze vraag vormt de rode draad voor deze bijdrage. In het voorgaande heb ik eerst aandacht gevraagd voor de preek en specifiek de spirituele dimensie van de preek. Het gestalte geven van die dimensie vraagt allereerst dat de prediker zelf persoonlijk vertrouwd is met datgene wat nodig is om hieraan inhoud en vorm te geven. In wezen raakt dat dus eerst de spirituele vorming van de prediker. Hoe kan hij groeien in een leven waarin het geleid worden door de Geest een cruciale rol vervult? Hoe kan hij zo leven dat er een omvormingsproces plaats vindt dat leidt tot steeds meer Christusgelijkvormigheid?

Het lijkt mij zinvol om in dit kader ook te spreken over spirituele competentie. Naast allerlei andere competenties waaraan door de theoloog-prediker in de theologische opleiding maar ook tijdens een leven lang leren gewerkt wordt (hermeneutische, pastorale, agogische, persoonlijke, liturgische, missionaire competenties bijvoorbeeld), is het van belang dat juist ook de eigen spiritualiteit (door mij eerder in deze bijdrage omschreven als ‘leven in de Geest van Jezus’) een eigen zelfstandige aandacht krijgt, waarbij kennis, vaardigheden en grondhouding op het gebied van spiritualiteit met elkaar in verband worden gebracht op een manier die bijdraagt aan groei in spirituele competentie. Juist hier wordt aandacht voor spirituele vorming belangrijk. Alleen wissel ik op dit moment enigszins van perspectief door niet zozeer de spirituele vorming van de prediker, maar de spirituele vorming van de hoorder c.q. de kerkganger in beeld te brengen vanit de vraag welke bijdrage de prediking daaraan kan leveren. Daarbij moet wel direct worden bedacht dat de prediking niet meer dan één van de middelen is (naast bijvoorbeeld liturgie, pastoraat, geestelijke begeleiding en catechese) die de christelijke gemeente tot haar beschikking heeft om groei in spiritualiteit te bevorderen. Maar gezien het homiletische karakter van deze bijdrage focus ik nu dus op de samenhang tussen preek en spirituele vorming.

Spirituele vorming

Aandacht voor de thematiek van spirituele vorming is in het Nederlandse taalgbied nog van redelijk recente datum. In de Engelstalige wereld wordt al veel langer intensief gereflecteerd over ‘spiritual formation’. Een bekende definitie van ‘spiritual formation’ is van de hand van Jeffrey P. Greenman : ‘our continuing response to the reality of God’s grace shaping us into the likeness of Jesus Christ, through the work of the Holy Spirit, in the community of faith, for the sake of the world.’ Op een congres dat op 9 januari 2013 aan de Theologische Universiteit in Kampen werd belegd over het thema ‘Spirituele vorming in de lokale geloofsgemeenschap’ werd in zeer nauwe aansluiting bij die definitie deze omschrijving als uitgangspunt gekozen: ‘onze aanhoudende participatie in de realiteit van Gods genade die ons vormt naar het beeld van Christus (Christusgelijkvormigheid), door het werk van de heilige Geest, in de kring van de geloofsgemeenschap, ten behoeve van de wereld.’

In dit verband is ook een uitspraak van C.S. Lewis van belang. De uitspraak gaat over de taak van de kerk maar kan ook zonder meer worden doorvertaald naar het doel van de prediking: ‘The church exists for nothing else but to draw men into Christ, to make them little Christs. If they are not doing that, all the cathedrals, clergy, missions, sermons, even the Bible itself, are simply a waste of time. God became a Man for no other purpose.’ Mensen naar Christus toe trekken en kleine christussen van hen maken (mensen dus die steeds meer Christusgelijkvormig worden) – als dat het doel van de kerk is, dan is dat ook het doel van de prediking. In de terminologie die ik in deze bijdrage gekozen heb: preken hebben als doel een bijdrage te leveren aan de spirituele vorming van de hoorders. Dat gebeurt wanneer de prediking in de kracht van de heilige Geest de hoorders altijd helpt om in de nabijheid van Christus te komen (daarvoor is nodig dat preken altijd christocentrisch zijn) en hen uit te nodigen om de Geest zo te laten werken in hun levens dat ze groeien in Christusgelijkvormigheid.

Gouden driehoek

Op het gebied van spirituele vorming heeft met name Dallas Willard belangrijke bijdragen geleverd door een fundamentele doordenking te bieden van de thema’s van discipelschap en Christusgelijkvormigheid. In het bijzonder zijn boek ‘Gods geheime plan. De herontdekking van een leven met Jezus’ is in dit verband zeer waardevol. In een van de hoofdstukken van dat boek beschrijft hij de weg waarlangs leerlingen van Jezus kunnen groeien in Christusgelijkvormigheid, waarin zij dus verder kunnen komen in het proces van spirituele vorming. Hij brengt dat in beeld aan de hand van een driehoek: de gouden driehoek van Christusgelijkvormigheid. Dallas Willard: “De tussenkomst van de Heilige Geest staat aan de top van de driehoek, om aan te geven dat dit de belangrijkste factor is in het hele proces. De beproevingen van ons dagelijkse leven en de activiteiten die speciaal zijn gericht op onze verandering staan aan de onderkant, om aan te geven dat de verandering daadwerkelijk plaats vindt in ons echte leven waar we omgaan met God en onze naasten. En op het niveau van ons echte leven gaat de invloed van wat ons wordt opgelegd (‘beproevingen’) hand in hand met de keuzes die we zelf maken aangaande alles wat we van plan zijn met onszelf te doen.” In de gouden driehoek als weg waarlangs spirituele vorming plaats vindt die leidt tot groei in Christusgelijkvormigheid gaat het dus om het samenspel van enerzijds het actieve werk van de Heilige Geest (de top van de driehoek) en anderzijds de alledaagse gebeurtenissen van ons leven waarin we beproefd worden in combinatie met bewust geplande geestelijke oefeningen (de basis van de driehoek).

Een curriculum voor Christusgelijkvormigheid

Deze gouden driehoek maakt onderdeel uit van een groter geheel. In hoofdstuk 9 van Willards ‘Gods geheime plan’ voert hij namelijk een pleidooi voor een doelgericht leerplan, een curriculum voor Christusgelijkvormigheid. Want in welke lokale kerk, zo vraag Dallas Willard, bestaat er nu eigenlijk een doegericht en gestructureerd onderwijsprogramma dat christenen helpt om te worden als Jezus en om in het dagelijkse bestaan te leven als een leerling van hem? Willard geeft vervolgens een uitgebreide beschrijving van zo’n leerplan c.q. onderwijsprogramma. Het volgende overzicht biedt daar een korte weergave van:

Een curriculum voor Christusgelijkvormigheid

Welke vier zaken niet de hoofddoelen van het curriculum moeten zijn:

  • Zich aan de buitenkant conformeren aan het onderwijs van Jezus

  • Dogmatische correctheid

  • Trouw meedoen aan de kerkelijke activiteiten

  • Bijzondere geestelijke ervaringen

De twee hoofddoelen van het curriculum:

  • Het verstand gefascineerd laten zijn door God

    • God kennen en liefhebben als de Almachtige, Schepper van hemel en aarde

    • God ontmoeten als de God van Jezus en zijn volk

    • Gods hand zien in de gebeurtenissen in het leven van zijn leerlingen

  • Het breken van de kracht van de zonde en het verwerven van goedheid

    • Zich overgeven aan het werk van de heilige Geest

    • De verzoekingen in het alledaagse leven zien als groeimogelijkheden

    • Gedisciplineerd bezig zijn met geestelijke oefeningen (disciplines van onthouding, disciplines van positieve inzet)

De twee elementen van het basispatroon van het onderwijs:

  • De situatie van de leerling wordt in het licht gesteld van het koninkrijk van de hemelse Vader die regeert door Jezus

  • Iedere leerling wordt begeleid in actuele situaties in zijn of haar leven om zo inzicht en aanmoediging te krijgen die gebaseerd is op concrete ervaringen

De vijf dimensies of fases van het leven met eeuwigheidswaarde:

  • Vertrouwen in en afhankelijkheid van Jezus als onze redder

  • Verlangen om leerling van Jezus te zijn en te leven vanuit de overvloed van het koninkrijk

  • Ervan genieten om gehoorzaam te zijn aan de geboden van Jezus

  • Het ondergaan van een allesdoordringende innerlijke transformatie van hart en ziel

  • Het ontvangen van de kracht om de werken van het koninkrijk te doen

Drie punten voor het implementeren van het curriculum – speciaal voor herders:

  • Wees er zeker van dat de substantie van het curriculum in je eigen leven gestalte krijgt

  • Observeer biddend degenen die al verrukt zijn over Gods koninkrijk en die bereid zijn leerling van Jezus te worden; help hen, besteed tijd aan hen en leid hen door het curriculum

  • Spreek, preek, en geef onderwijs waar je maar kunt over de overvloed van het koninkrijk van God zodat je mensen in verrukking brengt over Gods heerschappij door Jezus

Het zal duidelijk zijn dat het richten van het leven van de gemeente als gemeenschap van leerlingen van Jezus die als roeping hebben om te groeien in Christusgelijkvormigheid op een dergelijk curriculum of leerplan een veelomvattend gebeuren is waar zowel inhoudelijk-theologisch als praktisch-concreet heel veel bij komt kijken. Ook maakt het overzicht van het curriculum duidelijk dat het niet alleen gaat om onderwijs of prediking maar ook om persoonlijke ontmoetingen en geestelijke begeleiding. Tegelijk wordt wel duidelijk dat de prediking daarin een heel belangrijke rol kan spelen.

Elke prediker die ernaar verlangt dat de prediking in de gemeente een bijdrage levert aan de spirituele vorming van de gemeenteleden, zal daarom zijn winst kunnen doen met het zich eigen maken van de verschillende aspecten van Dallas Willards curriculum voor Christusgelijkvormigheid. Het biedt belangrijke aanknopingspunten voor een verdere doordenking van een spirituele homiletiek die een bijdrage wil leveren aan de doordenking van het preekgebeuren vanuit het verlangen dat preken een eigen en unieke betekenis hebben in de geestelijke groei van Gods kinderen die willen leven als leerlingen van de Heer.

Ik spreek de hoop uit dat deze bijdrage een stap mag zijn op weg naar meer aandacht binnen de homiletiek (en ook in de concrete preekpraktijk) voor spirituele vorming en groei in Christusgelijkvormigheid als het doel van alle prediking.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken