Menu

Premium

Profeet en koning in parallellie in Lucas 1-2

Over de kerkelijke gang door het Lucasevangelie heen in de periode van advent heb ik mij altijd enigszins verbaasd. Aan de manier waarop de auteur die we in kerk en academie Lucas noemen, het begin van zijn evangelie gecomponeerd heeft, doet die weinig recht. En dat is jammer, want dat begin, die eerste twee hoofdstukken van het Lucasevangelie, zit nu juist zo prachtig in elkaar.

Want hoe lezen we in advent? We beginnen op de eerste zondag met een kleine passage uit de eschatologische rede van Lucas over de komst op een wolk van de Mensenzoon (21:25-31). Op de twee daaropvolgende zondagen lezen we over Johannes de Doper, eerst over zijn Jesajaanse prediking in de Jordaanstreek (3:1-6) en op zondag ‘Gaudete’ over zijn discussie met de schare (3:7-18), een gedeelte dat feitelijk eindigt met de gevangenneming van Johannes door tetrarch Herodes (3:19-20). Op zondag ‘Rorate Coeli’ staat ten slotte de lofzang van Maria (1:46-55), waarmee de ontmoeting van beide aanstaande moeders, Elisabet en Maria eindigt (1:39-45), centraal.

Deze bijdrage wil een pleidooi zijn om het dit jaar een keer anders te doen, meer in aansluiting op de wijze waarop Lucas advent vorm heeft gegeven, en wel om met advent en kerst de ouverture van het Lucasevangelie te lezen.

Afgrenzing

Dat roept echter ogenblikkelijk de vraag op wat onder ‘de ouverture van het Lucasevangelie’ begrepen moet worden, want daarover bestaat nog altijd verschil van opvatting. Sommige uitleggers, onder wie Frans Breukelman, willen alleen de eerste twee hoofdstukken daartoe rekenen.

F.H. Breukelman, Bijbelse Theologie. Deel III,1 De theologie van de evangelist Matteüs. 1. De ouverture van het evangelie, Kampen: Kok 1984, 181.

Anderen betrekken daar ook de hoofdstukken 3 en 4 nog bij. Zo zegt Jos de Heer: ‘Voordat Lucas aan het eigenlijke geschiedverhaal begint, vertelt hij eerst zeven verhalen (in twee cycli) die van een heel andere orde zijn dan het verhaal vanaf 5,1.’

Jos de Heer, Lucas / Acta. Deel 1 De oorsprongen van het geloof, Zoetermeer: Meinema 2006, 13.

Het gaat om vijf verhalen in Lucas 1-2. Het zesde verhaal betreft ‘het eerste optreden van Johannes’ (3:1-20)’, het zevende verhaal vindt hij in 3:21-4:44; dit zevende ziet hij in parallellie met het voorgaande, zoals uit zijn benaming van het zesde verhaal blijkt: ‘Het eerste optreden van Jezus’. Daarmee doet hij een aantrekkelijk voorstel voor de indeling van de eerste vier hoofdstukken van het evangelie naar Lucas. Zelf zou ik liever een iets andere indeling willen bepleiten. En dan begin ik met Lucas 1-2 als een geheel te beschouwen. Liever dan 3:21-4:44 als een slot van de ouverture te beschouwen, houd ik 2:40-52 voor het eind, met als argument dat de ouverture op dezelfde wijze eindigt als het evangelie als geheel, namelijk met een opgang van Jezus naar Jeruzalem om aldaar het paasfeest te vieren (2:40-52, 9:51-24:53).

Met recht wijst De Heer op de parallellie tussen het optreden van Johannes en Jezus. Maar waar hij, als het om het optreden van Jezus gaat, het bestemde deel laat eindigen in 4:44, meen ik dat je 3:21-24:53 moet zien in parallellie met 3:1-20. Het woordje ‘eerste’ zou ik in beide gevallen uit de aanduiding weghalen. Lucas 3:1-20 ‘optreden van Johannes’ en 3:21-24:54 ‘optreden van Jezus’. De parallellie tussen Johannes en Jezus – zie hieronder – beperkt zich niet tot de eerste vier hoofdstukken, maar geldt in het hele Lucasevangelie.

De compositie van Lucas 1-2

Als het om een visie gaat op de compositie van Lucas 1-2, mag de naam van Frans Breukelman niet ontbreken. Ik citeer uit Bijbelse Theologie 3,1 (pag. 181):

‘In het evangelie van Lucas wordt nu de kern van de ouverture gevormd door het verhaal van de geboorte van Christus in 2:1-20. Alles wat in 1:5-80 en 2:21-40 wordt verteld, wil verstaan worden als de vóór- en nageschiedenis van dat wat de verteller ons in 2:1-20 als de geschiedenis doet horen.’

‘In navolging van Breukelman’ Ad van Nieuwpoort, Tenach opnieuw. Over het Messiaanse tegoed van het evangelie naar Lukas, : Van Gennep 2006, 15, 39.

Veel exegetische inzichten van Breukelman, zeker waar het zijn uitleg van Lucas 2:1-20 betreft, kan ik delen, maar bij dit voorstel heb ik toch sterk het gevoel dat de vader van de Nederlandse bijbelse theologie aan hetgeen de evangelist met zijn verhaal tot uitdrukking wil brengen, geen recht doet. In het Lucasonderzoek kun je bijna wel van consensus spreken waar het gaat om de indeling van de eerste twee hoofdstukken van dit evangelie. Karakteristiek daarvoor is de parallellie.

Het verschijnsel van het parallellisme kennen we in het bijzonder van de Psalmen, maar het ook zoals hier gebruikt worden voor scènes.

De levensloop van Johannes en Jezus wordt door Lucas parallel geschakeld. Iets waar Breukelman geen oog voor heeft gehad. Opmerkelijk voor iemand die altijd veel aandacht voor de compositie had.

De ouverture bestaat – na de proloog (1:1-4) – uit vier delen, waarvan de eerste twee een parallellisme vormen en de tweede twee ook. In schema ziet dat er als volgt uit:

In alle eerlijkheid moet ik erbij zeggen dat de balans met name tussen de delen B en B’ door deze weergave mooier wordt voorgesteld dan feitelijk het geval is. Zo telt B’ veel meer verzen dan B. Daarbij, B’ bevat meer scènes (4) dan B (2).

A

1:5-25

aankondiging van de geboorte van Johannes

A’

1:26-56

aankondiging van de geboorte van Jezus + ontmoeting van Maria en Elisabet

B

1:57-80

geboorte, besnijdenis, naamgeving en groei van Johannes

B’

2:1-52

geboorte, besnijdenis, naamgeving en groei van Jezus

Uit bovenstaand schema blijkt de buitengewone positie die de scène van de ontmoeting van Maria en Elisabet inneemt, uitlopend op de lofzang van Maria (1:39-56). Uit mijn indeling moge blijken dat ik deze ontmoeting opvat als deel uitmakend van het tweede deel, maar ik kan die uitleggers die deze ontmoeting als een zelfstandig deel opvatten en deze scène zelfs als het centrum van de ouverture beschouwen, ook heel goed volgen. Dit gedeelte zou ik willen beschouwen als het slot van het eerste dubbelpaneel. Sommige exegeten kennen aan 2:40-52 een soortgelijke functie toe met betrekking tot het tweede dubbelpaneel.

Zie bijv. Joop Smit, Het verhaal van Lucas. Sleutelpassages uit zijn evangelie, Zoetermeer: Meinema 2009, 17.

Wie de parallellie in het oog blijft houden, zal eerder zeggen dat dit verhaal over Jezus’ groei (zie met name vers 40 en 52) zijn gelijke vindt in 1:80, waar verteld wordt van de groei van Johannes.

Johannes en Jezus

Hoe verhouden beide gestalten, Jezus en Johannes, om wie het in deze ouverture draait, zich tot elkaar? Allereerst kun je zeggen dat ze familie van elkaar zijn. Ze zouden neven van elkaar zijn, zo wordt wel gezegd. Zo staat het echter niet in de tekst. In het evangelie spreekt de bode Gabriël tegen Maria over Elisabet als ‘uw verwante’ (NBG-vertaling)/‘uw familielid’ (NBV). Het woordenboek geeft als omschrijving van het gebruikte woord ‘behorend tot dezelfde uitgebreide familie of clan’. Hun verhouding? Ze horen tot dezelfde clan. En dan heb je al sowieso wat met elkaar, maar helemaal als je dan allebei in dezelfde periode zwanger bent, zoals Elisabet en Maria is overkomen. Dan heb je wat om met elkaar te delen en je over te verheugen. In beider gevallen, zo horen we als lezers, heeft God hierin de hand. Hij is degene die het onmogelijke mogelijk maakt.

Lucas mag het begin van beide joodse jongens gelijkschakelen, maar tot hoever strekt de parallellie zich eigenlijk uit? Joop Smit begint zijn boek over sleutelpassages in het Lucasevangelie met te zeggen dat Lucas Jezus tekent ‘als een profeet die in de voetsporen treedt van de kritische boodschappers die eerder namens God onder het volk Israël zijn opgetreden’ (pag. 7). Hij ziet de parallellie dan ook met name in het gegeven dat in een joodse familie twee toekomstige profeten worden geboren (pag. 16). Hij zegt daarbij dat ze dan op dezelfde profetische lijn mogen staan, maar dat Jezus, ‘die “zoon van de Allerhoogste” genoemd zal worden’, Johannes ook overtreft (pag. 17). Maar deze parallellie gaat hier mijns inziens niet op. Elders in het Lucasevangelie mag Jezus wel als profeet gezien worden (7:16; 9:7-9, 19 en 24:19), ook zichzelf verbindt hij met deze traditie (4:24-27 en 13:32-35), hier in de ouverture is dat niet het geval. De bode Gabriël verbindt dit kind met het davidisch koningschap, een koningschap dat zelfs geen einde zal kennen (1:32-33), waar de bode des Heren het kind Johannes in de profetische traditie van Elia ziet staan. Kortom, in Lucas 1:5-25 krijgen we ‘de aankondiging van de geboorte van de profeet (Johannes)’ te horen, waar in 1:26-38 sprake is van ‘de aankondiging van de geboorte van de koning (Jezus)’.

Profeet en koning, ze horen bij elkaar, zo is veelvuldig in het Oude Testament te zien. Het verhaal van de profeet Natan en koning David (2 Sam. 12) is exemplarisch te noemen, als het gaat om de rol van de profeet ten opzichte van de koning. Uitermate kritisch zijn de profeten steeds als de leidinggevende elite van Israël zich misdraagt. Deze kennis maakt nieuwsgierig hoe de verhouding van profeet en koning in het Lucasevangelie zal zijn. Dat ook deze profeet zich kritisch tot de koning zal verhouden, zien we ook in dit evangelie, maar dan dienen we wel ogenblikkelijk op te merken dat de kritiek van Johannes zich niet op Jezus richt, maar op de tetrarch Herodes (3:1820). Johannes spreekt hem kritisch aan om Herodias, de vrouw van zijn broer, als ook om al zijn andere wandaden. De verhouding tussen Johannes en Jezus als die tussen profeet en koning, is van een andere aard. De functie van deze profeet is niet om de koning scherp in de gaten te houden, zijn rol zal het zijn om voor hem (lett. ‘voor zijn aangezicht’) uit te gaan. Zo zegt de bode des Heren tegen Zacharias (1:17), Zacharias zal dat op zijn beurt in zijn profetische lofzang – in het tweede deel, als hij tegen zijn kind praat – zeggen: ‘want jij zal voor het aangezicht des Heren uitgaan’, met als doel: ‘om zijn wegen te bereiden’ (1:76, vgl. 3:4), waar de bode des Heren bij de aankondiging iets andere bewoordingen heeft gebruikt: ‘om voor de Heer een weltoegerust volk te bereiden’ (1:17). Het mag duidelijk zijn dat Johannes de functie krijgt om alles – wegen en volk – klaar te maken, zodat zijn Heer, deze koning, bij zijn komst een passend welkom van het volk kan verwachten. Die functie van ‘stratenmaker’ oefent hij ook uit – zo blijkt uit 3:120 – als hij het volk oproept om zich als blijk van berouw/omkeer (metanoia) te laten dopen.

De parallellie

Veel uitleggers mogen op de parallellie wijzen, de meeste aandacht gaat uit naar de verschillen, en nauwelijks naar de overeenkomsten.

Zie ook Joseph Verheyden, Creating the Difference Through Parallelism, in: C. Clivaz et al. (ed.), Infancy Gospels (WUNT 281), Tübingen: Mohr Siebeck 2011, 137-160, bijz. 147-159 (voor de verschillen).

Hier vraag ik aandacht voor wat Johannes en Jezus bindt. De parallellie wil in elk geval laten zien, naast het feit dat ze familie van elkaar zijn, dat beide levens parallel met elkaar lopen. En dat niet alleen, hun levens zullen niet los van elkaar staan, maar met elkaar verbonden zijn (zie direct hierboven). Johannes staat hier voorop (met de aankondiging en de geboorte), en dat zal hij ook in zijn leven doen: voor Jezus uitgaan (zie 3:1-20 en 3:21-38).

Wie beide geboorteaankondigingen vergelijkt, ziet daarna eigenlijk nog maar één overeenkomst, althans waar het om de twee kinderen gaat: van beiden wordt gezegd dat ze groot zullen zijn (1:15, 32). Hun grootste band mag er ten slotte in zitten dat ze beiden in directe relatie tot de Allerhoogste staan, de één als ‘profeet van de Allerhoogste’ (1:76), de ander als ‘zoon van de Allerhoogste’ (1:32).

Dat ik hier toch ook nog op het vervolg van het Lucasevangelie wil wijzen, heeft ermee te maken dat daarna hun gelijkenis bij anderen tot onduidelijkheid leidt, met wie zij nu van doen hebben. Drie voorbeelden daarvan. Het eerste betreft Johannes die wat van Jezus moet hebben, want anders kan het volk toch niet ‘in hun hart overleggen’ over Johannes of hij misschien de messias is (3:15). Het tweede betreft Jezus die wat van Johannes moet hebben, want anders kan hij door ‘sommigen’ toch niet gezien worden als Johannes die uit de doden is opgewekt (9:7) of als ‘Johannes de Doper’ (9:19).

N.A. Riemersma, Tussen horen en zien. Opvattingen over Jezus in Lucas 9,7-9, Collationes 42,1 (2012), 84-101.

Voor het derde voorbeeld wijs ik op – het slot van – het verhaal van de opwekking van de jongen van Naïn, waarin van Jezus wordt gezegd: ‘Een groot profeet is opgestaan onder ons’ (7:16). Dat Johannes vervolgens in verwarring is, zoals uit zijn reactie in 7:19 blijkt: ‘Bent u het die komen zou of moeten wij een ander verwachten?’, dat kan toch geen verbazing wekken? Hier klinken immers dezelfde woorden (‘groot’ en ‘profeet’) die eerder – in de ouverture – aan hem waren toegekend?

Leesvoorstel

Ik kom terug op het begin. Want hoe dit evangelie dan wel te lezen met advent en kerst, als je meer de lijn van het begin van het evangelie wilt volgen? Mijn voorstel zal na het voorafgaande niet verbazen: op de eerste zondag van advent, ‘Ad te, Domini, levavi’, wordt het verhaal gelezen van de aankondiging van de geboorte van Johannes (1:5-25), op de tweede zondag, ‘Populus Sion’, staat het verhaal van de aankondiging van de geboorte van Jezus centraal (1:26-38). De lofzang van Maria als slot van de ontmoeting van Maria en Elisabet (1:39-56) krijgt – hoe passend – een plek op zondag ‘Gaudete’. De lezing op de vierde adventszondag, ‘Rorate Coeli’, is ‘de geboorte van Johannes’ met aan het slot de profetische (zie 1:67) lofzang van Zacharias (1:57-80). Om dan met kerst het slot – en de climax – van de ouverture, het verhaal van Jezus’ geboorte, met aansluitend de aardse en de hemelse lofverheffing (2:1-20) aan de orde te laten komen. Krijgt het vervolg (2:21-52) dan ook nog een plek? Zeker. Gebruik daarvoor de resterende (zeven) kerstdagen. Mijn suggestie: Lucas 2:21 (Jezus’ besnijdenis en naamgeving) op de zesde kerstdag (30 december), Lucas 2:22-39 (Simeon en Hanna in de tempel in Jeruzalem) op zevende kerstdag (31 december) en ‘de twaalfjarige Jezus in de tempel’ (2:40-52) op de achtste en laatste dag van het kerstfeest (1 januari 2013).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken